Ziektebestrijding in uien doorzicht op inzicht Teler verlaagt stikstofgift op aardappelen met tien procent Akkerbouw DOORZICHT OP INZICHT Bladsteeltjesmethode en stikstof bijmestsysteem VRIJDAG 18 JUNI 1993 8 In de loop van het groeiseizoen kan een uiengewas worden belaagd door ziekten en plagen. Tegen een aantal van deze belagers worden reeds voor of tijdens het zaaien en planten maatregelen getroffen. Te denken valt hierbij aan kiem- en bo demschimmel en de made van de uievlieg. Echter moeten ook tijdens de groeiperiode een aantal aan tastingen worden voorkomen of bestreden. Een belangrijk facet bij de ziektebestrijding is dat moet worden voorkomen dat het gewas wordt aangetast door loofschim- mels. Hierbij dient de aandacht vooral gericht te zijn op bladvlek- kenziekte en valse meeldauw. Daarnaast kan een uiengewas ook door andere schimmels worden aangetast. Een soms plaatselijk op treden van papiervlekkenziekte is daarvan een voorbeeld. Voor deze t en andere minder belangrijke schim melziekten is geen afdoende bestrij dingswijze bekend. Ook een aantal insecten kan schade veroorzaken. Via regelmatige gewasinspectie zal moeten worden vastgesteld of aan tasting voorkomt en welke bestrij dingen eventueel noodzakelijk zijn. Gecombineerde bestrijding van schimmels en insecten in uien, met Daconil Men parathion, door de Coöperatieve Spuitvereniging Noord- Beveland (archieffoto Anton Dingemanse) Bladvlekkenziekte De weersomstandigheden bepalen de ontwikkelingssnelheid. De be langrijkste zijn de bladnatperiode, de relatieve luchtvochtigheid en de temperatuur. Erg belangrijk hierbij is de duur van de bladnatperiode Be draagt bedoelde periode minder dan 6 uur, dan is dat ongunstig voor de schimmel. Daarentegen is een blad natperiode van 10-12 uur zeer gunstig voor de ontwikkeling van de schimmel. De laatste jaren hebben we tijdens het groeiseizoen te ma ken gehad met soms vrij lange dro ge perioden. Hierdoor heeft de bestrijding van bladvlekkenziekte in zaaiuien en tweedejaarsuien weinig problemen gegeven. De bestrijding van bladvlekkenziekte draagt een preventief karakter en bestaat uit re gelmatig herhaalde bespuitingen met een daarvoor bestemde fun gicide In zaaiuien en tweedejaars plantuien moet met de bestrijding worden be gonnen zodra de planten van de on derscheiden rijen elkaar gaan raken. Dit criterium geldt als de rijenaf- stand 25-30 cm bedraagt. De Akkerbouwer Jan Dibbits uit Alm- kerk wil zijn aardappels zo efficiënt mogelijk bemesten. Hij baseerde zijn bemesting vorig jaar op maar liefst drie methoden van onderzoek. Per saldo krijgen z'n aardappels nu circa 10% minder stikstof dan voorheen. Dibbits heeft een akkerbouwbedrijf van 70 ha. Daarnaast heeft hij een loonbedrijf dat qua tijd het akker bouwbedrijf vrijwel naar de kroon steekt. Aardappels nemen een cen trale plaats in het bouwplan in, met een oppervlakte van circa 25 ha. Dibbits teelt dit gewas zo efficiënt mogelijk. Dat geldt ook voor de be mesting. Al voor het vierde jaar doet hij mee aan het bladsteeltjesonder- zoek. Dat begon in de studieclub, waar een vertegenwoordiger van een handelshuis dit stimuleerde Het eerste jaar wilde hij "eerst eens kij ken wat het inhield". Wat houdt het in en welke conse quenties heeft het voor de teelt? Het begint met grondonderzoek in het voorjaar. Op grond daarvan vindt een schrale basisbemesting plaats van 400 tot 500 kg KAS. "Voorheen was dat 600 tot 700 kg", vertelt Dibbits. Vervolgens wor den 28 dagen na opkomst de eerste bladsteeltjes geplukt en onderzocht. De eerste jaren werden de steeltjes eerder geplukt, maar na 28 dagen zijn de gegevens betrouwbaarder. De teler plukt zelf. Iedere week bespuitingen moeten, afhankelijk van de weersomstandigheden en de gewasontwikkeling om de 7-10 da gen worden herhaald. In verband met de veiligheidstermijn van een aantal middelen en om te voorko men dat het gewas te laat oogstrijp is, moeten de behandelingen wor den gestaakt, wanneer bij een vol doende en regelmatige stand dichtheid de eerste verschijnselen van "strijken" worden waargenomen. Voor het gebruik in zaaiuien en tweedejaars plantuien kan uit de volgende toepassingsmogelijkheden worden gekozen: 2 kg chloorthalonil/maneb (o.a. Daconil M) 2,5 