föieu'
een woordliet gedrag der Regering moet zoo
danig zijndat ieder liurger van den Staat door
drongen wordt van do overtuiging van het on
misbare bestaan cener Regeringzoodanig, dat hij
voor dezelve den meesten eerbied en de meeste
achting koestert en het grootste vertrouwen in
haar stelt.
De Natie is verpligt de Regering te gehoorzamen
en alles te doen en aan tc wenden, om haar het
regeren gemakkelijk te maken en mede te werken
tot instandhouding der orde, zoo onmisbaar voor
den Staat. Ziedaar, wat de burger eiker goede
Regering verschuldigd is.
WOUDEN WIJ NEDERLANDERSGOED
GEREGEERD?
Openhartig gesproken, zeggen wij neerr.
In Nederland is de Regering veel tc kostbaar,
en betaalt de burger voor de bescherming die
hij geniet, veel te veel. De gelden die de
meesten voor de genoemde bescherming betalen
overtreffen dikwijls zeer verre de waarde van het
to bescliermene. De Nederlanders staan gelijk aart
iemand, die, om een tienguldenstuk te bewaren,
zich een koffer aanschaft die hem twee tien
guldenstukken kost. In Nederland betalen diegenen,
welke weinig of niets bezitten en uie dus weinig
of geen belang hebben bij de bescherming die de
Jtegering den burger verleent of bij de strenge
handhaving van het eigendomsregtdikwijls meer
dan zij, die schatten bezitten want nergens
drukken de belastingen met meer ongelijkheid
dan hier.
Het vertrouwen der Nederlanders in de Regering
is geheel en al geweken en dit kan ook wel
niet anders; want de daden der Regering, met
eenen blikdie juist zoo heel scherp niet be
hoeft te wezen, gadeslaande zal men ontdekken
dat de Regering haar eigen belang boven dat
der Natie stelt, eigene grootheid zoekt in plaats
van liet welzijn des Lands.
Welken eerbied en achting kan het Volk voor
Ministers koesterendie zich straffeloos laten be
spotten en in een bespottelijk daglicht laten stellen
in Ministeis, van welken de geheele Natie met
alschuw spreekt Rij voorbeeld welke achting
of welken eerbied kan de Natie koesteren voor
eenen ran Ball die zich laat honen bespotten
ja verguizen en vertrappen, liever dan afstand te
doen van de ministeriële portefeuille, in wier
bezit hij zich tot ramp der Natiegesteld ziel
en aan welke hij zich vastklemt als een' vrek aan
zijnen schat. Het walgt ons langer van eenen
man Ie spreken als van Hallook zijn zijne daden
en handelwijzen maar al te zeer bekend dan
dat niet ieder overtuigd zoude wezen, dat van
Hall elke aanspraak op eerbied en achting ver
loren heeft. Wie Baud en dc Jonge van Campens-
Nieuxcland. zijn, is te algemeen bekend, dan dat
wij zulks hier behoeven te zeggenen zulke
algemeen gehate en veiachte personen zien wij
in het bezit der ministeriële portefeuilles. Kan de
Natie met zulk eene Regering tevreden zijn
De Eerste Kamer, wat rigt dezelve voor goeds
uit? Niets! en iedereen is overtuigd dat dezelve
geheel onnoodig is en zeer goed gemist kon wor
den en dat ligchaam blijft nogtans bestaan dat
den lande jaarlijks meer dan negentig duizend gul
dens kost (1) f 25,000 worden er jaarlijks weg
geworpen aan het Journal de la Bayekostende
twaalf Staatsraden niet jaarlijks f 00,000? en als
men nagaatdat onder dezelve mannen gevonden
worden als Graaf Jan van Rechlcren dan zal
iedereen begrijpen hoe noodig die Staatsraden
zijn. Zuigt niet een leger van te boog gesalari
eerde Hoofd-Ambtenaren den burger uit? Maken
niet onze Afgezanten eene kostbare verlooning aan
de vreemde hovenen is het getal onzer geregls-
hoven niet veel te aanzienlijk Kan de Natie
met zulk eene Regering die zoo roekeloos met
de met zoo veel moeite en zorg bijeengebragto
penningen rondspringt tevreden wezen? Onze
Tweede Kamer levert dikwijls een allerbedroevendst
schouwspel op, wanneer wij in dezelve zien,
hoe velenin plaats van de belangen der Nalie
voor te staan, zich beijveren om den Ministers
aangenaam te zijn ten einde ridderordenposten
