J O OPEItSCHMM SOMEN Men zoekt ons diets te maken.dat onceiiighcid met zijne collega's, op het stuk der Grondwets herziening, de beweegreden was van de aftreding des ministers van Hall, Gelooft Ut niet, onnoozelen; dat is slechts een listig komediespel, verzonnen om aan die aftreding cenen glimp te geven en de openbare meening om den tuin te leiden. De man, die eenmaal als advocaat en redacteur van de Noordstar de meest vrijzinnige denkbeelden voorstond en dezelve later als minister op do onbescbaamdsle wijze verloochende, ja, om diezelfde denkbeelden an deren toen met wraakgierigheid deed vervolgen die man zou den miuisteriëlen zetel verlaten omdat men bij de herziening der Grondwet niet op een genoegzaam vrijzinnigen voet wil te werk gaan.'..... Wie het gelooft is een dwaas; wie het verkondigen zijn öf aartsdomoorco 61' ver raders. Neen men kan er wel van overtuigd zijn; zoo van Hall de portefeuille nederlegt, hut is alleen omdat hij volstrekt gveno kans meer ziet om dia een oogenblilv langer zonder gevaar vuur zichzclven te houden. Wanneer men de ratten een gebouw ziet ver laten is het een tceken dat het spoedig zal in storten. Dat ook de hr. de la Sarraz is afgetreden komt ons op dit oogcnhlik minder belangrijk voor, om er heden over uit te weiden. Slechts dit in het voorbijgaan De hr. do la Sarraz heeft eenvoudig plaals moeten maken: hoe, waarom en voor wien zullen wij later wel eens naar ons beat oordeel uitleggen; oo'.: hieiio l'.r.S wederom knoeijerij, maar eene min schadelijke knoeijerij plaats, die wij zeer wel doorgronden. (de Burger.) Aan U, mijn arme Va /And Aan U behóórt dit lied, Doorror.kelt van een boezembrand Waarin ik gatisch vóri'-i'tl De vrijgeboren fduzrv De vaderlandsche Bod, De Priester van het eeuwig schoon Heeft nog voor U eer; hart 1 Al is dat hart gevierendeeld, Geleêbraakt door geweld, Een vlam als door mijne 'aadren speelt Wordt in geen boei gekoeld Een gloed als in mijn boezem woont. Ontleend aan de eeuwigheid Kastijdt, verafschuwt wie U hoont, En weent wanneer gij schreit! Van hier, van hierwie veete en wrok, En lage tochten voèn. Wie bij een voelbren waereldschok. Niet hunkeren naar zoenl De Dichter, op ren honger trans Dan wrokkende 'nardeïing, Vergeet geleden onrecht gantsch; Zijn wraak i;; zegening! Schoon 'tPriestrendom van 't stof hem zoek' En roekloos schuldig vindt Wat raakt hem nietige aardvvormvloek Wien sterflijkhei i niet bindt? Zijn schild zijn rots is de almacht Gods, Wiens werk hij hier verricht; Zijn zwaard.zijn benk'laar, harnas,knods, De vuurtaal van zijn Dicht Hier geldt geen aanzien des persoons De dichter, niet de mensch Leze in dit uur iets ongewoons. En voeg het zaam tot wenscli! Die warm gevlochten krans der kuDSt Op 't graf des ouden tijds, o Neem die aan in liefje en gunst, Spijt d' angelvlijm des Nijds! Aan allen in wat rang of stand, In welken kring geplaatst, Reik ik dit uur de broederhand: Wellicht voor 't eerst en 't laatst! Hier, in den achterhoek der aard (Een ander Sint-Heleen 1) Staar ik, voor Neèrlands lot vervaard, In toekomst en verleêa 1 Belui ik triomfantelijk Den Doode aan 't graf vertrouwd En wordt de Jojgseboorne