ZIERIKZEESCHE
NIEUWSBOJL
Tweede Editie.
Derde Jaargang.
GEDENKWAARDIGHEDEN
]V 3:819.
1 8 4
•<•*7.
DeZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE wordt uitgegeven op
aurlag cu Donderdag bij P. de Loozb, en is verkrijgbaar
alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in dit rijk. Dc
is voor driemaanden eoor elke EDITIE afzonderlijk
orien ilcStad, ƒ0,50 en ƒ0,00 franco door het gchcele Kijk.
MAANDAG
I J r
8 FFBBUARtfJ.
I De prijs «Ier Ail verten tien is Tien Ceuis de regel, behalve
V 35 Cents zegelregt voor elite plaatsing; ile/clve Kunnen in-
gezotnlen worden totMaaiul. en Woensd. middag 42 ure; na welk
tijdstip 7-ij voor het eerst uilkomend N°. niet wcei wor
den aangenomen. Brieven Franco,
des Verhoors van den mieqciis de Tiiouaus,
voor den regter-commissaris bij de arron-
dissements regtbank te ZienkzeeMr.
marinus jan sghüukbeque boeije op Maan
dag den 25 Januarij jl., ten huize van
den Uitgever p. de ioozb.
(Vervolg en tlot van no. 313.)
legter-C. Dat zijn slechts uitvlugten die ik
dat u niets zullen baten.
larquisHet geldt hier mijns inziens geene reg-
jite beslissing, maar alleen eene regterlijke on-
raging, en daarop vermeen ik afdoende geantwoord
lebben door de afgelegde verklaring van opsteller
nzender te zijn der vervolgd wordende beuzelarij
■ekkernij. Ik behoud mij dionsvolgens voor mijne
'en van verdediging verder voor den cempetenten
te ontwikkelen.
egtcr-C. Dat kan doen, dat staat aan
duidelijk blijkt het dat Jan Bruins is bedoeld,
;ezien buiten Nederland- de naam van jan, niet
zigd wordt, en in Nederland maar één Kanton-
bestaat die den voornaam jan draagt,
larquis. Ik hoop dat geene vooroordeclen of
begrippen het oog zullen belemmeren in het
te en onpartijdige onderzoek naar hetgeen de
g afgebakende werkkring van den regter beveelt;
hier uitsluitend en alleen inet afscheiding van
wat daar buiten ligt onderzocht zal worden wat
drukt staat, niet wat men daaruit zou kunnen
alien.
de gansche rubriek gemengde berigten, die het
erwerp van ons twistgeding uitmaakt, is het
ird Nederland niet te vindenwie geeft nu ie-
id de bevoegdheid het eigendunkelijk daar in te
clten, ten einde een Publicist, die men om zijne
zinnige gevoelens schuwt en baat, en met het
aisoog des nijds bespiedt, met schijn van grond op
iw te kunnen kerkeren?
Ie gemengde berigten bevatten doorgaans een rap-
le of een mengelmoes van satyren, sarcasmen,
zotten, curieusieteiten, kwinkslagen, ironismen
criticismen, om de lachspieren op te wekkenof
met opzet in 't koddige kleed van luim en, scherts,
wel in 't bonte pak der bijtende humor gestoken,
einde niet alleen de lever te doen schudden,
ir wel degelijk door de spitsroede des spots de-
sen te treffen en zoo mogelijk tot verbetering te
ngen, die do bloedzuigers en verdrukkers eens
i zijn, en incorrigiblemet andere woorden
dc wol heen geverwd schijnen te wezen
n de eene regel is men b. v. in Kamschatka,
de tweede te Algerie; in de derde te Pisa, in de
do op de puinhoopen van Palmyra of Carthago;
de vijfde Dabij het vat der Danaïdenin de zesde
de bogt van Guinea, in het Palais Roijal te Parijs,
n de Zilverstraat te Brussel, en wie zou nu
ven beweren, dat daar geen jannen zijn1
legter-C. Gij zult toch moeten toestemmen dat
ieder te Hcemse, te Ommen en elders. Jan
iss voor den bedoelden persoon heeft aangezien
larquis. Volstrekt niet. Niemand zou op het
beeld zijn gekomen, dat men Jan Bruins, (genoeg
n als een eerlijk onomkoopbaar regter, en regt-
ipen mensch bekend), gemeend zou kunnen hebben,
de man de dwaasheid niet begaanzich den
it van Jan Bedrog aan te trekken, en daardoor
dc publiciteit bij do groviteit te voegen en
ibaar te maken dat de uitdrukking Jan B., ge-
Jan Bedrog, op niemand anders dan op hem
toepassing kon zijn. De man is dus zelf straf-
onidat lit) hoon, smaad of laster jegens Zieh
en beeft gepleegd 1
tgtcr-C. Gij hebt dan toch niet zonder doel dat
tl geschreven?