of betrekkingen voor zich of hunne kinderen
of bloedverwanten te bekomen, en schijnen te ver
geten dat zij eenmaal dezen plegtigen eed hebben
afgelegdIk zweer dat ik do grondwet der
Nederlanden zal onderhouden en handhaven; dat
ik bij geene gelegenheid en onder geen voorwendsel
hoe ook genaamd daarvan zal afwijken of toe
stemmen, dat daarvan afgeweken worde; dat ik
voorts de onafhankelijkheid van den Staatde
algemeene en bijzondere vrijheid der ingezetenen
bewaren en beschermenen het algemeen belang
met al mijn vermogen bevorderen zalzonden
mij daarvan door eenige provinciale of andere bij
zondere belangen te laten aftrekken." Kan de
Nederlander met zulk eene vertegenwoordiging te
vreden zijn Neen van daar dan ook die al
gemeene ontevredenheid die alom heerschthet
Volk begint hoe langer hoe meer deszelfs eigen-
waarde te gevoelen het Volk begint te gevoelen,
dat het eenen wil heeft. De Natie gevoelt dat
de bescherming, haar verleend te duur is en
daarom dringt zij op verandering en verbetering
aan en de Natie heeft gelijk waait bij het te
genwoordig regeringstelsel wordt zij door onge
hoorde belastingen uitgezogen en gaat de Staat
allengskcns te gronde. Moge het bij de tegen
woordige zitting der Staten blijken, dat de Re
gering genegen is aan de regtmatigu wensclien des
Volks te voldoen, dan zal een lichtstraal de duis
ternis die ons van alle kanten omringt, door—
boren dan zal du geuitte wensch van Z. M. ver
vuld worden: »lk voedt liet vertrouwen, dat ons
gemeenschappelijk overleg gegrond op de meest
opregte zucht voor tiet welzijn des Vaderlands,
heilrijke en duurzame vruchten zal dragen." Mogtc
deze woorden geen ijdele klanken zijn. [Hydra.)
aroasoasroaara stu'zssi?.
(IJ De leden der Eerste Kamer ontvangen geen tr«k
tement. In Art. 89 der grondwet lezen wij »de leden
<ler Eersle Kamer genieten voor reis- cn vei blij fkosten
jaarlijks eene som van f 3000. De leden der Eerste Ka
mer leenen dus den lande gratis liunue diensten, cn on(-
vangeu slechts f 3000 reis- cn verblijfkosten. Hoe be
langeloos zijn die Hecren l
(Zoo als vele lezers van den Nieuwsbode zich r:og wel
herinneren zullen heeft de heer M. dr Hondt tijdens
tie oulusleu in P'riesland en Groningen een bi iel'in dit
blad laten plaatsen waarin de. pliglen die ieder reet
schapen militair, in die hngchelijke oogcublikken jegens
liet Vaderland en zijne medeburgers te vervullen had
onbeschroomd cn op et-uen warmen toon uiteen gezet wer
den, met begeleidend verzoek aan ieder Nederlander die
ecu zoon of zonen in 's lauds krijgsdienst had vooral
zoo deze in die provinciën getletaclieetd waren om deze
of dergelijke regelen aan zijn kroost loe Je zenden. Zoo
als ons van onderscheidene zijden berigt is, hebben zeer
velen aan dit verzoek voldaan en zijn lallooze afschrif
ten van dien brief iu het Ncderlaml.sohe leger verspreid
geworden niet alleenmaar ook met de meeste belang
stelling door de militairen gelezen. Ais een bewijs van
den indruk dieu zij tc weeg gebragt hebben alsmede
om den geest te doen kennen die in hel leger heerscht,
en zoo doende, ware het mogelijk, der Règering haar dwaas
vertrouwen te ontnemeu wat zij op de troepen tegen
over het Volk stelt, en dat haar de verwatenheid geeft
om dit laatste te durven tarten deelen wij uit de vele
bij wijze van antwoord aan ons gezondene brieven, onder-
staanden dezer dagen door ons ontvangenen mede
waarin, zoo als men bemeiken zal, de eene militair aan
den anderen schrijft en hem, op zijn gedaan verzoek,
afschrift toezeuil, van eenen brief, dien hij als antwoord
aan zijnen vader geschreven had op eenen dergelijken
als de heer de Hordt voorstelde door de vader aan hem
gezonden. Wij hebben in derizeiven opzettelijk niets ver
anderd opdat het bijzonder kenmerkende en militaire,
wat cr overal in doorstraalt, niet zoude verloren gaan.
