%,&am
ZIERIKZEESCIIE
NIEUWSBODE.
?cv(te Jaar yang.
1847.
DONDERDAG
i g£—t
c MEI.
De ZIERIKZEESCflK NIEUWSBODE vrordt uitgegeven op
Maandag eit Donderdag bij P. de Logee en is verkrijgbaar
bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in dit rijk. De
prijs is voor driemaanden vonr elke EDITIE afzonderlijk
binnen dc Stad, ƒ0,50 en ƒ0,50 franco door het gehcelc Kijk.
I Donderdag
Vrijdag
Zalurdag
Zondag
i Maandag
j Dingsdag
Woensdag
Opgaüg der Zon.
V. M ure. min.
4. 4 3.
Ondergang der Zon.
ure. min.
De prijs dor Advertentiën is Tien Cents de regel, behalve
35 Cents zegelregt voor elke plaatsing; dezelve kunnen in
gezonden worden tolMaand. en Woensd.mirltlag 12ure; na welk
tijdstip zij voor het eerst uitkomend N°. niet meer wor
den aangenomen. Brieven Franco.
3a33 JSE3 TBBBTir"Eri3"ErE3 -VB. gl wa
Wij hebben voor ons liggen het door onze heido
ministers van Eeredienst gecontrasigneerde, 'sGra-
venhage 23 April 1847, gedateerde o3!)St,\\oS|sSooti
stuk de oproeping aan do riair; ter vereeniging
tot eetien algemeeneh Biddag te honden zondag den
2 Mei bevattende. De lezing van hetzelve heeft ons
met verbazing vervuld waarlijk wij hadden niet
durven gelooven een zoo godvruchtig ministerie te
bezitten. Daar wij er echter verre af zijn onze mi
nisters, hoe Christelijk zij voor het overige ook wezen
mogen, als profeten (wijzen) te beschouwen, en dat
zooveel te minder als zij exept dit weinigje, volstrekt
geen de minste heiligheidsreuk van zich afgeven,
zoo is het ligt te begrijpen dat onze eerbied voor
bun juist niet grenzenloos is, of dat wij hunne orakeU
taal met sidderenden ootmoed ontvangen zouden, en
wensclien wij over die biddagsoproeping onze ge
dachten eens mede tc deelcn, wat wij des te geruster
doen durven sedert de Hooge Baad, door het vrijspreken
van den Heer C. A. Thieme, bij arrest van 17 Maart
II., niettegenstaande de provinciale hoven van Gel
derland en Zuid-Holland, in hunne hooge constitu
tionele wijsheid het anders begrepen hadden, het
beginsel aangenomen en al/.oo buiten kijf gesteld
hoeft, dat troonreden, aanspraken biddagsoproepingen
en wat meer zij geen werken des Konitigs, maar wel
der ministers zijn, en men dezelve dus vrij beoor-
deelen kan en mag zonder vrees te moeten koesteren
dat men zich -u-huldig za! maken aan de hoonwet
van 1 Jrinij 1b- D.-ch ware dit ook niet alzoo,
dan hebben wij rtogthans de zekere overtuiging, dat
wij met die beoordeeling den Koning niet treffen
zenden, daar wij allo reden hebben (die wij echter
voorzichtigheidshalve liefst voor ons houden willen)
om te gelooven dat Z. M. zelve, niets van dien aa:d
stelt of schrijft.
Ten einde niet te uitgebreid te worden zullen wij
hij bet over/igt van bet stuk de daarin voorkomende
al'deelingen slechts aanhalen en volgen.
Do eerste en tweede daarvan, beginnende: Toen
in het jaar it To" en «Hoog is nu de nood geklom
men," deze gaan wij stilzwijgend voorbij, aangezien
dezelve en inzonderheid het laatste maar al to treu
rige waarheden bevallen; bij do derde echter vinden
wij ons -verpligt ecuigzins nader stil te staan, daar
dezelve onzes inziens eene verregaande ongerijmdheid
bevat, immers de aanhef luidt als volgt. Voor zóó
groolc ramp hongersnoodnl. in Het it'" lid ge
noemd is ons vaderland tot nu los door de goede
Voorzienigheid genadig behoedterwijl oogenblikkelijk
daarop de verklaring afgelegd wordt. «Drukkend is
cchler de behoefte, vooral bij minvermogendenin som
mige oorden zelf' is broodsgebrek, enz." Zoo dit rui
geen Onzin bevat, duiven wij gerust wijlen den eer-
zamen Frans Baltens (1) honoris causatot meester
in de logica promoveren.