hrquis. Gewis niet. Doch ik verklaar geen bc-
persoon met mijnen aanval op liet oog te lieb-
geliad, maar alleen daadzaken van misdadige
erlijkc ambtenaren vermeldende, daarmede, in
mi deele den Heer Jan Bruins tc hebben bedoeld.
\tgtcr-C. In het dagblad de Burger is toch de
tonregtcr Bruins schandelijk gehoond en gesmaad?
larquis. Ik ken geen Jen/blad de Burgerwel
wekblad van dien naam, doch daarvan kan
geen spral^e zijnnademaal dat journaal in
onderhavige artikel niet is aangehaaldnoch he
ld.
7" 'per-C. Het is toch duidelijk.
'jferquis. Het is juist onduidelijk, 't Woord door
ohrgur in den zin genomen die u er aan geven
wil, zou onzin zijn. Door do burger, door den
Nieuwsbodedoor het Handelsbladdoor een ge
schrift, door een koflijhuisdoor een raadzaal, kan
met geene mogelijkheid iemand in de maling geno
men worden, maar wel in de burger, in den Nieuws
bode in het Handelsbladin een geschriftin een
boek, in een koffijhuis, in een raadzaal.
Begter-C. Zoo als het hier staat is het klaarblij
kelijke onzin.
Marquis. Welnu, als dat zoo is, dan hebt gij
zeiven het geheele gebouw der beschuldiging doen
instorten, en dan redekavelen wij op een' puinhoop!
Immers als de grondstellingen die men aanneemt
valsch of onzinnig zijn, dan zullen de daaruit ge
putte gevolgtrekkingen wel zoo wat met drogrede
nen overeenkomen I Een goede boom kan geen slechte
vruchten voortbrengenen een kankerzieke geen goede!
Regter-C. Neen, ik versprak mij; 'tis waar u
heeft gelijk. Heeft u kennis aan dit handschrift?
Marquis. Ja, dat is door mij geschreven.
Begter-C. Daarin heeft u toch met geene kapi
tale letters de voornamen D. E. geschreven
Marquis. Het is mijne gewoonte wel meerlet
ters die kapitaal of klein kapitaal moeten zijn, in
gewoon schrift te schrijven, doch dan druk ik mijne
meening uit door die letters enkel of dubbel te on
derschrappen. De f onder anderen bezig ik nooit als
kapitale letter, zelfs niet als ik aan Prins frederik
schrijf, 't Is als of ik mij maar niet kan gewen
nen sommige voor- of toenaamletters kapitaalte
schrijven! Doch ter zake:
Ik betuig de geïncrimineerde passage enkel
te hebben wereldkundig gemaaktom regeringen
een wenk te gevenen ondeugende regters in 't al
gemeen van deze of dergelijke verkeerdheden en
schelmerijen af te schrikken. De onbepaaldheid of
liever het fictive van het door mij gearticuleerde
springt een ieder al dadelijk in 't oog, wanneer men
slechts een later nommer van den Nieuwsbode raad
pleegt, waar de gefingeerde naam van Jan B.vol
uit geschreven voorkomt onder dien van Jan Bedrog;
men denke slechts aan 't liedjen dat de kinders hier
op de straat en buiten in de dorpen zingen
Wel Jan Bedrog!
