577.
S}<mderdiuj2 September
4847.
Vierde Jaargang.)
AG.
N ieuwstij dingen
ENGELAND.
FRANKRIJK.
'ëerdo Stad-
■zien is van
n Kalfs- en
Hakenbe-
^s- en biezen
orders vooi
Stoof/.eeften,
jken tijd te
eene goede
?n zijner ge."
ndaar Ini,
ide kwalitei-
keen te con-
lORBIJTEL,
den Dam.
ZÏERIKZEESCHE NIEEWSBODE
VERSCHIJNT'
Op Maandag en Donderdag.
ABONNEMENTS - PRIJS
VOOR ELKE EDITIE,
Voor 3 maanden
Franco per post.
ƒ0,00.
- 0,70.
BUREAU:
Zierikzee, Dam, Lelt. B, N.o. 3G0l
ADVERTENTIES
10 Cent voor eiken regel.
Zegelregt voor iedere plaatsing 3ö cents.
De inzending der Advertentie» kan geschieden tot
Maandag en Woensdag voormiddag 11 ure.-
VERKRIJGBAAR
pij den Uilgever bij alle Boekhandelaren
en Postdirecteuren in dit riik.
Blieven en Ingezonden stukken franco.
ghebbenden ^-r
de jjolderMi
in bet
gelegenheii
tot bet be-
r
TE MIDDELBURG.
leugenachtige
lergetcekendt
ertcntic aar
te laten zien: n r- -r
als gezigt-
i Mechanische
ary-'-ci ('en "acht van 23 op 2i November 18Vb
ne A 7 lES-^ cr(j cr jen [m;ze van jen landman J. Nor lier
volgen, verdij je stad Oostburg, met ongehoorde woestheid,
j te (iocs Jiefstal gepleegd en een tooneel van plundering
assortifTient|ailgerjgj Zü0 voorbeeldeloos stout in onzen tijd
Lorgnetten jn ons va,lc., lan<ldat men hier te vergeefsch de
pisclie ')()(i-iVeer„a(je daarvan zoeken zoude, en de tijding waar-
lomene proe-l^ een ie(jer met verbazing vervuldeeu alom
icg van hetjga panische schrik verspreide.
:dervolgens
or het gezigt Achttien vermomde en gewapende personen
iao oog/.iek-kwamen, omstreeks middernacht, met luid getier,
11 te/1 vrien-op de hofstede, liepen met behulp van eenen boom,
der Brillen le tamelijk hechte, doch tegen dergelijke hevige
ligen kuiinenaanvallen volstrekt niet bestand zijnde deur open,
zich aan eonsloegen de ramen stuk verbrijzelden het huisraad,
kennis der-en eischtcn, onder het uitstooten der verschrikke-
e lnstrumeu-lijkste bedreigingenvan den huisheerdie on-
onderstaandoderwijldeerlijk geslagen en verwond werden op
gt: zijne knieën liet leven afsmeekte, waarvan men hem
/an de Aka-sclieen te willen berooven, al het zich in huis be-
Bree, doctorJindende geld, terwijl ouder liet akelig rumoer,
leer Schnlte ,ï(oor dit alles veroorzaakt, nog onderscheidene ge-
van Ecden .Ivcersclioten gelost werden.
■n den Heer Naauwelijks was de mare dezer gruwelijke wan-
at met zij "goad alom verspreid, of een luide kreet van
schap. afgrijzen ging over dezelve op, en in de eerste
SMITS. opwelling eeiierregtmatige drift uitroepende: «ijsselijk
is hunne misdaad, vreesselijk zij ook hunne straf,"
le kermis le Vensclite men niets vuriger dau de daders in handen
der justitie te zien. Deze verscheen dau ook
Sveldra, (i) en spoedig mogt het haar gelukken de
schuldigen te vatten, die, door de vele bewijzen
tegen heil, overtuigd, na lang dralen, de niet Ion-
van den Heer ger ;e loochenen misdaad, hun ten laste gelegd,
3 Rotterdam, tekendenen, dank hebhe den voorbeeldeloozen
nglazen met tpocd(?) onzerregtsbedeeling, ruim een jaar daarna
ezelve als van gezamentlijk tut de straf des doods veroordeeld
jne kennis in ,ver(]en, Voorwaar, een verschrikkelijk vonnis
zoo is het en onzes inziens niet in overeenstemming met de
ian degenen ,Jmisdaad hot snood dan ook door hen bedreven;
rtrouwen tel €n vo]gaanie gelooven wij de verklaring van den
edelen en mfnschlievenden Voorzitter van het Pro-
t Obstr.
i.