kg maneb/vinchlozolin (Roni- lan M) 1 kg chloorthalonil/vinchlozolin (Ronilan Spec.) 1,25 kg chloorthalonil/prochloraz (Allure) 2 I carbendazim/iprodion (Calidan) Het laatstgenoemde middel mag maximaal 3 keer per seizoen wor den toegepast. Met uitzondering wordt dezelfde route over het per ceel gelopen, waarbij 40 stengels worden geplukt, goed verdeeld over het perceel. Steeds wordt de vijfde stengel van boven geplukt. Vervol gens worden de steeltjes onder zocht. Als er tekorten zijn volgt het advies 24 uur na het onderzoek. Als er geen tekorten zijn volgt later bericht. Dibbits beschouwt de gegevens uit het onderzoek als een "extra hand vat, een hulpmiddel". "Het eerste jaar heb ik domweg de adviezen uit het bladsteeltjesonderzoek gevolgd. Ik kwam toen te laag uit. Maar iede re grond is verschillend. Je moet overal rekening mee houden, met de mineralisatie, met de afslibbaarheid, met de voorgeschiedenis van het perceel. Je kunt de cijfers niet zwart-wit bezien". Om meer vergelijkingsmateriaal te hebben liet Dibbits de steeltjes op twee plekken onderzoeken. Boven dien doet hij sinds vorig jaar mee aan het Stikstof-Bijmest-Systeem, kortweg het NBS. Stikstof Bijmest Systeem Het NBS houdt in dat tijdens de groei enkele grondmonsters worden genomen, vanaf het begin van de knolzetting tot het moment dat bij van chloorthalonil/maneb mag van de overige middelen een beperkte nevenwerking tegen de schimmel Botrytis aclada (de veroorzaker van koprot) worden verwacht. In de praktijk blijkt dat veel gebruik wordt gemaakt van een spuitschema waarbij twee of meerdere middelen afwisselend worden aangewend. Valse meeldauw Wereldwijd gezien is valse meel dauw een gevreesde schimmel in uiengewassen. In Nederland hebben we een periode gekend dat aan tasting door valse meeldauw niet of nauwelijks voorkwam. Echter vanaf 1986 is er sprake van een toene mend probleem. In 1992 was in ver schillende regio's zelfs sprake van een ernstige aantasting. Hoewel de schimmel op diverse ma nieren en plaatsen kan overblijven moeten bepaalde percelen tweede jaars plantuien als belangrijkste besmettingsbronnen worden aan gemerkt. Op bedoelde percelen ont wikkelen zich uit besmet plantgoed systemische zieke planten. Vanaf deze planten worden andere planten Jan Dibbits ziet bemesting op basis van onderzoek a/s dé toekomst op het perceel aangetast. Hierna kunnen vanaf aangetaste percelen plantuien ook gezaaide uiengewas sen worden geïnfecteerd. Bestrijding van valse meeldauw bestaat uit preventieve gewasbe handelingen met dithiocarbamaten (zineb, maneb, mancozeb). Valse meeldauwbestrijding valt veelal in een periode dat ook bladvlekken ziekte moet worden bestreden. Van de bij bladvlekkenbestrijding ge bruikte middelen mag alleen van de maneb-bevattende middelen enige bescherming tegen valse meeldauw worden verwacht. In de praktijk is echter gebleken dat voor een volle dige bescherming de hoeveelheid maneb te gering is. Voor een af doende bescherming is 2Vz kg zineb of maneb of een combinatie van beide nodig. Bij zowel aparte bestrij ding als in combinatie met bladvlek- kenziektebestrijding moet aan genoemde eis worden voldaan. Of u tijdig maatregelen moet nemen om aantasting door valse meeldauw te voorkomen, wordt in belangrijke mate bepaald of in de omgeving tweedejaars plantuien worden ge teeld en of hieruit een besmetting moet worden verwacht. Rupsje van de preimot/larve van de uieboorsnuitkever Dat deze beide als het ware in één adem worden genoemd komt door dat het schadebeeld erg veel over eenkomsten vertoont. Het schadebeeld bestaat uit venster vraat. Met welke veroorzaker we te maken hebben, kan worden vast gesteld aan de kleur van de vol groeide rups of larve. Is de kleur grijs-wit dan hebben we te maken met het rupsje van de preimot. Een oranje/gele kleur geeft aan dat we te maken hebben met de larve van de uieboorsnuitkever. Een eventuele tweede generatie van de preimot vreet niet alleen de groene bladmas sa weg, maar kan ook schade aan de op dat moment reeds gevormde bol veroorzaken. Een bestrijding van beide parasieten moet worden uitgevoerd wanneer schade wordt waargenomen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van mesten geen positieve bijdrage meer