Jij schobjak! Nog
Op 't' kussen? Dat is raar 1
Dreigt dieverij
lil grove pij,
Alleen dan lijfsgevaar?..
Wel Jan Bedrog 1
Wat doe je toch
Zoo nakend in de kou? enz.
Rcgter-C, Is u meer in handen der justitie ge
weest?
Marquis. Ongelukkig genoeg, jal Do Amster-
datnsehe regtbank voor correctionele appellen heeft,
ten jare 1837, kunnen goedvinden0mij het onweltigste
vonnis op den hals te schuiven dat de geschie
denis der regtspleging in Nederlandschen zin maar
weet aan te wijzen 1 Ik viel door hare gebrekkige
uitspraak als het eerste slagtoffer der noodlottige
beteugelingswetten van 1829 en 1830, thans helaas!
nog in zwang. Om de gezondheid mijner zaak trad
de groote Lidman voor haar open verdedigde de
zelve met zijne bekende welsprekendheid en overtui
gingskracht. De fiere balieheid bepleitte twee licht
punten: vrijheid van drukpers etl onafhankelijk
heid des geschiedschrijvers. Maar zijne talenten
waren niet toereikende, den slag te weren die mij
treffen moest. Ik werd veroordeelddoch die be
slissing was onregtvaardig. Want: toen de regtbank
door de vrijspraak van een burgerpersoon bad uit
gemaakt, dat mijne medepligtigheid met denzelven
verviel, had ze mij als ollicier niet mogen veroor-
deelenmaar mij moeten renvoijeren naar den
krijgsraad te Utrecht, en die had mij vrijgesproken,
ten minste naar ue voorloopigc discusién te oordcelen.
De voormalige koning trouwens van mijne onschuld
en van de onwettigheid van lui gewijsde overtuigd,
schold mij de daarbij bepaalde gevangenisstraf kwijt.
Op (dusdanige wijze alleen ben ik vroeger met de
justitie in aanraking geweest.
Regter-C. Heeft u nog iets tot uwe verschoo
ning in te brengen?
Marquis. Ik vermeen dat het opgeteekendemeer
dan genoeg tot mijne verontschuldiging bevat, om
ten overvloede? daar nog bij te voegendat de
vraag niet zijn kan, wie ik bedoeld heb, maar of
de heer Bruins zoo duidelijk is genoemd of als met
den vinger aangewezen dat er omtrent den persoon
geen twijfel meer overblijft, en volstrekt geene ver
gissing kan plaats grijpen; een vraagstuk dat de
onpartijdige oneenzijdige regter zal dienen op tc lossen
zoo wij hopen en vertrouwen tot cere en roem des
te \aak goschandvlckten Nederlandscheu naam!
Mag ik het .gehoor voor geëindigd houden?
Begter-C. Ik weet niet wat ik u meer zou
kunnen vragen.
Marquis. Dus heb ik met den regter-commissa
ris afgedaan
Regter-C. Ja.
Marquis. Dan veroorloof ik mij do vrijheid een
woord tot mijnheer Boeije te rigten. Ik bedank ii
voor de menschlievendeinschikkelijke en ridder-
schappelijke wijzewaarop gij de zaak jegens mij
hebt getrakteerd en doorgedreven! Het is een on—
welkbare lauwerkrans die gij u zeiven, voor liet
oog van het gansche beschaafde Europa hebt ge
vlochten en die u mogelijk tot over 't graf zal
vergezellenDc bejegening mij aangedaanzal voor
liet regtgestoelt des nageslaclits getrokken, eene
schandzuil voor u zijn door geen ceuwendrang om
ver te stootcn!
De mishandeling aan mijn ligchaam, en de moord
aan mijn geest gepleegd zullen in de ure der bc—
naauwdheid als uwe aanklagers, U zijn voorgegaan
om in den dag der vergelding voor den troon des
Onfeilbaren, uwe beschuldiging te bevatten!