Dr.
AR DE
TATEN
vinciaal Geregtshof in Zeeland, bij de uitspraak van
hetzelve afgdegddat hem het hart bloedde bij de
ijsselijke noidzakelijkheid, om over 18 zijner me-
demenschen op eenmaal dat vonnis te moeten uit
spreken, wdks uitvoering hen op de akeligste en
gruuwzaannte wijs van het leven berooven zoude;
terwijl noftans de wet, welker handhaving hem
aanbevolen was, hier geenen anderen uitweg overliet;
•■■wr aangezien ie veroordeelden, door de beschuldiging
114 A van moordgedrukt werden(2) die, ofschoon niet
gepleegd lijnde, evenwel door den wetgever als
maand zullen zoodanig angemerkt wordt, daar dezelve slechts
expediëren verhindert1 was, door omstandigheden niet van den
i NENV-OB- wit der mders afhankelijk. Met medelijdend ge-
or Passagiers voel ovet hun treurig lot werden zij dan ook door
Z. E. G.A. aan de genade des Konings aanbevolen
adresseren hij en na wederom ruim 8 maandenin hunnen toe-
)0S1VJJCK s'an(I e'n eindeloozen tijd(door hoop en vrees
geslingcd, der folterendste wanhoop, en den felsten
angst tm prooi, in een onbeschrijfelijk treurigen
en diep beklagenswaardigen gemoedstoestand, een
leven ii on wissen angst en knellende vreeswaar
bij vellekende dood eene weldaad genoemd
mag worden), doorgebragt te hebben, strekte zich
eindelijk die koninklijke goedertierendheid over hen
uit; naar ach! ware die genade maar niet bewezen
groote God is dat genade mag dat goedertie-
e Rotterdam.
AR, te Vlis-
Schoondijke.
te Sluis.,
P de LOOZK rondheid heten? indien uwe genade voor ons, van
dezelfde gehalte zijn mogt, wee dan.' driewerf wee!
het menschelijk geslacht.
Dat de regter, door eene verschrikkelijke nood
zakelijkheid die beter dan alle redeneringen het
gebrekkige onzer wetgeving aanwijst daartoe ge
dwongen, het vonnis des doods overon.ee ongeluk-
kigen uitsprak, wie zal het wraken? Maar dat
een vorst, vrij in de uitstrekking zijnor goeder
tierendheid, deze zoo eng beperktdat het naauwe
lijks. goedertierendheid, meer genoemd kan worden;
dat een vorst, van het schoonste voorregt zijner kroon,
dat van genade aan den schuldigen te kunnen bewij
zen daar waar het strenge regt te veel tot hare vol
doening eischte, van dit, door de menschelijkheid en
de beschaving geheiligd, regt, een zoo hekrompen
ehruik maakt; wie kan daarover tevrede zijn?
