Maandag Nieuwstijdingen. 27 Januarij, 1 j\.° 70. f F.ER.STE JAARGANG. 1845. Het abonnement is twee e een halve cent in de week, Enkele nummers 3 cent. I5I.VNENLAND5CHE BERIGTEN. Stedum 18 Jan. Hoe vele voor beelden van noodlottige gevolgen het gebruik van sterken drank ook op geleverd hebbe zij kunnen van het misbruik niet afschrikken. Mogt het gebeurde alhier medewerken, zoo niet tot eene geheele afschaffing, dan toch tot een meer matig gebruik van dezelve! Onder de menigte, die zich in den avond van den 10 dezer in eene hei berg verzameld had, ten einde de verkooping van een huis alhier bij te wonenbevond zich ook een schoenmakersgezel, Jan Borgers, sedert Mei 1844 hier woon achtig. Na afloop van de verkoo- ping begaf hij zich naar zijn huis. Maar ongelukkig de deur gesloten vindende, keerde hij naar de her berg terug, alwaar nog eenige ach tergeblevenen zich lustig vermaak ten onder liet gebruik van een glaasje jenever. Jan Borgers voegde zich bij hen, en weldra raakte hij mede in het gewoel. Nu werrl hij geheel dronken nam deel aan den zoogenaamden boeren dans en viel weldra bewusteloos neder. Nu werd hij, om weder bij te komen, naar buiten gebragt; doch daar het reeds laat in den avond was, besloot men om hem in de schuur op wat siroo te leg gen in de hoop, van hem den Volgenden morgen weder nuchteren te zullen vinden. Maar toen men hem des morgens wilde wekken vond men hem. dood Dade lijk werd nu geneeskundige hulp ingeroepen, en alles aangewend, wal mogelijk wasmaar vruchteloos: hij ontwaakte niet meer, GronCt.) De uitgave geschiedt op maandag, woensdag en vrij dag, des voormiudags. ffiEaKfe.BÊWE SS. BAAS PRIEM. Baas Priem was een klein, schraal, maar levendig ventje, dat geen oogenhlik rust had, of stil op zijn stoel kon zitten. Zijn gezigt waarop eon ongemakkelijke wipneus zat, was pokdalig en bleek als de dood, zijn haar grijss en borstelig, zijne oogen klein, maar zij ke ken onophoudelijk regts en links uit. Hij zag alles, wist alles beter en had in alles gelijk. Ging hij over straatdan zwaaide hij gewel dig met de armen, en eens sloeg hij een meisje dat water droeg, den emmer zoo hoog in de lucht, dat hij zelf geheel overgoten werd. Hij was van zijn ambacht een schoenmaker, en als hij arbeiddetrok hij den draad zoo ge weldig uit, dat hij ieder, die zich niet op een behoorlijken afstand hield, de vuist in het lijf stiet. Geen knecht of leerjougen hield het langer dan eene maand bij hem uil daar hij op het beste werk nog altijd iets had aan te merken. Dan waren de steken niet gelijk, dan was de eene schoen langer, dan de eene hak hooger dan de ander; dan weèr was het leder niet goed geklopt. Hij maakte ze allen voor dagdieven en stommerikken uit. Hij zelf echter rigtte ook zoo heel veel niet uit, daar hij geen kwartier bedaard op zijne plaats kon blijven. Was zijne vrouw vroeg opgestaan en had zij vuur aangelegd, dan sprong hij op, en liep in zijn hemd naar de keuken. Wilt ge 't huis in brand steken?" riep hij «kijk me dat weer eens een vuur wezen, waarbij men een os braden kon Of denkt ge misschien dat de turf geen geld kost?" Stonden zijne dochters aan 't waschvat, en vertelden zij elkaar, het nieuws, dat zij wisten, dan voer hij uit «Daar staan die ganzen weer, en roeren haar mondwerk, en vergeten bij al dat babbelen iets uit te voeren! En dan die kostelijke zeep' 't, is zonde en schande, lvoe roekeloos ze daarmef omgaan; ze willen hare mooije handjes ontzien, en zijn zeker bang, het linnen zeer te doen, dat ze het niet beter aantasten." Als in de buurt getimmerd of gemetseld werd liep hij gedurig aan 't venster en keek" toe. «Daar ge bruiken ze weer van dien beroerden steen riep hij, «daar geen kracht of vastheid in zit. »En kijk eens, hoe slecht ze de kalk mengen! »Ik beleef nog, dat de lui het dak op hun eigen hoofd neêïkrijgen." Hij ging zitten; maar sprong na een ommezien weer op, deed zijn schootsvel af, en zeiik wil toch eens gaan zien en 'tvolk wijzen, hoe ze doen moeten.'' Bij de timmermansknechts bleef hij staan. «Wat is dat?" riep hij. «Heb jelui dau geen oogen in je kop? Zie je niet, dat die balk scheef ligt, vlegels? Binnen 't half jaar geeft dat eene verzakking, of mijn naam zal geen Priem wezen." Hij rukte een' der knechten de bijl uit de hand, en wilde hem toonen hoe dio te hanteren; maar toen daar juist een' met ko- in,, mii 11 i 'lil I I i in i rte eèn was SO, en de ander 481 een ander persoondie in Mei jl.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1845 | | pagina 1