Red.)
Aan K. de L
Onder-Ofjic. bij het Regement
Harlingen30 Oct. 18i 7
Oude Krijgshamcraad
U brief is mij wel en op tijd geworden cn vol
gaarne wil ik aan uw verlangen voldoen te meer
daar ik weet .dat uwe wenschen en uwe bedoe
lingen voor het nationaal geluk de mijne zijn.
Hiernevens volgt dan op uw verzoekkopie
van den. brief dien ik aan vader, in antwoord op
den zijnen van den 15dea Julij 11. heb opgezonden.
KOPIE. Leeuwarden 10 Aug. 18-V7.
Waarde Vader
Hel spijt mij dat ik uw brief van den 15dcn Julij
niet spoediger heb kunnen beantwoordenhet ver
wijl daarvan ligt hierin dat ik op verscheidene
plaatsen ben gedetacheerd geweestwaar ik mij
geen oogenblik van de dienstzaken kon afzonderen.
Tot uw brief terug. Dezelve ligt dit oogen
blik voor mijne oogL»nik lees cn herlees, en
\indt daarin niets,] dan de welmeenendste raad en
waarschuwing eens beredeneerden en doorzien-
den Vaders.
Het tooneel bij het uitbarsten van des volks
gegronde onlusten, had voor mij in den begiune
een schrikverwekkend aanzienmen riep te
wapen, ik moest gehoorzamen, wierd echter meer
bedaard en was spoedig op alles voorbereid.
U het droevig tafereel in zijnen gcheeien omvang
te schetsen, beste Vader! is mij onmogelijk;
ik zag met de gevoevolste weemoed don verach-
telijkslen strijd tegen de verdrukte burgers openen;
ik zag de door honger geprangde menigte rade
loos door eikanderen gieren hartverscheurend
verhief zich hare noodkreet; Brood! Brood!
klonk het allerwegen langs do woelige straten en
verdoofde zelf de kampslag van onze alorml.om
men moest van de zijde der regering hebben
voorzien, wat er in die netelige aanslag koude
en zoude gebeuren, dan neen! men bleef doof zelfs
-voor de roepstem der natuur, en de ongewondene
gemoederen sloegen tot daadzaken over, die de
treurigste gevolgen na zich sleepten.
Diep akelig en benard oogenbliktoen wij
het wreede ontmenschte bevel hoorden uilstooten
Geef vuur! wat er toen in mij omging, wat
ik zag, wat om mij heen woelde, om u dit
alles te zeggen, Vaderweigert mij de pen
hare bijstandik vloog onder' liet volste be
wustzijn van wel tc doen, door de drommen mij
ner wapenbroeders, en gilde hu/; toe: kameraden!
in naam des Hemels! ziet wat gij doet, wcè.houdt
de moord ter liefde uwer rampzalige naluurge-
nootenl het zijn uwe behoeftige broeders zij heb
ben aanspraak op uwe bescherming, zij krijgen
geen gehoor daar waar hunne srneekstem gelden
moest.
Schoon nog jong militair, liet ik mij door geen
barbaarsch betel afschrikkenmenige sabelslag,
menig geveld bajonnct dat den wcèrloozc meende
te treffen heb ik afgeweerdik heb meer ge
daan,in mijne verontwaardiging, heb ik op het
zien stroomen Aan burgerbloed, op het zien ver
wonden van die mannen die in de tiendaagsche
veldtogt zoo vol dapperheid voor koning en va
derland gestreden hebben, mijne vervloekingen
tegen het heilloos bestuur als bewerkers van alle
deze rampen uitgebraakt.
