ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE J MS. Dondertlugl% *Smiuarij ism. x. H (Vierde Jaargang.) ping de Buit "lende, Menschelijkheid en Staatkunde. A'ieiiwsiïjdin^en. DUimniiAXD. !i het kabiüj t het bela ig zal U'ili s. dan zal Hall gezegd. lebben Ne-' >od de d 4 volksvöi v •Ik de grond weninoed i t liuri nage zutid ers van lu et verblinde niinistgr; da beid ei\ vied VERSCHIJN Op Maandag cn Donderdag ABONNEtëïENTS-PRI JS VOOR ELK 8 EDITIE. Voor 3 maanden Franco per post f 0,60. - 0,70. BUREAU: Zieriktee, Dam, Lett. B, No. 360. ADVERTENTIE*»: 10 Cent voor eiken regel. Zegelregt voor iedere plaatsing 3o cents. De intending der Advertentien kan geschieden lol Maandag en Woensdag voormiddag 11 ure. VERKRIJGBAAR Bij den Uitgeverhij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in dit rijk. Brieven en Ingezonden stukken franco. H. o iiuarij 18V8" 77 ■dgo:i weva OMEN. zee Nz., zal te Dingsdag de wind giert huilend door het zwerk; de 9 ure, omhendste koude doet zich gevoelende winter ord hebbentseht in al zijne verschrikkelijkheid en kracht, nojien; verlaat thans het zachte dons, waarop gij uwe "•4<> koesterde!kleedt U warm en wél, gij die kig genoeg zijt om die stoffen te bezitten rog R'ltANL, (j tegen de hevigheid der koude beschut- linnen, en wandel slechts een uur met mij onze straten en wegen en wanneer gij aan te vordorer1 tijgerborst gezoogd zijt, wanneer door de 'mite gevoel niet reeds lang verstompt is, ii 'J'"Ker de menschelijkheid nog niet alle hare 'JJi' deln bij U verloren heeft, gewis, dan zult gij weemoed ineenkrimpen, dan zal U het hart 'j.g en en verpletterd zult gij uwe woning weder lentreden. h ft. Kt, li. - let eerste wat onze aandaciit trekt is een troep naakte kinderen, vaal van den honger en werend van d> koude, die hiinne verkleumde Ijis naar dien hartvochtigen rijke uitstrekken, 1 erti kleine gift van hem te erlangen, doch dsogcnloos Icruggestnoten worden, want; hij t niet op de straatDit bevordert slechts de 'esehaanidlioid en de bedelarij cn hij denkt op jüut veel verlichterhij bedelt nooitd, neen I niet eens om de genade van God. !un inds spoedt zich haastig een man de straat 'page van li die er aan alle zijden zeer wel gedaan uitziet; STEUR iiji zie, eeue in lunijien gehulde vrouw, het s zullende//(keudst beeld der armoede en ellende, schiet g niet eevi®!6"1 '00 en smeekt hem, terwijl cene bange lt]Ji in haar oog parelt en eene bonaauvvde zucht krampachtig hijgenden boezem ontsnapt, :cne aalmoes voor baar en voor den uitge- un zuigeling die aan hare borst weent, daar san die levensbron der jeugd gecne lafenis vinden kan. want zij is opgedroogd, en in prilste jeugd reeds gedoemd is tot liet lij i--. iom,.., i::in,., irderen li ran PUit^ mislede e doen, den Nolii het iiuttigJl dit alzoo t sen strekken, kan rekenen aden onttrek'. per r bestuurdi hier, alsmed, jsn WEIJDt;' oLcliap binnc: ifdadige pogirr eelneiuiiig aai President, jZ. Thesaurier iets willeujf (lozen streij Ier armen den 20 of 2? PUYSIQU191"s-o- o- - v les. Hij ,ei 'tot het ondragelijkst lijden; tot het ondra- ist lijden der armoede; doch heil het onschtll- knaapje, de dood zal zich zijner erbarmen ood zal het van zijn lijden verlossen, en dat vezen vernietigen dat slechts een vloek voor J zijn zoude doch om hetwelke nog cenige i te rekken zijne moeder thans cene liefde- perse van lBen meer gezegende afsmeekt. ''(duisteren wij hun gesprek. Heer. [Met zeer veel air.) Wel zoo loopt ok zoo maar op de straat bedelen. Vrouwtje? i Vrouw. (Treurig en met ncdergesltgen oogen.) ja Mijnlieerl Wij lijden zulk een gebrek, ehalve dit onnoozele bloedje, dat gij hier ziet, ik te huis nog zes arme schapen van kin- i, (de armen zijn doorgaans rijk in kinde- den eenigsten zegen? I die voor hen bewaard |nt) die mede gebrek lijden moeten en dit £nijdt mij de ziel, want (zij prangt snikkende zuigeling in hare armenGodhet is zoo (end zoo