Te meer, daar hij liet onmiskenbaar vele, wat de
beschuldigden bezwaart, toch ook Veelzeer veel,
tot hunne verschooning pleit; en als zoodanig noemen
wij onder anderende te voren nooit géhoorde
aardappelziekte, welke dien winter Europa eu ons
vaderland op iets dergelijks geheel onvoorbereid
wat de ramp dubbel verschrikkelijk maakte, verraste
en teisterde, den armen van zijn eenig en hoogst-
noodig voedsel beroofde, en, wat sommigen daarvan
ook zeggen mogenen niettegenstaande de wel
dadigheid van duizenden onzer menschlievende
landgenooten, die zoo schitterend uitgeblonken heeft,
den nood zoo hoog deed stijgen dat vele armen van
honger en gebrek bezweken zijn; en door welke
ook, zoo niet allen, toch ook wel sommigen onzer
beschuldigden geleden hebben. En hoewel wij
volgaarne bekennen, dat het er verre af zijdat
de armoede, tot welk een toppunt van afgrijsse-
lijkheid dan ook gestegen, de misdaad wettigen
zoude, is het toch altijd zeker, dat de beschou
wing van het grievend leedvan het naamloos
hitter lijdenwaaronder zij haar slagtoffer gehukt
doet gaan, ons tot zachtheid en medelijden stemmen
moet, met den ongelukkige, die door hare foltering
tot de misdaad verviel.
Doch zal men misschien zeggen, hadden zij
enkel gestolen ter voorziening in hunne behoefte;
maar die gruwelijke en zoo verzwarende omstan
digheden daarbij gepleegdwat kon hen daartoe
nopen? Maar ook hiervoor zouden misschien, hoezeer
wij hunne handelwijs ook verfoeijen, bij een op
klimmend onderzoekoorzaken kunnen gevonden
worden, die, algemeener bekend zijnde, aan liet zoo
donkere tafereel der misdaad, eene lichtere zijde
leenen zouden. Immers veel is daarbij voorgeval
len wat ons onwillekeurig aan iets anders dan
roof-en plunderzuclitaan personelijken haat en
lang onderdrukte wraakzucht denken doet; en
ofschoon de wetten den ingezetene, zoowel tegen
het eene als liet andere beschermen moeten en
men ten andere van den regter niet vergen kun
nen dat hij het min of meer gegronde van dit
laatste onderzoekozoo schijnt liet ons nogtans
toe, dat men bij eene overweging tot het al of
niet schenken van gratie, dit wel degelijk ondir
het oog had dienen te houden en wel van meer
dan eene zijde, om der onpartijdigheid wille, daar
omtrent zich had moeten laten inlichten; en ware dit
geschied, wij gelooven dat het een niet onaanzienelijk
tegenwigt in de schalen der geregtiglieid zoude
gelegd hebben.
Wij wenschen niemand te beleedigenen worden
trouwens door den wereldlijken regter, aan wiens
korten arm, zoo menig onstrafharendoch des
niettemin verfoeijelijken en scliandvollen diefstal
van het loon des armen, geplaagden en verdruk
ten, ontgaat, teruggehouden, desaangaande te
zeggen, wat wij zouden kunnen en willen zeggen
indien het ons vergund ware vrij uit te spreken
Wij voelen ons echter gedrongen in het belang
der waarheid de hier zoo veel heteekenende vraag
te doenen die ook aan den oningewijde het gor
dijn, wat voor deze treurige geschiedenis hangt op-
ligten zal: Wie is hij waar dit alles geschiede?
Werdt de nijvere arbeider na eenen moeitevollen
in het zweet des aanschijns en met den zwaarsten
arbeid doorgebragten dag na fielt ten zijnen be
hoeve moede en mat gewerkt te hebben, door
hem met een vriendelijk woord wat toch zoo
weinig kost, en den armen broeder zoo wel doet,
ja hem geheel en al voor ons inneemt en aan ons
verbindt werd hij vragen wijmet een vriende
lijk woord, en eene milde hand het onbekroinpene,
niet verminderde en waarlijk zuur genoeg verdien
de loon toegereikt? of wel, liail het geheel tegen
overgestelde plaats, en werd hij vaak inet de ui
terste ver- en minachting behandeld en hem een
karig loon, niet half genoeg ter voorziening in
ijne dringendste behoeften, toegeduwd, wat zoo
zeer verbittert? Ging geen ellendige ooit onge
troost van hem henen, of wel, werden zij, als een
hoop verachtelijk vee, en nog erger, dour hem uit—
cmaakt en behandeldf In een woord, wist hij,
die rijkezijne broederen door liefde en wel-
adiglieid, of zelfs maar door UEGTVAARDIG-
HE1D, aan zicli te verbinden en hunne wederliefde
en achting te winnen, of had veeleer liet tegendeel
plaats, en heeft liij zich den billijken huat en ver
achting, niet alleen zijner arme natuurgenooten
maar ook zijner medeburgers iu liet algemeen, vvaar-
jeinaakt, en als de vrucht zijner handelwijs
ingeoogst? Ziedaar vragen die een ieder der zake
hekend, beantwoorden mag.
