2
Ds Nieuwsbode aan zijne lezers:
Ofschoon ik slechts sints weinig maanden,
Mijn' lezers! uwe gunst bezit,
Zult gij 't niet in een' Bode wraken
Als hij u hartlijk 't goede bidt.
lk ben, gij weet het, niet herkomstig
Uit edel bloed of hoogen stand
Ik rijde, in spijt yan wind en buijen
Met graagte om nieuws door stad en land-
Duldt, nü 'k toevallig tot u nader
Op d' eersten dag van 'tNieuwe Jaar
Na dat ik u mijn heilgroet brenge
Dat wij eens keuvlen met elkaar.
Vooreerst dan: «Ga 't u allen," Lezers!
Naar ziel en ligchaam beide wel
Dat ramp noch ziekte uw huis bezoeke.
Geen armoe vrouw of kroost u kwell'
Ziet mild uw vlijt met voorspoed kroonen
De welvaart heersche in eiken kring;
En wie 't verdient moog' zich verblijèn
In tal en keur van zegening
Ziet Neêrland de erve van uw' vadren
Door eendragt en door vrede in bloei
Dat voortaan nooit een' tak van handel
Naar andren Staat of Rijk vervloei'.
Uw Koning blijve mild gezegend.
De liefde en lof der Natie waard
En zie Hij nooit rondom zijn zetel
Dan Staatsliên braaf en wijs geschaard!
't Lofwaardig Iloofd van uw' Provincie
Blijve u behouden jaren lang!
Dat Hij in deugdzame ambtenaren
Den loon voor 't goed-gewrochtontvang
Maar schoonmijn' lezersdeze bede
Me opregt is uit het hart gevloeid,
Vermeent nietdat daarmee de Bode
Zich verder niet om u bemoeit.
Neen, wilt gij zóó gelukkig wezen,
Als u die schaamle Bode bad,
Waakt dan met zorg, nooit af te wijken
Van 't steile pligt en deugdenpad!
Want, als ik, rijdend op mijn blesje,
Soms hier en daar op daden stuit
Die of uwe eer of naam bezwalken
Denkt dan: «de Nieuwsbod brengt het uit!1'
Ik weet wel, ja, dat kleine zielen
Mij dreigen met hun vloek en haat
Dat menig een (om welke reden (a)
Mij onverdiend beschimpt en smaadt;
Dit zal mij echter niet weerhouden
Het kwaad te ontdekken, waar begaan,
En, zonder aanzien van personen
Het regt en waarheid voor te staan
Ik zal mijn reiszak nooit ontsluiten
Voor laster en voor achterklap;
U, bij gemis aan nieuws, onthalen
Op boert of schuldeloos gesnap.
Elks eer zal mij steeds heilig wezen;
Geheim blijft alles, mij vertrouwd;
'k Noem onverbloemd de zaak bij name r
Zoo als zij zich aan mij ontvouwt.
Waar ik het kwaad zie wortels schieten
Of strafloos regt of wet verkracht,
Ik meldt het heden aan mijn drukker,
En morgen is 't aan 't licht gebragt.
Schendt iemand willens eed en pligten,
Stoort hij aan raad zich noch vermaan
'k Verkondig luid het aan den volke,
Wat pligtverzuim hij dorst bestaan.
Schoon niet gelijkend op den Grijze,
Die alles afkeurt, altijd bromt,
'k Roep toch u toe: «Zorgt rillen, lezere
Dat gij met lof in 't blaadje bomt
En nuynog eens: zal 't nieuwe tijdperk
U allen bron van blijdschap zijn
Leeft zóó, dat gij niet hoeft te vreezen,.
Wanneer ik met mijn Nieuws verschijm
X.
De Redactie, hoofdzakelijk in
stemmende met hetgeen de In
zender van bovenstaand liedje den
Nieuwsbode in den mond gelegd
heeft, ruimde hetzelve gaarne een
plaatsje in; niet twijfelende, of de
lezers zullen daaraan voor ditmaal
de mededeeiing van een cf ander
artikel wel willen opofferen.
C orrespondeiitie.
Door plaatsgebrek zijn eenige
ingezonden stukken tot de eerst
volgende N.os moeten blijven liggen.
STADS-NIEUWS.
BURGERLIJKE STAND TE ZIERIKZEE.
GEBOREN: dea 30 December.
Een zoon van M. de Vos en A. van der Poel.
Eene dochter van G. Boudier en M. P. Basti-
aanse.
Eene dochter van B. Schoenmakers en A. Sies.
GEHUWD: deu 30 December
J. Anker en M. Hemmerle.
OVERLEDENden 28 December.
E Sandee, oud ruim 2 jaren (dochter).
W- Konwen, oud 67 jaren, echtgenoot van
G. Steijn.
den 29 dito.
J. Monneé, oud 18 maanden (zood).
den 30 dito.
Jonkvr. S. W. Schuurbeque Boeije, oud ruim.'
14 maanden.
(a) Dat weet de Uitgever reeds.
TER DRUKKERIJ VAN P. DË LOOZE.