rijk Begiftigd streng geschouwd Daar's weèr een tijdgolf weggevloeid; Die ruime zangstof biedt! Eet heeft geonweerd 't heeft geloeid!.... Het dondert in verschiet!... o Daar heelt burgerbloed gestroomd Op Grunoos, Frispos grond!... D.iar'siiietsontzien; - daar'»niets geschroomd!. Maar wreed gemoord] gewond Schuif, Zingste;*! schuif een dicht girdijn. Voor al die ijslijkhièn Laat, laat allee» hier hechter rij Het dond.erwoord van Eek 1 Wie lijken tot een voetstuk koos Voor 't standbeeld dat hij giet Die is verloren voor altoos Diens rijk gaat dra te nieU Wie in 't Cement van burgerbloed Van zweet eu tranen bouwt, Die vliegt een vonnis in 't gemoet Van 't eindeloos Bshol'd I Maar Gij, die in 't vei vl iden j aar Zooveel hebt lief grind En offerend op 't hart altaar De liei!ii.'iVKète33ub..d o Gij. die mij schipbreukeling Op 't punt van onileslaau Op rotskiif bracht eirhëuveikliiig Met zooveel leeds begaan o Gijdie vol van liefde en God, Me in kerkerkot eu krocht. Bewogen niet mijn Mariiaarslot Pleegvgardjg licht bezocht; o Gij, die mij oprecht beklaagd, Beweend hebt. Schoon Geslacht Die licht nog naar den lijder vraagt Vergeefs op vrijspraak wacht: Neemt, neemt mijn dankerkentenis, Een zwaar gezwollen liaan De hoetprijs uit een wildernis. Als schuldvüldoener aan Die Pleitbezorger is aan 't woord; Zijn roerende Englentaal liet Godgevalligst harpakkoord In elke tempelzaal 1 o Gij, zoo vo! van dat gevoel Dat God dat dichter maakt Gij, waart niet, onverschillig, koel. Maar schreijende bespraakt 1 Teêrlievendo Eoglen 1 zijt gegroet Van 't hart dat U waardeert; U licht hier nainaals weêr ontmoet, Zoo 't niet te veei begeert! Waar toeft gij, onafzienbre schaar, Die van de waereld vol, Niet boorde of zag «Uw einde is duar Vclspeeld de korte rol I" Waar toeft ge, in d'eersle levensvraag GeknottenNacht van 'tGraf! Cw zwijgend andwoord op die vraag Hoe knakt liet Hoogmoedsstaf Hoe velen zijn ter rust gegaan Hoe velen thands niet meer Die nokten op de worstelbaan: Keer, eeuw des zegens 1 keer! Gij zijt geweest, mijn vriend mijn raad! Aardsvijiind van *t Bedrog.' Gij hebt voleind, mijn toeverlaat! En ik-' ik adem nóg!...- Ach sterven en vergeten zijn Ach sterven onbeweend Dat denkbeeld is mij hellepijn Schokt nieren, en gebéent Nieldeiikers nn-: een' Eeuwigheid! Zijn we ieder oógeublik Ter ze/V ere afreis toebereid Gerijpt ten stervensnili Eonijd'.eüir 'I lot van wie er zwoegt, Zoov'hij wil en k ui En daarbij ua overtuiging voegt'; Ik (doeg als om lijk man Ik doe mijn best van vroeg tot laat, En oogst bet loon der vlijt; Ik vind geen kiinsten uit, geen kwaad, Waardoor mijn naasten lijdt. Gelukkig, wie van Mirisput, Malaise, en zoo wat meer, Van Kamervoogden eigen nul, En ordeloos beheer Van goochlarij en ziukensaood Van kuiperij niets weet Maar zoet of zuur gewonnen brood In land.ijke-onschuld eet! o Eenvoud van hel platte land Van steedschen zin zoo schuw Breid - sluitster van den Eendraclilsband Hoe vaak benijdde ik U1 Wat weet de nijvre boersche maagd Van Circos tooverlonk Van wat de steedsche in 't harte draagt, A.l is ze ook nog zoo jonk?... Wat weet de forscli gespierde borst, Den