Dan, hoe het ook zij, openbare misdaden, als hier
plaats grepen, moeten gestraft worden, zonder dat
bestond er geene geordende maatschappij; van het
jevoel dezer groote waarheid doordrongenen
derzelver gewigt erkennende, aarzelen wij echter
geen oogenblik le verklaren, dat wij in onze ver—
wachtingderkoninklijke goedertierendheid, smartelijk
teleurgesteld zijn; ja, het grieft ons dat niet alleen
onze wetboeken, door die barbaarsche, de menscliheid
onteereiidc, tegen den geest der eeuw en de steeds
toenemende beschaving, aaudruischende straffen,
ontsierd worden, maar dat ook hare iulassching,
aan een koninklijk genadeschrift, al zijnen luister
ontneemt. Noch eens is, ten gevolge van het on
verantwoordelijke verzuim onzer Regeringdie wel,
wanneer hetop onderdrukking en geldafpersing barer
onderdanen aankomt, in 2 maanden eene zoogenaam
de vrijwillige leenings-belastings-wet te ontwerpen,
en ten uitvoer te leggen weet, doch wanneer er sprake
is, om aan de natie naar eed en pligt, een weldadige»
vurig verlangd geschenk te doen, meer dan 3'r
jaren, en God weet hoe veel langer nog, noodig
heeft, om een met de behoefte des tijds overeen
stemmend strafwetboek te ontwerpenen in wer
king te brengen. nog eens, zeggen wij, is er
tengevolge van dien verwenschten slakkengang onzer
regering, in de hoofdstad onzer provincie, aan
middeneeuwsche harhaarscliheideen bloedig offer
gehragt geworden. Verheugd u daarin! gij be
vooroordeelde dwazen, die door dergelijke straf
oefeningen waant liet heil der maatschappij te
zullen zien bloeijen. Verheugd u! gij talrijke
schare, die dat wreedaardigschouwtooneel, waarvan
de menscliheid, met ijzing cn afschuw, het hoofd
afwendaanschouwd hebt. Nog eens werd het
schavot opgërigt ten einde origelukkigen te martelen,
door felle slagenhunne ligchamen met bloedige
striemen te bedekken, en op de jaminerlijkste wijze
te folteren en verwondennog eens het gloeijend
brandijzer op afgebeukte en lillende menschenlig-
cliamen gedrukt, dat de rook sissend opwaarts
vloog, en het brandmerk der schande onuitwisbaar
hij hun blijft; doch verblijd u menscheuvrieiid
haast zal en moet dit ophouden, die gruwelei
MOETEN een einde nemen, want, de godsdienst
en de maatschappij eischen het.
Regering van Nederland I bedenk dat gij hooger
pligt te vervullen hebt, dan de misdaad te straffen.
en dat is?alles aan te wenden wat gij
vermoogt, ten einde dezelve voor te komen. Tracht
dan daartoe in de eerste plaats het volk brood te
geven, in stede van het hun le ontnemendoor
u tot lieden volgehouden schandelijk belastingstelsel,
spant al uwe krachten ia, ten einde de Natie derzelver
vervlogenen bloei en welvaart te hergeven, dat is
uwe roeping, dat is uwen heiligen pligt.
Regering van Nederland! houdt op! houdt
op
met geeselen eu brandmerkeneer gif
zelve nog gegeeseld en gebrandmerkt wordet!
Zierikzee, 31 Aug. 18i7.
fl) Ofselioo» misschien «at laat, daar men algemeen
geloofde, dat eene vroegere overkomst dergelijke tooneclen
zoude verhoed hebben, terwijl nu liet lange dralen, du
plunderaars, die vroeger reeds elders bezig geweest
waren, in den waan gebragt had, dat zij veilig kouden
voortgaan en van de justitie niets te vreezen hadden.-—
Vandaar hunne anders onverklaarbare stoutmoedigheid.