Het moet u thans als Vader voldoende zijn,
bij de verzekering, dat mijne hand in dien lagen
aanslag door geen Neórlands bloed is bezoedeld,
dat dus nimmer de gedachte in u opwelle dat ik
ooit eene lafhartige daad zoude kunnen begaan
strijdig met mijne grondbeginselen. Ach Vader/
ik smeek u misken toch het welgevormde hart
van uwen zoon niet, daar ik u bezweer, bij al
wat mij dierbaar is, dat steeds nu en voor laan
mijne handelingen gegrond op eclite liefde voor
dat voorheen zoo bloeijend, thans zoo diep ver
armd vaderland, op" mijne eer, die ik aan u en
aan mij zelve verschuldigd benzal weten te
bepalen, om bij voorkomende volksbewegingen het
regtc gebruik mijner wapenen te kennenen bij
alles wat mij mag omringen de zuivere inspraak
van mijn lui t zal weten op te volgen.
Uw Liefhebbenden Zoon!
(yet.) C. D. H.
Ziedaar vriend! aan uw verzoek voldaan, ik
twijfel niet of gij zult mijn gehouden gedrag op
prijs welen te stellen, en voor u hoop ik zal het
een beslissende wenk in de toekomst zijn.
Want Karei 1 wij zijn er nog niet; don
kere op een gepakte onweèrswolken hangen ons
boven het hoofd, en bij hare uitbarsting .vrees ik
dat de gespierde Vries aan wiens hart nog de
worm van den 17Jc° Junij knaagt, wanneer niet
bij tijds zyne drukkende lasten verligt worden,
zich met meer ernst zal doen zien en wij ander
maal zullen geroepen worden om het knallend
lood op hem af te zenden. Dan, kameraad I
geeft alsdan zorgvuldig acht op alles wat u mag
omiingen; ik voor mij zal u later zeggen.
Dat geen despoot vertrouw op bajonnet of lood
Een halve wending slechts, en 't kost hem zelfs den dood.
Bastatot weèrziens.
Uw Kameraad en Vriend 1
C. D. H.
Mijn Beer de Redacteur!
Ik las onlangs in den Nieuwsbode eene aan
merking ten opzigle van liet Burgemeesterschap
te Axelen het bleek mij daaruit dat men in den
waan verkeerde, dal alhier geene gescbikle voor
werpen voor die betrekking zouden voorhanden
zijnen alzoo vcrpligt zou wezentot de daar voor-
gedragene zijne toevlugtte moeten nemen, ofschoon
in strijd met de wet die volstrekt geen Notaris
tot Burgemeester wil ten zij het niet anders kan.
Mij dachtdoor uw veel gelezen wordend blad
desaangaande mijne meening te moeten mededee-
len ten einde het publiek niet in een verkeerd
denkbeeld verkeere, als of er buiten gemelde Nota
ris geen mensch in Axel zoude gevonden worden,
geschikt voor die betrekking.
Mijne gedachten ten opzigte dier betrekking te
dezer stede, is, dat de keuze zich behoorde te
bepalen tot een der landlieden; die gedachte zal
misschien menig een op het eerste aanbod doen
meesmuilenen zeggenwat moet daar van
komen, doch ik vraag op mijn beurt, welk
is de bronader van Axels bestaan zoowel vthi
de zoogenaamde grootenals van den burger
stand en wie moeten de minvermogenden het
meest onderhouden Wie zal mij durven tegen
spreken dat het de waardige landman is.
j Wat nude geschiktheid aangaat, ik zoude geen
oogenblik aarzelen een half dozijn allezins ge
schikte menschen aan te wijzenen uit hen heb
ik vooral op het oog, niet omdat ik hem meer
geschikt acht dan anderen maar alleen omdat die
heer op dit oogenblik geen landman, maar ren
tenier isik bedoel de heer Abraham Koster.
Deze heer, geheel onafhankelijk, die op het
oogenblik niets te doen heeft cn zich alzoo ge
heel en al aan de belangen der gemeente koude
toewijden, bovendien een geboren Axelaar, een
man van een gezond oordeelbekend met alle de
belangen der gemeente, vooral zeer bekend en
gezien onder de landlieden en zoo ik mij niet
bedrieg (zoo ver ik hem ken) een allezins billijk
en regtvaardig mensch. Zou zulk een man niet
wensclielijk zijn voor die betrekking?