Hongersnood is er niet (2) doch hier en daar
broodsgebrek. Docli wat, verstaatwat beteckent men
in den gewonen zin door brood anders dan do on—
onlbeerlijkste levensbehoeften het komt zelfs ook hier
als zoodanig voor, even als in de vierde bede, en
die zullen onze zoo christelijke ministers toch wel
kennen, en des niettegenstaande verklaren zij, er is
ja Wel, in sommige oordon broodsgebrek, dus
gebrek aan het noodzakelijkste onmisbaarste voedsel,
maar evenwel geen hongersnoodwaarlijk een cu
rieus staaltje van ministeriële welsprekendheid; of
verslaan die hoeren door hongersnood slechts zulken
toestand waarin alles wat maar eenigzins eet-, kaauw-
of slikbaar is, weggeruimd is? dan 'tis waar, dan
is er bij ons nog geen hongersnood te bespeuren ge
weest, doclr dan was er ook in Leiden anno 1574,
geen hongersnood, want ook daar was noch eetbare
waar voorhanden, men kon er (zie van Meeleren)
nog honden- en katienvleesch voor eenige stuivers
het pond koopen. Moet men echter door hongersnood
of broodsgebrekwat voor het eenvoudige doch ge
zonde mcnschcnverstand hetzelfde is gebrek, ver
regaand gebrek aan gezond en doelmatig voedsel
verstaan, dan, ja dan was er in den afgeloopen
winter ook bier zoowel als in Leiden 1574,
niettegenstaande het daar nog verkocht wordend reeds
genoemd vleesch - hongersnood. Getuige, om slechts
een voorbeeld van de vele op te noemende in de om
streken der zoogenaamde Nieuwe Sluis, in do na
bijheid dezer plaats hocrschendc ziekte, (volgens ver
klaringen door bevoegde geneeskundigen afgelegd
veroorzaakt door liet veelvuldig gebruik, bij gebrek
van iets anders, van in dezen tijd des jaars zeer
(1) Frans Baltens, een Dortcnaar-wiens wartaal lot heden een spreekwoord is.
(2) Dc ministers hebben er ten minste nog gceu enkele flesch Madera of Malaga,
Bourgonjèo.f Champagne tc minder ora gedronken.
ongezonde mosselen, ten gevolge waarvan vergiftiging
in geringen graad heeft plaats gehad, waarvoor allo
kenteekencn voorhanden zijn. Wannéér men die
daardoor lijdende diep ongelukkige» ziet, wanneer men
de rechten van den mensch kent en daarover wel
eens nagedacht heeft, wanneer men tegelijk weet dat
Hij die Zijne zon laat opgaan over kwaden en goeden,
en regent over rechtvaardigen en onrechts aardigen
de liefdevolle vader van alle Zijne schepselen is, die
niet wil dat een derzelve ongelukkig zijn zoude,
wanneer men door dat weten en nadenken de eigen
lijke bewerkers dier ellende heeft loeren kennen
wanneer men daarbij niet allo gevoel van men-
S'Jiclijkheid uitgeschud hoeft, zal men in rechtmatige
verontwaardiging en toorn ontgloeijenzal men bij
zichzelven wel lust tot iets anders dan tot biddag-
vieren ontwaren. Nederlanderslaat u toch door die
ministrieelc wartaal niet verblinden, weet het! weet
het! er hcerschte en misschien nog hongers
nood in uw midden, en in den voorbijgegane»
winter zijn, niettegenstaande uwe, misschien uwe
krachten bijna to bovengaande liefdadige hulp, die
wij volgaarne erkennen willen een aantal uwer
Landgenootenuwer broederen daardoor bezweken.