Doch het was wiuler en zoo guur en om in het 4do
district te komen moet men over de Schelde euz. enz.
en het is log veel aangcuamer in het warme hoekje van
den haard le blijven zitten, niet waai?
(2) Deze beschuldiging schijnt voornamelijk gegrond
gewee.it te zijn op eene afgelegde verklaring van Nortier,
inhoudende, dat er niet alleen gescholen was, uiaar ook
eene wonde aan het hoofd die zijne aanvallers echter
verkliardeu niet eene flesch toegebragt te zijn, door eeu
reglstrecks op hem gerigt schot zoude veroorzaakt 7-ijn,
eu wal hem oulc zekerlijk zoude gedood hebbenware het
geweer niet door een derde weggeslagen. Dat dit een
belangrijk punt van beschuldiging opleverde, blijkt onder
audereu, uit de zorgvuldige navraag daaromtrent bij tie
debatten onderscheidene malen aan Norlier gedaan. Daar
deze echter bleef volhouden was het punt beslist. Wan
neer men nagaat welke eene ontsteltenis in zulke akelige
oogeublikken als waarin de beschuldiger, bij zijne pluiule-
riug verkeerde, het slagtoffer bevangen, cn als 't ware
geheel bedwelmen moet, cu welke ook bij Norlier zoo
hevig was, dat in zijne eerste opgave meer dan eenen
persoon als daarbij tegenwoordig geweest zijnde genoemd
zijn, van welke echter later bleek dat zij volstrekt niet
tegenwoordig geweest waren, dan beeft men terug bij de
gedachte, kon misschien ook die verklaring, en waaraan
voor dat oogenblik helleven van IS meuschcn, hing, niet
onjuist zijn
Londen 28 Augustus. lieden is op de Theems
een zeer schromelijk ongeluk gebeurd. De ketel
namelijk van eene der stoombooten welke de
dienst verrigten van omnibus tusschen de markt
van Hungerford en de Londensche brug, sprong
uiteen op hetzelfde oogenblik, dat do boot van
den stijger afstak. De uitwerking dezer ramp was
verschrikkelijk. De stoomboot is in duizend stuk
ken gesprongenslechts een deel barer kiel is
geheel gebleven en een groot aantal personen die
zich aan boord bevonden, hebben er bun leven
bij verloren eenigen werden door de uitbarsting
gedood, anderen in den Theems geworpen konden
niet zwemmen en verdronken. Slechts een klein
getal personen is kunnen gered worden. Men weet
nog niets bepaalds omtrent bet getal lijken cn ge
wonden, maar men zegt, dat liet getal duoden
tusschen de 50 en 80 bedraagt. Opliet oogenblik
der uitbarsting bevonden er zich meer dau 130
passagiers aan boord.
Parijs, den 27 Aug. De maarschalk Sebastiani
is heden ten 3 ure te Parijs aangekomen. Na een
oogenblik bij zijnen broeder, de generaal Tiburce
Sebastiani, vertoefd te hebben, heeft hij zicii naar
zijn hotel begeven, veigezeld door zijnen genees
heer. De rampspoedige grijsaard is, zicli naar de
eerste verdieping van liet hotel begevende, voorbij
de slaapkamer zijner dochter gegaan een oogenblik
bleef bij snikkende voor de deur slaan en na eene
poos van hartverscheurend zwijgenheeft bij zich
weder naar zijne kamer begeven.
Dezen nacht tusschen een en twee ure is het
lijk van den Hertog de Praslin, dat men ia
eene doodkist had gelegd, welke in een rijtuig was
gezet gewordenhetwelk langs de laan van het
observatorium van den tuin van het Luxembourg
verdwenen is, vervoerd, men weet niet waar
heen; eenige stads-sergeanten eu de employés van
de gevangenis, bijgestaan door eenen commissaris