AAN DE GEABONNEERDEN
OP DEN ZIEWKZEESCHEN NIEUWSBODE.
HBT OTC33 JAAB,.
Nog een weinig tijds, en dit jaar
zinkt weder onder onze voeten weg,
om door den gapenden kolk der
eeuwigheid verslonden te worden.
Wij zijn alzoo weder eene aanmer
kelijke schrede voorwaarts gegaan
op den wegwelke voor ons af
gemeten is. Het is voor ons allen
weder een gewigtig oogenblik, dat
ons vergund is te mogen beleven
en vóór wij van dit jaar scheiden,
willen wij aan den eindpaal eeuige
oogenblikken stilstaan, en vlugtig
eenen rugwaartschen blik werpen
op den in dit jaar afgelegden le
vensweg.
Met het begin van dit jaar be
gaven wij ons op den wegaan
welks eindpaal wij thans genaderd
zijn- doch hoe verschillend was
die weg voor ons door den wijzen
Schepper niet afgebakendSom
migen bewandelden dien onder het
genot van de grootste blijdschap en
gewenschten voorspoed- door niets
werd de toekomst beneveld de weg
was effen en als met rozen bezaaid;
vreugde week niet van hen, ziekte
stoorde hen geen en enkelen oogen
blik; de dood trad niet over hun
nen drempelgeen paradijs was
111 staat, zulk een lot te kunnen
verbeteren. Doch ieder mogt in
zulk eene vreugde niet deeleu; ve
len ziju aan den eindpaal van dit
jaar genaderd, en kennen bijna niets
van die vreugde; maar roepen daar
als met luider stemme
«Deez aarde ze is een tranendal
«Verdriet en moeite baart het al,
«Wat haar genot ons ooit kan geven."
En hoe vreemd deze uitroep som
migen ook in de ooreu klinkt
ziet men echter niet vele onzer me
dereizigers aan den eindpaal van dit
jaar met geprangden boezem, voor
wien de toekomst in de dikste ne
velen gehuld is, en die onder de
rampen van dit leven schijnen te
zullen bezwijken Op dien weg ont
moet men ook dezulken, die
nog niet vatbaar schijnen om in
het leed van hunne medereizi
gers eenig deel te nemen, en die
het onwankelbare vertrouwen be
zitten dat op hun pad altijd de
schoonste rozen zullen bloeijen.
Maar, zaagt gij dan niethoe velen
onzer medereizigers in dit jaar op
den weg door den dood zijn ter ne
der geveld Het waren immers niet
altijd dezulke, die de lasten des
levens niet langer konden torsehen,
en daarvoor bezweken ziju
neen het waren ook zuigelin
gen en kinderen in de lente hun
nes levens; het waren jongelingen
en jonge dochters het waren man
nen en vrouwen; het waren vaders
en moeders; het waren rijken en
armen die men zag vallen aan onze
regter- en linkerhand. Hoeveel ram
pen en droefheid verspreidde dus
de dood iu dit bijna afgeloopeue
jaar niet onder ons, en hoe onver
biddelijk was hij in het volbren
gen van zijnen last Wij zeggen
dit niet, om wonden open te l ijten,
en die op nieuw te doen bloeden.
Neen, maar opeen oogenblik, als
dit willen wij ohzen logtgenooten
de hand reiken en hen wijzen op
het voor ons liggende. Hoe duis
ter dit dan voor sommige ook zijn
moge, zetten wij den togt kalm en
gelalen voort.
Het is immers geen vreemd ver
schijnseldat men liet lot van onze
meer begunstigde togtgenooten ver
verkiest
boven het onze
hunne in ons oog veel
ger omstandigheden met de onze
en
gunsti-