hmu
ieve,r'! in." 1
dat
1845.
toTsprïak
rij dag
16 Mei.
iSieuwstij dingen.
ar
(eerste jaargang.)
En „Jj
hem j
voor i t7 7
Gend, S Mei. Woensdag 11. bevond zich on-
i der de talrijke paren, die door den beambte van
den burgerlijken stand zich in de huwelijks-
banden lieten sluiten een paar dat iets ern-
Btigs, iets verdrietigs scheen te laten blijken. De
bruid inzonderheid scheen beroerd en ontsteld;
men kon zien dat zij (zoo als men te Gend
zegt) iets op haar lever bad. Inderdaad, het
meisje had zich twee misstapjes te verwijten,
en was regtzinnig genoeg haar ongeluk te be
kennen, die twee noodlottige bladzijden van
haar leven open te leggen en haar aanstaan
den echtgenoot, haar beminden bruidegom van
alles te onderrigden. Twee traantjes glinster
den in de oogen van het beschaamde meisje
en een blosje verwde hare wangenbij het
.openbaren van zekere geheimen maar dit ver
haal klonk niet aangenaam in de ooren van
haren aanstaande; hij wilde wel eene bruid,
maar zonder ap— of dependentiennu, deze
kon hij niet hebben zonder het bijvoegsel
'(een beminnelijke duo) ook te aanvaarden en
dat was volgens zijne gedachten te missen.
De bruidegom dus, zonder er veel praatjes
over te maken, wensehte zijn lief vrouwtje
goeden dag en vertrok. Men wilde hem terug
roepen en reden doen verstaanmaar hij wil
de niet transigeren en liet het trouwen voor
do liefhebbers over. De vrouwen echter vin
den altijd een middel tegen onvoorziene voor
vallen en dat hetwelk zij in het werk stelde,
-werd met den besten uitslag bekroond. De
bedrukte. Griseldis wapende zich met, moed
sprong in bene vigilante en ging den vlugte
ling opzoeken. Het gelukte de bruid haren
lobbes te vinden en eene uitlegging had plaats.
Er werd geknibbeld, geknord, gepruild, ge-
Ischreeuwd, gezucht, gehuild en gepardonneerd;
eene omarming en een dubbel luidruchtig ze
gel op beider wangen sloot den vrede eü al
les werd vergeten. De Ijruidegom kwam te
rug, geleidde zijne liefste naar het stadhuis
en het onoplosbaar ja werd door den beamb
te van den burgerlijken stand uitgesproken.
Men reed naar de kerkhet huwelijk werd be
zegeld de bruiloft gehouden en de polka sloot
bet feest.
der schim van prins willem i. aan
zijne doorluchtige naneven en
aan het volk van nederland.
Roenirijke Vorsten uit het huis Oranje Nas
sau Gij, die door den loop der politieke'om-
standigheden in Europa, van Stedehouders
loningen zijt geworden I Gij mij immer dier-
j aar nakroost der Batavieren voor hetwelk
ik omtrent drie eeuwen geleden goed en bloed
ei ad, om uwe onafhankelijkheid uw volks-
es aan en uwe gewetensvrijheid te verdedi-
wit 611 Z0° Vee^ ,n was te bandhaven;
0 s nationaal aanzijn, ik, door u het Spaan-
1 #k van de schouders te nemen, met mij
nen dood heb bezegeld!Gij allen! hoort
thans niet aandacht naar de stem èens ver
scheidene die het steeds wel met Nederland
meende, en die thans helaas! van uit het
Schimmenrijk op dat voorheen zoo gezegend
plekje gronds met weemoed nederzieten niets
doen kan dan weeklagen over en waarschu
wen tegen de steeds meer en meer toenemende
ellende van een volkdat tegenwoordig zoo
lafhartig (ondankbaar zoude ik bijkans zeggen)
de vrijheden en voorregten versmaadtwelke
voor hetzelve door het zwaard, door de stand
vastigheid en door den heldenmoed zijner voor
vaderen zijn gekocht geworden. j
Ja, met weemoed zie ik op u Deder. Vorst
en Volk van Nederlandwanneer ik bedenk
dat ih dat Frankrijk, dat gij zelve voor 30
jaren Hebt helpen beteugelen dat in dat Frank
rijk, zeg ik, het tot een spreekwoord gewor
den is: pauvre eomme la Hollande (zoo arm
als Holland). En is dat spreekwoord ia dit geval
geen waar woord? Heerscht niet alom in Neder
land eene nimiher voor dezen zoo algemeen be
kende armoede? Vooral in de burgerklasse?
Wat is er vlaag ik u, geworden van de
schatten, die eenmaal de kelders van het Stad
huis te Amsterdam (thans het koninklijke pa
leis) vervulden Wat is er geworden van uwe
rijke koloniën, door Welker opbrengsten gij
voorheen in staat gesteld werd, den Duitscheu
Vorsten als uwen onderdanen de wet voor te
schrijven Toen zeidet gij eenvoudig aan die
Mogendheden: «komt!" en zij kwamen; en
thans zijt gij hunne onderdanige gedweëe die
naars. Van waa'r vraag ik u deze ommekeer
van zaken? Van waar die verregaande verne
dering Want eene vernedering is hette moe
ten gehoorzamen aan hen wien men eenmaal,
de magt had te bevelen.
Nog eenige'andere vragen moet ik u. Vorst
en Volk van het door mij vrijgekochte Neder
land, voorstellen. Toen in het jaai; 1384 te
Delft, dus in het hart van Holland, een fana
tiek en omgekocht sluipmoordenaar mij het
.doodena lood in de borst zond, toen was er
jammer in den lande, omdat ieder Nederlan
der mij als den Vader des Vadbrlands be
schouwde. Zoodanig was het uiteinde en de
naroem van Prins Willem l. En het uiteinde
en de naroem van Koning Willem X hoeda
nig waren die? Hij stierf uls Christen, dat
durf ik van mijnen Doorluchligen Nazaat ver
trouwen maar waar? In een vreemd land.'
Geene landskinderen omringden den sterfzetel
van den Vorst; ja, slechts dagen na zijnen
dood mogten zij zijn afsterven vernemen.
En zijn naroem? O, Ik wil niet hard zijn;
want ik vertrouw dat Hij vijftien jaren lang,
met den besten wilNederlands heil heeft
trachten te behartigen Maar dat jaar 1830.
O wie zal den sluijer opligten die zoo
vele jaren staatkundige geheimen bedekt'? Wie
zal mij zeggen, met welk oogmerk iil dat jaar
de Nederlandsche troepen Brussel zijii binnen-
geirokken en wat zij in die zoogenoemde op
roerige stad hebben ten uitvoer gebragt Geon
Nederlander zal, zonder schaamrood te worden,
mij zulks verhalen en evenwelik weet het.
En indien ik het openbaar maakte, dan zoudt