Volgens mijne gedachten waren de notabelste
ingezetenen van Axel verpligt, zich bij verzoek
schrift aan Z. Exc. den Heere Staatsraad Gouver
neur der provincie te vervoegenmet verzoek om
dien heer to willen benoemen tot de betrekkin;
van Burgemeester, ten einde niet een der zooge
naamde grooten worde benoemddie het meeren-
deel de gemelde betrekking slechts gebruiken als
eene ijzeren roede in het belang hunner zaak
waaronder vooral den burger- en landmansstand
gedrukt wordt, en wat zoo zeer in strijd is met de
edele en eclioone betrekking van Burgervader.
Een inwoner van Axel.
Sinjeur de Loozc!
Hoewel ik je gezeit ebbe, sinjeur, dat ik je
van den viertoren cn 't zeebaeken nog 'l eeno
en 't andere schrive zou, zoo bin ik genoodzaekt
daer van to zwiegen; want de schoolmeester eit
me'n verzocht mondje digt te ouwen, om
reden de bewerkers van die verknoeide botl
Uin in don erm ebbe genome, om niks
meer te zoij«n. En om dat verkje goed te
wassen, sinjeuris er een'.van'idieji hunstenaers
ie eit zoo'n 1'aarreJ naem sinjeur, 'k glaave f
dat et de broer van Aron is bic de school-
meester gekomme mit e'n bosze ronde schieten, N
en die zeide toe: «Hoor, meester, wij weten dat J?
gij met Jaap éé.ie lijn trekt 'verzoekt derhalve J
aan Jaap dat hij alles maar blaauw btaau 10 laat
wij zullen uwe moeite rijkelijk beloonenEn J
om U Edele Ie overtuigen, meester, dat wij dit j
in allen ernst mceiieiiwagen wij het om u dit i
met klinkende munt te bewijzen ;|J hier is f
dezelve!" En zoo as je begriepc kunt, sinjeur,
nam de meester die schicven terekt an tervvicl
ie beloofde te zullen zurgen dat er niks meer
van den toren geschreve zal worre, zoolang ze a
dit mit oud zuiver wetc voor te kommen. Eli'
om noe mit de meester goeije vrienden te bhivcn
sinjeur, zulle we ze mar laete maeke cn breke',
brande en blussezoo lang as ze wille, en mar
dienke: 't Js een slecht land daer't geen mens goed gaell
JVest-Ende ,12 November 1847.
O
JAAP KKïJNSE VAN NOL
P. S Kommende weke, Binjour, zal ik jo wat sehrieve
over do koeijemart, koeyekeurders en vlasbedillers.
MS lli! SSfJjülAIIK lll\ti:(S J.'
Mijn Heer!
In nommer 389 van dit blad hebt gij wel zoo
goed willen zijn reflectie te slaan op mijn schrijven,
dat in nummer 381 is opgenomenmaar uw
snelzienheid heeft u zeker deze keer stikziende
gemaakt. Het zijn niet heeren brandmeesters,
die zich in dat blad beklagen over een onregt hun
aangedaan, en dat gij door uw schrijven beves
tigt en mede erkent dat bestaatmaar het is
een brandmeester, die, tijdens mijn verblijf in
Middelburg, deze voor hun zoo onaangename
toestand verhaalde, en de uitwerking daarvan,
bij het bezigtigen der kerkaan mij toonde!
De omstandigheid daarvan achtede ik niet on
dienstig, ter waarschuwing, meerdere bekendheid
te doen erlangen, zoowel voor de hier iu aan
bouw zijnde kerk als voor de gevallen die er
mogelijk elders konden plaats hebben. Zie daar
alles. En gij, mijn heer 1 zult door uw snel-
ziendheid misschien beter weten dan ik-, wat de
belanghebbenden in heiwerk hebben gesteld, om
hunne grieven, bij heeren kerkvoogden, bekend
te doen worden. Zyj kenden en bewandelden dus
eenen anderen weg, en behoefden zich van een
publiek blad alzoo niet te bedienen.