onbegrijpelijk grievendvoor eene tierte moeten zien dat bare kinderen lijden, tail beiioodi"? "J behoefte hebben cn niet daaraan te kun- 0 voldoen. rlOlHeïiTE Heer. (Eenigzins bewogen.) Maar hebt gij "■.geen man die voor U en Uwe kinderen wer- kan? (Strenger.) Mij dur.kt er is toch nog ==~=1 het een en ander te verdienen als men maar e benoodiguv te vadzig is en handen uit de mouw steken JriiïriBz? li en di' 's dan toch altijd beter, als te loo- 'lUlLIt. bedelen. goed met I 'e Vrouw. O, ja Mijnheer! doch mijn man om «V en gevolge van het zware werk dat hij langen '<os 'Ivcrrigten moest, cn het slechte voedsel wat daarbij hadden, ziek geworden, cn heeft p mo/K-' eenige weken niets meer kunnen verdienen, j nu bij eenigzins hersteld is, is het werk ge pit, en wij moeten toch leven Mijnheer! (Op een roerende toon.) Achik bi l U geeft mij eene kleinigheid voor mij_en mijne ongelukkige kinderen. De Heir. (Aangedaan en min of meer onthutst.) Ja, ik moet bekennen 't is ongelukkig, zeer on gelukkig vrouwtje Doch ik kan er niets aan doen. Maar waartoe wendt gij U niet tot den armen (haastig) of geniet gij misschien reeds onderstand? \Koel.) Nu, dan zult gij het ook zoo erg bang niet hebben. De Vrouw. Bitter glimlagchende O, ja Mijn heer I wij genieten onderstand. De Heer. (Driftig) En hoeveel wel, als 't U belieft De Vrouw. Een aanzienlijke som, 8 stuivers in de 7 dagen voor 9 personen. (Hare buurvrouw, die een even talrijk gezin hadtruk nog een dubbeltje minder; maar daarvoor was ook haar man ziek geweest en kon zij hem nu wat ver sterkende middelen koopen.) Het tooneel is nu afgeloopen: Mijnbeer heeft zijn onderzoek geëindigd. Hij haalt de schouders op; mompelt binnensmonds zoo wat van zuinig zijn en dat men wel alles op een dag verteren kanrepeteerd nog eens zijn »'t is ongelukkig, ik beken hetmaar ik kan er toch niets aan doen," en de weenende vrouw voorbij stappende, ziet gij hem het eerste koffijhuis het beste bin nentreden-, waar die zelfde mandie er niets aan doen kan, aan bittertjes (de maag moet toch ook wat versterkt worden) en aan partijtjes bil jard (o! die. ligchaamsbeweging voor den maaitijd is zoo gezond en dan smaakt het eten wel eens zoo lekker) juist zooveel uitgeeft als het inkomen van dat gebrek iijdende gezin gedurende 7 lange koude dagen bedraagt8 stuivers O! menschelijk mededoogen. Daar onze tijd bepaald is en ik U gevoel niet te heiig schokken wil, zal ik U thans niet rond voeren door de dusgenaamde achterstraten onzer steden of U inleiden in die akelige e* bouwval lige woningen die slechts op eene gelegen heid schijnen te wachten om in te storten met hunne gescheurde muren cn gebrokene glasruiten, die den wind en do koude eenen vrijen doortogt verleenen; en met hunne deurlooze vertrekken en zwart borookte wandentreffende afbeeldsels, neen waarachtige voorportalen der hel zijn want ellende en zedeloosheid hebben er sinds onheu gelijke tijden hunnen erfelijken zetel gevestigd. Gij zoudt sidderen, de haren zouden U te berge rijzen, wanneer gij uwen blik vrijelijk in die holen des ongeliiks en der zonde werpen kondt. Maar kom aan, verlaten wij den bebouwden kring onzer steden en dorpenbegeven wij ons op het land hier zal het mogelijk wel eenigzins heter gpsteld zijn; hier ons gevoel minder smar telijk door het gezigt van armoede en ellende, getroffen worden? Wij zullen zien. Ik wijs U niet op die uitgehongerde scharen bedelaars, die ik reeds eenmaal voor uwe verbeelding opge roepen hebmaar ziedaar voor U in het verschiet, ziet gij daar niet die donkere, zich naauwclijks boven de oppervlakte van den grond verheffende stippen? Wel nu, dut zijn de verblijven der ar moede, daar heersclit zij onbeteugeld. Ga er heen en gij zult een aantal uit riet en slijk zamenge- stelde koten vinden waarin eene schare onzer natuurgenooten van de ontbering bestaaten verstoken van al datgene wat in staat is den menschnatuurlijk cn zedelijk, tot