Do vierde afdeeling der biddags-oproeping willen
wij overstappen; de vijfde echter opmerkend over
wegen (laar heet het Gecnc zorggeen vermogen
van menschen kon hierin in de mogelijke misluk
king van dén aardappel-oogst dezes jaars n. I. en de
gevolgen derzelve volgens lid 4 voorzien. Alleen
van den lieer des Hcelah hangt dit af. Ten Hemel
slaan wij dan onze oogen want van diiar moet onze
hulp komen." Zou deze tirade wel geheel waarheid
zijn? Wij gelooven neen. De mogelijke mislukking
van den aardappeloogst dezes jaars, dit is waarheid
kan door geene menschelijke zorg of vermogen Ion
minste op het tegenwoordig standpunt der physischo
wetenschap, verhinderd worden, hiervoor sla men
\eilig de oogen ten hemel, docil wat do voorziening
in do gevolgen dier mogelijke mislukking betreft,
hiervoor sla men de oogen liever benedenwaarts en
became middelen om mogt dit eenmaal bet geval
worden daarin te kunnen voorzien; biervoor zal
bidden naar ons geloof ten minste, een ander heeft
ook vrijheid om er van to denken wat hij verkiest
zeer weinig baten en geene hulp van bovenko
men. En als zoodanige middelen stellen wij eetl
iegelijk, die daartoe in de gelegenheid is, voor, zoovele
andere tuin-en veldvruchten tezaaijen ofte planten,
dat bij die mislukking dezer gemiddelde opbrengst
genoegzaam zijn kan orn in do behoeften van zich
zeiven en het algemeen te kunnen voorzien, terwijl
wij der regering aanbevelen de belastingen, die vooral
op do mindere standen drukken, inzonderheid die op
het geslacht en gemaal, af te schaffen en gerust dur
ven wij verzekeren dat do toepassing zulker midde
len duizendmaal meer effect sorteren zal, dan nog
25 biddagen, wat ook een ieder ons. wel toestemmen
zaldie gelooft dat de dagen voorbij zijn waar wij
1 lïegum XVII van lezen. Het laatste gedeelte der
oproeping luidt: «Aan Nederlanders, door bun gods
dienstig gevoel gestemd om enz., daar endaar hulp
te zoeken, enz. zal dan ook do uitnooding welge
vallig zijn enz. enz. orn op den 2 Mei te bidden
enz. enz."
O ja I aan Nederlanders die eenvoudig genoeg zijn,
en zulke zijn er ten zegen voor het ministerie nog
maar al te veel, om to gelooven dat de Heer in
den Hemel herstellen zal wat onze regering verknoeid
heeften nog dagelijks bedcrft,zal die oproeping zeker aan
genaam zijn, doch van dat bidden zonder we:ken ech
ter bedroefd weinig te regt komen.
Wanneer wij het staatkundig karakter onzer re
gering dat getuige de schandelijke vervolgingen
gedurende vele jaren van andersdenkende Christe
nen, de ondersteuning der Mahomedaansche Gods
dienst op Javaen de behandeling barer eigene
onderdanen in het algemeenalles behalve Chris
telijk is in overweging nemen en daarbij die biddags-
oproeping beschouwendan zijn wij genoodzaakt te
verklaren:
1. Die biddagsoproeping is noaperij. Haddo het
Christelijk Engeland, dat met den Bijbel in de hand
gedurende onheugelijke tijden Ierland, Indie en een
aanzienlijk deel van Amerika uitgeroofd en China
met opiiun vergiftigd heeftonzu regering het voor
beeld niet gegevenzij zelve zou er wel nooit aan
gedacht hebben.
2. Die biddagsopvoeping is eigenlijk hetgeen de
Franschett een tour de baton noemen, is een ver
achtelijk misbruik van den godsdienstzin onzer natie, is
een handvol stuifzand listig in do oogen des volks
geworpenen voor dat dit zand er door de leed-
tranen der ondervinding weder uitgeschreid zal zijn,
is zoo hoopt men de begrooting voor 1848
en 49 aangenomen. De Nederlanders zullen het
immers huruie vertegenwoordigers niet ten kwade
duiden dat zij aan zulk een vroom en godvruchtig
ministerie die bagatelle van ruim 140 millioeneu
niet wildon weigeren. Wat zal de naneef wel een
maal zeggen wanneer bij do geschiedenis zijns va
derlands opslaandedaarin vinden zal, dat dezelfde
regering die den 29 December 1846, aan eene ver
armde nog geene drie millioenen zielen talrijke natie
de som van ruim 140 millioenen ter opbrengst af—
ei-ebte den 2 Mei daaraanvolgende wilde dat het
volk God zoude bidden om den hongersnood to weren.