De lieer Boeije. Het smart mij dat U zooveel
leeds is overkomenmaar het is geheel buiten mijne
schuld. Mijne betrekking gedoogde niet anders tc
Kunnen handelen.
Marquis. Als de eene regter menschelijk kan zijn,
dan zie ik niet in waarom de ander ccn tijger zou
moeten wezen! Wat de edele mensch Canneman als
Hegter-Commissaris te 's Gravenhage heeft gedaan
zou de regter van instructie te Zierikzee hebben
kunnen navolgen, zonder zich aan eenig vergrijp of
pligtverzuim schuldig te maken. De zaak was toch
niet van zulk een spoedëischenden, ernstigen of vcr-
schrikkelijken aard, dat er roekeloos een menschciile—
vén moest worden op het spel gezet 1
De Heer Boeije. Wij hebben ons geen denkbeeld
kunnen vormen, Ijoe de Heer Canneman de ver
antwoordelijkheid op zich heeft durven nemen U
door den naastbij gelegen regter te doen ondervra
gen. Hadden wij bij de wet inaar (ermen kunnen
vinden het anders te schikken, wij hadden het gaarne
gedaan want menschelijkheid te gebruiken betaamt
eiken regter.
Marquis. Die naauwgezette pligtsbetrachting der
Zicrikzeesche regtbank is zeer prijsselijk! Docli wan
neereen moordenaar het offer dat hij koelbloedig velde,
op die wijze toesprak, zou men in verzoeking kun
nen komen dit voor geen echte munt, maar voor
ironie en persiflage te moeten aannemen
De Heer Policie-Commissaris, Substituut-Griffier.
Ja, zoo als ik hoor moet U ijsselijk vee! geleden en
uitgestaan hebben, maar zoo als mijnheer de regter
zegt, zijn wij er geen schuld aan.
Marquis. Met welk feston neer werk of borduursel
men ook het bevlekte Sameet eener gevierde sehoono
tracht op te smukken, het zou beleedigcnd voor ha
ren gekuischtcn smaak zijn, te gelooven zij liet nu
als hernieuwd en van smetten gezuiverd achten, cn
eene plaats in haar boudoir waardig keuren zou 1
Dc Heer Boeye. Wij zijn in raadkamer vergaderd
geweest, zoo dat ik niet naar eigen wijze van zien
heb gehandeld. Wij hebben er neg over gedelibereerd,
tot liet voorjaar te wachten, doch de zaak kon in
gevolge de wet volstrekt geen uitstel lijden.
Marquis. Aller oogstralen zijn op U als op één
brandpunt gevestigd. Het verheugt mij te vernemen
dat gij uwe handen in onschuld kunt wasschen.
Ik zelf heb gedacht dat hier geheime ministeriële
invloeden werkten, daar gij zoo naauw verwant zijt
aan den minister van justitie!
De waarheid overal en in alles voor te slaan en
te verkondigen is mij dierbaarder dan goud of gunst.
Ik acht het dus van mijnen verschuldigden pligt U,
mijnheer Boege, voor de regtbank des Publieks te
regtvaardigen 1
De lieer Boeye. Ik wensch van ganscher harte
mijnheer de Thouarsl dat gij in 't vervolg nimmer
meer in deze of dergelijke moeijelijkheden zult ge
raken.
Marquis. Het eenige, waarbij de regeringen be
lang hebben, is de openbare meening goed te kennen,
en om die goed te leeren kennen moet het oordeel
over hare daden, onverschillig in welk een kleed gehuld,
en op welk eene wijze de waarheid uitkoiue, vrij
i en onbeperkt zijn, en niet tot vervolging of mis
handeling aanleiding kunnen geven.
Ia onze oogen zijn véle kantonregterlijke als andere
regeringen heilloos, schelmachtig, bedervend, verstom
pend, cigcnbaatzuchtig anti-nationaal', en zoo lane
cus een hart zal overblijven om to gevoelen, en .'ene