levert aan de opbrengst. Bij iedere meting wordt aan de hand van de zogeheten stikstofopname- lijn de behoefte vanaf dat moment tot aan het einde van de teelt vast gesteld. Daar wordt de benodigde reservevoorraad bij opgeteld en de gevonden voorraad en de te ver wachten mineralisatie vanaf getrok ken. Het resultaat is het bijmestadvies. De resultaten van het bladsteeltjes onderzoek, vanuit beide hoeken, en het NBS verschillen weinig. Per saldo strooit Dibbits ongeveer 10% minder N. Als hij op grond van de cijfers een overbemesting uitvoert komt hij op hetzelfde niveau als voorheen. Zonder overbemesting komt hij een stuk lager uit. De kosten van de onderzoeken wegen op tegen de besparing van de stikstof. "Door de verschillende onderzoe ken ben je bewuster met de teelt bezig", vertelt Dibbits. "Je gaat er een keer extra doorheen". Hij verge lijkt het met Epipré. Veel tarwetelers deden daaraan mee om hun eigen spuitgewoonten te toetsen aan de adviezen en om te leren van de waarnemingsmethoden van Epipré. parathion, diazinon of een syntheti sche pyrethroïde. Vooral bij een bestrijding later in het groeiseizoen moet bij de middelenkeuze de veilig heidstermijn van de middelen een doorslaggevende rol spelen. Larve van de uievlieg Deze kleine wit-grijze larve vreet smalle gangen in het inwendige van het uienblad. Een tweede generatie die zich soms en met name in droge warme zomers aandient, veroor zaakt naast bladbeschadiging ook schade aan de hals en het bovenste deel van de bol. Wanneer de eerste generatie effek- tief kan worden bestreden is de kans op een tweede generatie van enige omvang erg klein. De eerste generatie kan worden bestreden met dimethoaat. Wanneer een tweede generatie zich aandient, is dit meestal betrekkelijk kort voor de oogst. In verband met de veilig heidstermijn kan dimethoaat niet worden ingezet en zal een syntheti sche pyrethroïde moeten worden gebruikt. Trips Met name in droge en vooral warme perioden moet het gewas regelma tig op de aanwezigheid van trips worden gecontroleerd. Zilverkleuri ge vlekjes op het blad wijzen op de aanwezigheid van trips. Deze symp- tonen zijn vooral te vinden aan de binnenzijde van de plaats waar het blad is geknikt. Tevens kan trips worden aangetroffen in het hart van de plant waar de bladen dicht tegen elkaar staan. Wanneer de eerste symptonen of insekten worden waargenomen moet een bespuiting worden uitgevoerd met een synthe tische pyrethroïda Wordt met de bestrijding te lang ge wacht, dan is de populatie zo sterk uitgebreid dat gewasschade kan ontstaan en een afdoende bestrij ding moeilijker is geworden. Omdat tripsen zich meestal ophouden op beschutte en moeilijk bereikbare plaatsen moet worden gespoten in minimaal 400 I water per ha. Voorts moet voor een optimaal rendement van de bespuiting worden gespoten tijdens bewolkt weer of in de avond uren. Blijf na de bespuiting het ge was regelmatig controleren, een herhaling van de behandeling kan nodig zijn. In een artikelenreeks, die door samenwerking van NCB, ZLM, CBTB en het Consuientschap Landbouw in Noord-Brabant tot stand komt, wordt de stra tegie van de landbouwontwik- keüngsnota "Doorzicht op Inzicht" uitgedragen. De artikelen hebben een voor beeldfunctie. Het betreft on derwerpen op bedrijven die bewust een keuze maken voor de toekomst en die op een po sitieve wijze inspelen op de mogeti^cheden in hun situatie. Voor reacties: Landbouwcentrum, mevr. M. Commandeur, tel. (013)645511. Gecontroleerde teelt Het bladsteeltjesonderzoek en het NBS zijn nog in ontwikkeling. In de gecontroleerde teelt, waaraan Dib bits ook meedoet vormt het NBS dit jaar de basis voor bemesting. Voor heen was dit het bladsteeltjesonder zoek. In de praktijk bleken aan het bladsteeltjesonderzoek toch wat problemen te kleven, zoals het tijdstip van de dag waarop de steel tjes worden geplukt. Dat kom erg nauw, maar niet iedere telers was juist op dat moment in de gelegen heid om de steeltjes te plukken. Dibbits ziet de bemesting op basis van onderzoek, als onderdeel van gecontroleerde teelt, als de toe komst: "De consument vraagt het gewoon. En daar moet je als teler aan voldoen". Peter van Houweling

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1993 | | pagina 8