ploegstaart in de vuist Van vviilpsclilividt kenmerk van een Vorst, Die met Silenen huist? W at weet de gulle en eerhre Vrouw Des landmails, van gespuis Te dartle ininnevia u getrouw, En naauvv ten halve' kuiseli? o Eenvoud van het platte land! Aaijdsvaderlijlieii zin Die weet van schaamte en gruwt van schand, Ga tot Paleizen ia o Kiiiderljjkc onnoozellieid Dj schalkschen maagden lach Door 'i lied der Eoglen ingeleid Op uw geboortedag! o Eerlijkheido Trouw de kroon Der lieve aanvalligiieén o EmsclilfêiiP. merk van vrnuwlijk schoon Keert weèr tut poez'ie lefn-' o Lapds^jkij.ipenvr.udigheid o Spaarzaamheid zoo mild Zijt in dit Nieuwejaar gevleid Gevrijd, eu meest gewild! Trekt met Uw nasleep van Geluk Het koninklijk gemoed, Opdat de Vorst belastingdruk Vcrtréda met den voet! 't Jaar acht-en-rcerlig zij 't begin Van 't lang begonnen werk Op aller volkspartijen tin 't Geweld der bel te sterk! 'i Jaar acht-en-reertig zij de schoot Bezwangerd door een geest, Die steeds van vrijheids morgenrood De Vader is geweest! o Legg' dit jaar den eersten steen Tot die verandering, Die 't heil omsluit van 'l algemeen, Tot -Grondwetswijziging Een stalen wil kan wondren doen; Eendrachtig zijn maakt macht: Bataven! basterrlkroost van 't koen, Onwrikbaar Voorgeslacht! Üitwijkingziekenerg besmet Van landverliuizingspest, Bedenk der vaadren spreuk is wet Oost, West, te huis het best? Ulijsscs, heeft op langer tocht, Geen tiende of honderst part Van 't geen ik doorstond, overbrocht: En toch is 't uitgehard! Wijkt niet naar Noord-Amerika Gij vindt er óók een Gr.if Bouwt hier uw Philadelphia, En breekt uw Babel af! De krijgsman die in 't heetst van 't vuur, Gewapend tijgd ter vlucht Heeft in den vreemde rust noch duur Plukt vau 't verraad de vrucht. Neen, niet bij foltereude angst en pijn Gezegd: »ik poets de plaat En laat maar Koning Koning zijn. Den kranken Staat maar Staat! Neen, eer geplant op stapels doón Ons blaauw eu wit en rood Dan 't arme Vaderland ontvloön, lil 't barnen van den nood! o Dat geloofd en nageleefd In 't nieuwe tijdsgewricht; En Hu die kruis naar krachten geeft Maakt de overwinning licht Gelijkheid, VrijheidBroederschap Dat vorstlijk drietal kom Maak stijgende van trap tot trap Regeringloosheid stom i erheemlende vereeniging Van menseheliik eevoel Verbroedering Verzustering o Dat zij aller doel o Zij d'afschuwbren broederhaat, Alom, alom gesmoord; Dat monster in een vrijen Staat Dat broedt op broedermoord Als de eene hand toch de andere wascht Dan zijn ze beide schoon; Welaan dan moedig aangetast, Het vlammend oog op 't loon Hij; die op eens te v.eel begeert, Die lioü nog wat te gcè Bedenke dat van -Alpben leert: «Goeft kiildren geeft wat toe Bij die van 't Lot te veel verlangt Die late een weinig af; En wie aan wat veroud is hangt, Zij minder norsch en straf! Gematigd en bezadigd zijn En toch oen opposant, D'° wezen onderscheidt van schijn, Lichtzij, van schaduwkant; Te strijlon met manhaften moed Standvastig en bedaard Tot in der koningen gemoed De irist is opgeklaard Dat zij der welgezindon leus in 't worstelend Euroop Dit vrijtevochten Volk! inv keus, Uw Ijijdscbap, roem en hoop I Vergptei