ZIERIKZEESCHE
NIEUWSBODE.
No° 215.
Woensdag
1843.
31 December.
LIJKREDE
NIEUWSBODE.
Al het ondermaansche neemt
eenmaal een eindeen zoo is dan
ook thans het laatste uur van mi
en al mijne kleine broeders aan
gebroken j geen einde door ziekte,
neen! jeugdig en krachtvol bloeiden
en groeiden wij, kinderen van de
Nederlandsche vrije drukpers, on
der de schaduw der grootere druk
pers-voortbrengselen menig groot
blad was krank en uitgeput, dat
is: men wilde het niet lezen; van
menig groot blad werden de krach
ten met metalen borstkoekjcs uit
de staats-apotheek in wezen gehou
denals: het HvondbladJournal
de la Haye enz. enz., onder an
deren zelfs een Belgisch blad; maar
voor een* verval van krachten helpt
niets, zij stierven weg, en niemand
spreekt meer van hen; hunne
ouders en voogden intusschen, na
ijverig op den bloei van ons, klein
geslacht, laten thans ons aller le
venslicht uitblnsschen, niet door
ziekte neen door een moord
Is het eene treurige taak eeue
lijkrede op eenen overledenen voor-
treffelijken vriend te houden hoe
veel treuriger is het niet, als men
dit op zichzelven doen moet, in
het vooruitzigt weldra vermoord te
zullen worden en dit is nu, he
laas! met ons het geval; arme broe
ders arme Deventer Meppeler
Arnhemsche, Zwart-Sluizer Nieuws
boden, gij allen en ook ik wordt
morgen met denzelfden slag gedood,
gedood om nooit weder als
kleine Nieuwsboden op te staan
Olaat ons thans jammeren
en weeklagen, dat steenen harten
zouden vermurwen, neen laat
ons stil zijnhet gevoelige hart
van Z, E. den minister van Hall
zal zich, kan zich door ons gejam
mer niet tot medelijden laten op
wekkenwant ziet, hij heeft alles
tot ons best geschikt, hij dacht;
O gij teerbeminde kleine courant-
jes gij verdient zoozeer om groot
te wordengij zijt zoo belangrijk
gij zijt zoo liberaalen O! ik bemin
de liberaliteit zoozeeren ik zal u
tegen wil en dank goed doen ik
zal u allen groot makendan hebt
gij meer ruimte in uwe kolommen
om vrij te spreken over alle ver
keerde daden van het bestuur en
ik zal den roem dragen van het
aantal liberale dagbladen te hebben
vermeerderdZiet, zoo dacht
Zijne Excellentie, en hij maak
te daartoe de bekende verandering
in de zegelwet; en wij, wij
stamelen stervende onzen dank
aan u, o! van Hall want morgen,
morgen reeds, zal ik weder uit
mijn graf verrijzen heerlijker dan
ooit heerlijker dan al mijne broe
ders en zusters, heerlijker zelfs dan
de zoo schoone, onschuldige, maag
delijke Zierikzeesche Courant.
(tweïde jaargang.)
vaï den stervenden
l