mensch te vormenhet redenloos gedierte gelijk, en van de maatschappij verstooten, voortleeft; en als nu somtijds deze of gene hunner door het nijpendst gebrek daartoe gedrongen en zedelijk verwaarloosd als hij is, in die maatschappij terugtreden en zijne handen naar een anders cigenduin uitstrekken mogt; ol wee dan zijner; dan zal diezelfde maat schappij eens toonen hoe wel geordend en be schaafd zij is. Oogenblikkelijk wordt hij gevat, voor eene deftig uitgedoste vergadering gebragt gehoord, gevonnisddoor den beul en zijne hand langers naar het schavot gesleept, bloedig ge- gecseld, (de heilige justitie moet immers voldaan worden) en cenige jaren in den keiker geworpen, om later, door deze zeer liefderijke en heilzame ermaniiigen zeker veel verbeterdweder in de wereld teruggestootcn te worden, 't Is heerlijk 't Is voortreffelijk O' mensclieiijke wijsheid! O! menschelijke regtvaardigheid Doch waar dwalen wij met onze gedachten? Welaan', keeren wij terug en houden wij onze wandeling voor afgedaan. Wij zagen trouwens reeds genoeg. Ons beeld schijnt U misschien cenigzints scherp geteekend, Landgennoten en mogelijk zullen velen uwer de door ons gekozene tinten wel wat te donker noemen? en ach! gave God dat liet waar heid wareMaar helaaswij hebben maar al te juist getroffen. Doch wij bidden U, wees niet te voorbarig met uw oordeelschort het nog wei nige oogenblikken op, en zoo gij al geen lust gevoelt om ons, in onze wandelingen na te volgen en zelve met uw eigen oogen, de alom heer- schendc ellende te gaan aanschouwen inderdaad geene uitlokkende laak zie dan alleenlijk in de verslagen door Provinciale- en Gemeente-besturen over het afgeloopene jaar opgemaakt en uitge geven neem dan eenvoudig de onderscheidene dagbladen, van welke kleur dan ook in de band, en beschouw hoedanig zij Usoms geheel onwil lekeurig, den- toestand des Volks aïschetsen zul len of lees slechts de velerlei aanschrijvingen uwer respectieve armbesturen aan hunne gegoede gemeenteleden gezonden; hoor die zielroerende beden, van de onderscheidene Christelijke leerstoe len, tot U gerigt, en waarin en door gij, met de krachtigste en beweeglijkste drangreden, opge wekt en aangespoord wordt, om de talrijke scha ren uwer noodlijdende broeders en zusters wel te doen en wanneer gij nu al blind en ongevoelig genoeg geweest waart, om het zelve vroeger niet te bespeuren, zoo zal het U dan toch zeker wel duidelijk worden dat de ellende des Volks groot is en de armoede hand over hand op de schrik— barendste wijze toeneemtterwijl zelf de onder scheidene diakoniën die heerlijke instellingen des Christendoms en het laatste toevlugtsoord der ongelukkigenevenzeer als de bijzondere liefda digheid, welke hen in staat moet stellen om wel te doen, uitgeput, ten eenemaie uitgeput en uit gezogen zijn. En waardoor? Zie. Nederlander! op den stapel uwer belas tingbiljetten en gij zult het antwoord hebben. Dan, laat dit alles U niet te zeer ontmoedigen, LandgenootenWant hebt gij nu de schaduwzijde des beelds gezien wij zullen U ook de lichtzijde ter beschouwing vooihouden. 't Is waar, de ellende is hier groot, is veelzijdig, is onuitdrukbaar groot, Landgenooten! Uwe lasten zijn zoo ondragelijk zwaar geworden dat gij de zelve niet langer torschen kunt, daardoor is uwe wel dadigheid verlamd, en terwijl gij uwe broeders door gebrek ziet wegkwijnen en op uwe straten omko men, kunt gij bijna niets meer tot hunne redding aanwenden; maardaarvoor woont gij ook in het op verlichting en beschaving roemend Neder land I Daarvoor zijt gij burgers van eenen voor treffelijk ingerigten Staat, en leden eener welge ordende Maatschappij1 En in ruiling voor al d e ellende hebt gij o Door Gods genade?'' eenen rid derlijken en onnoemelijk rijken Koning, en die U wel de gunstbewijzen wil oin ais het offer uwer schuldige dankbaarheid, voor al zijne moeite en inspanning, jaarlijks een voddige 15 tonnen gouds, of 