Jammer maardat, zoo de narigten mij niet
bedriegen, liet antwoord op hun billijk vertoog
zoo bijzonder logisch was, dat de meeaten hunner
niet wisten of zij het voor ernst of spot moesten
houden in het geheel zoodanig was gesteld als
van zulken die zich tot het geven van een ver
standig of beleefd antwoord onverpligt rekenen.
Wijders kan het u niet onbekend zijndat men
overal en bij alle gemeenten, kerkvoogden heeft,
zelfs wel kerkmeesters! en dat dus de waarschu
wing, die in mijn schrijven voor de hand ligt,
niet als nutteloos en overbodig le beschouwen ,...*illekeiui
zal wezen. Immers leert de ondervinding, en de" "pJcn zich
kennis die wij hebben aan de gebreken van liet V jjl zij
menschelijk hart, dat er onder die alle ook wel n Het hui
zullen gevonden worden, die van uit hun cerge- en halen
stoeltemet niet weinig gevoel van zelfverheffing,
zouden blikken op al dat rekhalsen en bukken
op al dat schuiven en dringendat men elkandei - 1! nieuw
doet om een geschikte plaats te k rijgenen welk "'Ken. Et
genoegen het zekere lieden zou geven te kunnen 8 J""
zeggen: Dat daar boven is mede van mijn werkt k"" c'e .i"
Nu gevoelt men eens wié ik ben!! Konden wij s niet lange-
even goed de gedachten verstaan als die raden f» iluglti
wij zouden zeker door die opgeblazene, door die k" Hij bcgi
vrijpostige, hooren zeggen: Ongelukkige sukkels!®»" tB J'-'1'"
dat gij elkander daar boven zoo verdringt is uw"' zeker ove
eigen schuld waarom spiegelt gij u niet aan ons1' z'j"u l)u8»
Neemt een stoutere vlugt door de wereld, dai"os waren,
behoefde gij daar ook misschien niet langer metfheel al 1
te zitten. Gelooft ons, beschaamd en zonder aaiielc"tb °l'
matiging zouden wij ook niet wezen die wij zijrj» Inmiddels
De mensch moet durven. Vertoon u j#eeidere korr!
alle plaatsenvoert overal het hoogste woorfr'bk?" van
strijkt uw vonnis over al dat voorvalten alr®ou,c"geloot
gij de plank al eens deerlijk mis, wat zwarig*-'" der lijken
iet hospil
doodenza
nedergeleg
ochtend vi
laats te lir
begaven
licht gedi
«lische waars
zaalor
le den da
Een diei
omen.
(gewend m
i dood ti
idciK iiiiiu
nenvue
;ev nelden
traden,
een Go
'tvelk men
i. Aan lie
luor eene r
1 traüeiloui
komti
le li libe
infill. 1)
firn hunne
eis villi tb'
i lllgt of H'
afin eken.
i.i de twei
logerende
Irs van i
hetwelk
■li hunner
zagen mei
hunne ver!
beid al die u hooren zijn ook geen professoi
genoeg, wanneer men zoo maar zonder vcrpoi-
geil begon
nderzoeken
we stem verneemten gij uwe belangrijke tege '"'welk
woordighcid daardoor laat blijken. Zoo doende zi hukte ovi
gij ook nog wel eens vordering in de kerkelij 'e R°.rs' vai
aristocratie maken, en het slreelende van eeni Juizlelijk een
gemeene gemeente-dwinger te wezen, zal vroe; Hlikkelijk. nai
laat uwe belooning zijn. naar eene di
Minder bijbelvast dan gij, Mijn Heerl zuil
mij wel willen veroorloven, zonder een spreuk
de gewijde bladen, afscheid van u te nemen,
ADVEHEENTISIT.
LEES 55 E3 H
De persoon van ADR1AAN7JE FONl'EIJ
huisvrouw van JOHANNES ZOROElaa
verblijf gehouden hebbende te Zwartsluis won
in haar belang, verzocht haa: verblijf op te g
ven aan den Notaris J. M. BOUVIN, te Oostcrlai
Z1ERIKZEE, TER DIÏUKKUtlJ VAN P. DE LÓÖZ
in zijne over
en het licht
Zonder zie
Weerhouden
Vigting naar
Voeten in di
die nog alti
gespijkerd v
laatste oogei
beurt door
niet een gri
zijne vracht