zij wat achter is Zoc als de apostel zegt, (2) Wat vojdsél gaf aan ergernis Bij jnrechtkweekend recht. Vergevci en vergeten zij Wat ik, wat elk misdreef'. Beminnnio vergeven wij Opiat ons God vergeev' Verdraagzaamheid, die hemeltelg, Dad zegenstortend néér, En wie het lief moog zijn of belg Dreig de aard gelijkheid weèr Vergetel dan wat achter ligt; Vocruitgang nagestreefd Met looi naar werken in 't gezicht Dal nieuwe strijdkracht geeft. Dat Vuks soldaat, de democraat, Ornijes val verhoed! Dat 's V>rst I nu 'tuur van handien Miji Nieuvvjaarsmorgengroet Wat ik u wenscli dat houdt wat Hoi kort die vvensrh ook zij Een afleer van Jan Saliezin, Epi hart voor 'i Volk en mij 't Sehiilbarcnd pauperisme sterv He Jrsiiitisme sneev De wcbnschap verrijkc ons erf, Dc poëzij herleev 1 Kiei 't Jaar acht-en veertig horgc u dat En Koning Willem twee' Weèr klinkt: «de Prins is in do lö vivat.' hoezee-' a Weèr leeft ons stervend Volksgezang, 't iViliielmus dus lierbaard Spaar Senielspaar den Koning lan; Zoc lang door 't Volk gespaard o 'l Democrjlisclie gevoel Outvtikk'le reuzenkracht Bereik rijn bemelsch Englendoel Selall' eerlang: 't is volbracht God dj dit jaar een stroom gedijk Die van de rotsen schiet En 'tcorstend dor geschroeide Rijk, 'tVerhemelte begiet! Dan plengen v.ij den offerwijn; Dan julilen prijzen wij Dan zil wiêr Neerland Neèrland ziji De HandelDrukpers vrij! Dan ebt, wat nu schrikbarend wast, Een ambtenarenvlocd; Een Oceaan van schuldenlast Van burgerzvveet en bloed! o Dan versterft van lieverleè De noodkreet: «wij vergaan!» Dan is 't onzalig Zierikzee, Met wie u nijpt gedaan o Dan verlaatwat nu nog tiert Der maatschappij en pest, Een budget vretend ongediert Met stille trom de vest! o God van Neèrland! Gid van heil! Verwezenlijk die maar, Hoe donker 't pad ook zij en steil Maak, maak mijn droomen waa( MARQUiS di! THOUAUS.' Parijs, 31 evrotiw Ade bgesteid was prgelijken toi e gelieele kc |ct bej van d' erd onmiddelijl leke de troo: lieden. lieni' sta,.'Je' tijdelijke Iven treurige eral veel die ter ;chouden wo De prinses erdom; zij Ill he onderlinge fretting van hloroforme irine inadem Basop den n liad tcrstoi kenden invli ei'!ijk blcvei gevoeligheid Frankfort aartshertog» den die zi bekomen lu fl. geschat nagelaten 'tonder de Antwerpen van den an omstt tige weddn Kersmis elk half 9 ure dag toe, do entrepc getuigen laatste bal bedekt; h [lij uit he an ontstel kewonnen (1) De voor weinige dagen in vollen levensbloei, slapen brave burgervader vaD slad en ambt Harden (9) ri.illpp. 3 14, De ondergeleekende liet voornemen; gevat hebbende, de betreking van BA' Waar te nemenbeveelt zieb bij deze in de van hare Stadgenooten beloovcnde eene pr bediening. Zierikzee K. van VERRE, 3 ianuarij 1848. Wed. JAN van SAS, in de Nieuwe-Bogerdstrad Zwolle, Van eenen (schreven ]Michigan De brie zijn gezin daar goed aangekom tegen 2 gezet, maar al I» voet Se groi f iaden gtslagen vruchten gSs» Bij den Uitgever dezes zijn- te bekonl Deze w VAN ZIERIKZEE, TER DRUKKERIJ VAN P. op de woonlijk dagloon maakt, dollar Hen maken gereeds daar

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1848 | | pagina 2