1500,000 zegge Vijftienmaal Honderd Duizend Guldensvan U te accepteren, maar daarvoor dan ook regt vorstelijk leven en reizen en elen en drinkenen tot uwe eer, en ter verhooging van den vaderlaiidschen roem de briljnndstJ, om niet te zeggen, overdadigstediplomatieke partijen ge ven moeten dus die bagatel wel hebben inag daarvoor hebt gij een Prins van Oranje, die, als een bewijs zijner vorstedijke welwillendheid idem 100,000 gulden jaarlijks incasseertdaar voor hebt gij geen een minder dan Negen in 't g nul gedoste en hoogst bekwame Ministers, die U mede ieder niet meer dan 1000 gulden in de maand kosten cn alle uwe binnen- en buitcnlandsche uwe in-en uitwendige, invest ffelijke en geeste lijke belangen zelf, met diepe wijsheid en edele belangeloosheid tot verbazing van gansch Europa, en tot uwe eigene regtmalige blijdschap beheereu en behartigenKoophandel en Zeevaart doen bloeij-n Kunsten en Wetenschappen beschermen, enz. enz.en daarin krachtdadig bijgestaan en voorgelicht worden door eene onafzienbare rei van gegalonneerde, luele halve cn kwart Ambassa deurs in 't algemeen paarlen van liet eerste wateren evenzeer door onzen onvergelijkelijk Baad van Slate een collegie waarin niets dan de grootste lichten des lands zitting hebben (adres aan Graaf Jan de stalmeester) cn wat zoo verre in bedaarde wijsheid gevorderd isdat het aan de zotheid grenstdaarvoor hebt gij twee volle ka mers éé.i beste, en een mindere soort met verlichte en vrijzinnige volks vertegenwoordigers, die om liet zeerst voor uwe rogten en belangen waken en der Regering zoo zij ongelukkig al eens mistasten mogt bij liet minste vergrijp da delijk teregtwijzen zouden; daarvoor hebt gij niet minder dan Tien Provinciale Geregtshoven cn nog een aantal onmisbare Uegthanken en Kantonge- regten die allen met de handhaving van Regt en Geregtigheid belast zijn, en zich, 't zij ter hunner eere gezegdloffelijk van hunnen pligt kwijten; daarvoor hebt gij een legio broodnoodige, net afgemonsterde en rijk vergulde land- en zee officieren, die voor den natioualcn roem, de eer der vlag, de onschendbaarheid van het grondge bied des Rijks en der Koloniën en de belangen van onzen Handel, waar ook bedreigd, manmoe dig strijdenen voor de bescherming des Volks, tegen uitlieeinscli of inlandsch geweldgoed en bloed opofferen zouden; (als er te vechten viel, wel te verstaanin één woord daarvoor hebt gij alles wat gij hebt, en dat Nederland sinds jaren in- en uitweuding zoo gelukkig en geëerd gemaakt heeft. Welnu, Nederlandersl Wij hebben U liet pro en contra laten hoorenwij gaven U het eooren tegen van uwen natioualcn (en maalschappclijken toestand eenigzins te beschouwenwelnuwat zegt gij er van? Kan al de glansen heerlijkheid van het laatste, wel tegen den jammer van het eerste opwegen? Ja, niet waar? En gij wilt blijven die gij zijt? Gij verkiest te behouden wat gij hebt? Dus geene Grondwets-lierzieiiing, geene Hervorming, geen Vooruitgang; (stilzitten is tucli veel gemak kelijker, niet waar) en verzinkt dan Nederland, zoo als liet waarachtig verzinken zalonder de bergen leeds en schuld die hetzelve bezwaren, welnu dan, dat het dan verzink','; liet za! dan tocli koninklijk en inet glans en al «overwegende" veiz nlteii en dus: Weg melde Liberalen! Weg niet de Oppositie! Weg inet do vrije Drukpers! en Leve de Kuning! Leve liet Ministerie! Leve het Behoud I Amen! g»rekt geduldige en geloovige lands- kinderkens AmenHet zij alzoo. Zicrikzce, 10 Jan. 18V8. Wij ïo«»rn, ia ruiling, daar wij niet geloovcn dat voor de ccitivig gezegende! wederkomst van het dierbare huis vau Oranje en de vei helling van Nederland tol een koningrijkmui ïoovevl glans, eu ellende tevens, hier gevonden werden. Berlijn, 6 Januarij. Men wil weten, dat aan Pruissen eerstdaags eene wet op de drukpers zal worden geschonkenvolgens welke de redenering

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1848 | | pagina 1