3. Die biddagsoprocping is God-onteerend cn
schandelijk, en wij zullen aantoonen waarom. Wij ach
ten niet uoudig hiertoe belijdenis van ons eigen geloof
af te leggen, evenmin als wij de godsdienstige over
tuiging (an andersdenkenden kwetsen of de duizend
en éóno stelling en tegenstelling der Godgeleerdheid
onderzoeken of uitpluizen willen, neen dit ware onedel
moedig en nutteloos; wij willen eenvoudig aan het
gezond verstand onzer lezers de vraag voorleggen of,
het geen spotte» met God verdient genoemd te wor
den, wanneer men voorstelt om Hem to hidden dat
Hij de armen een stuk brood geve, dat men hun
gelijktijdig door liet vcrvloekste belastingstelsel weder
ahieemt? wanneer men Hem de wegneming der ar
moede vraagt cn al het mogelijke doet om do reeds
bestaande noch te verhoogen? Geloof toch niet Ne
derlanders dat de thans lieerschende armoede een
gevolg is van den mislukten aardappeloogst des vo
rige» jaars, (3) zoo als die biddagsoproeping het
wil doen voorkomen neen, o neen, Hij die Zijne
schepselen hunne spijze geeft ter zijner tijd, heeft,
scliuon een enkel voedingsmiddel mislukken mogt
miidelijk voor ons gezorgd. Voedsel is er in overvloed
de vruchten onzer velden, de bewoners onzer stallen
zijn zelf zoo rijkelijk en zoo vele, dat wij nog arrdero
landen daarvan voorzien kunnen maar zij is een
gevolg van de onderdrukking en uitmergeling der
mindere standen, die zooverre gedaald zijn dat zij
elke stijging van den marktprijs met bange siddering
vernemen, wijl de duurte der levensmiddelen en niet
liet gebrek derzelve hun buiten staat stelt zich de
zelve to kunnen verschaffen. Landgenooten bidt dan
God niet dat Hij u meerder spijze geve, dit zou
beleedigend zijn voor Zijne vaderliefde en trouw,
jjranr wendt alle mogelijke middelen aan om te be
letten dat die u gegevene spijs, u niet ontnomen
worde (4) door schijnheilige huichelaars en verach
telijke aterlingen die het heiligste der menscbhejd
niet ontzien, maar misbruiken durven, opdat gij,
daardoor misleid te gedweeër het hoofd onder hunne
dwingelandij buigen zoudt.
Groede1 Mei 1847.
MICHIEL de HONDT.
(3) Evenmin als dc gedurige tekorten der schatkist een gevolg zijn van do
mislukking der koffijboonen op Java.
(4) Zoodanig een middel is dc algemeene deelneming in het door ons voor
gestelde petiliouenient. De tijd daarvoor is nog niet verstreken, wijl onze ka
mer nog andere wetsontwerpen behandelen zal, alvorens tot Let onderzoek der
begrooling over te gaan.
Nogmaals noodigen wij de Natie en vooral do Redactiën der onafhankelijke bladen
dringend daartoe nil; dat de laatste onze petitie opnemencn daardoor algemeen
bekend maken, is onze vurige wensch wij danken den waardigen Redacteur vau
den Burger die daaraan bereids voldaan heeft.
N ieuwstij dingen
DUITSCIILAND.
Ber lijn 28 April. De regering van Schwarzburg
Sondershausen heefc bevolen dat alle vreemdelingen,
die komen om granen op to koopen, onmiddelijk
uit liet land moeten verwijderd worden,
Frankfort, 29 April. B jna geen dag verloopt er,
waarop niet uit do verschillende streken van Duitsch-
land berigten van onlusten ten gevolge van.de duurte
ontvangen worden. Met eerste vernam men dezelve
uit Pruisen; Berlijn, Stettin, Maagdeburg, Witten
berg, Hallo, Torgau en andere steden in dien om
trek waren liet tooneel van strafbare onlustenwelke
een meer of minder ernstig karakter haddendaarna
kwamen gelijke berigten uit Saksische stedenzoo als
uit Dresden, Dessau, Eisleben en anderen, cn lieden
verneemt men van onlusten in onderscheiden stéden
van Beijeren.
Hanover, 28 April. Ton gevolge van don nijpen
den nood wegens de duurte der leyensmidelen en vrees
voor onlusten, is bier eene bekendmaking gepubliceerd,
waarbij vergunning wordt verleend om roggebrood
voorloopig tot 1 Junij vrij van regten in te voeren.
BELG IE.
Brussel, 1 Mei. Volgens den Courricr d' Anvers,
k'nnen dagelijks duitsche landverhuizer? in zoo groote