Praktijkonderzoek fruitteelt
onder overkoepelend bestuur
iifiok
Geen goed maar
wel gunstig weer
Warm weer in eigen land
voor een tuinder zelden goed
Overjarige zaadteeltgewassen
vragen veel aandacht!
Tuinders ingenomen met Akkerbouwvakbond
Duitsland beste klant tuinbouw
BjUi
Excursie zaadteeltstudieclub:
VRIJDAG 4 JUNI 1993
Dit Pinksterweekeinde mag dan
voor de toeristen niet zo'n bijzonder
weekend zijn, voor de tuinbouw in
de BARONIE is het een zeer goed
weekend. Niet te warm, een buitje
en af en toe zon.
Na de zeer warme dagen van de af
gelopen weken nu weer wat lagere
temperaturen. Voor de gewassen
een welkome temperatuursdaling,
alsook voor de telers zelf. De ge
wassen groeien nu iets trager, waar
door ze ook de kans krijgen om
goed uit te groeien. Met dat hele
warme weer groeien de gewassen
veel te vlug. Dit geeft verlies aan
kwaliteit. Bijvoorbeeld bloemkool
groeit dan los, wordt gemakkelijk
geel. Andere produkten kunnen eer
der gaan schieten of worden rot. In
tuinbouwkringen wordt dan ook
nooit gesproken over goed weer,
maar over gunstig weer. En dat kan
best eens regen, kou of juist zon
zijn.
De oogst van de produkten is de
laatste weken zeer hard gegaan. Al
le produkten waren ook veel eerder
dan gepland oogstbaar. Bijvoor
beeld op ons eigen bedrijf hebben
we bloemkool geoogst. Zo lang wij
zelf kunnen terugzien hebben we
nog nooit zo vroeg bloemkool ge
oogst. Uit oogpunt van arbeidsver
deling hadden we vier verschillende
rassen geplant. Normaal zouden we
die na elkaar kunnen oogsten. Maar
door het warme weer vielen enkele
rassen samen. En dan kun je het op
een gegeven moment niet meer bij
houden. Wat inhoudt dat je dan
meer klasse II gaat oogsten. Als dat
bij ons zo gaat, gaat dat bij anderen
ook zo. Gevolg een topaanvoer op
enkele dagen.
In de komkommerteelt hebben een
aantal telers al opnieuw geplant. Zij
zullen dit jaar 3 x telen. De tendens
van 3 x telen die enkele jaren gele
den steeds omhoog liep, loopt nu
weer wat terug. Men schrikt blijk
baar toch wel terug van de kosten,
3 x ruimen en 3 x plantmateriaal per
jaar hakt er wel in. Nu dus een aan
tal hectares niet produktief zijn,
gaat de prijs van komkommers wat
omhoog. Dat was wel tijd ook.
Als start van het zomerprogramma
van de zaadteeltstudieclub "Eiland
Tholen" was er de excursie naar di
verse percelen met overjarige zaad
teeltgewassen. Uit de
teeltgegevens bleek dat haast alle
gewassen waren geteeld op vroeg
aardappelland en uit de te velde
staande gewassen kon men opma
ken dat dit een geschikte voor
vrucht is.
Bij de vergeet-mij-niet waren de pro
blemen terug te voeren op de meel-
dauwaantasting. Lichte plekken op
het blad bleek doodgespoten meel
dauw, met op het blad nog echte
meeldauw (kun je van het blad af
wrijven) met daarnaast ook valse
meeldauw (grijs schimmelpluis of
witte stipjes aan de achterkant van
het blad). De zaaidatum is hier van
grote invloed: vroeg zaaien (voor
september) betekent vroeg een fors
gewas wat extra gevoelig is, maar
te laat zaaien kan weer een te klein
gewas geven, zodat dan de kans op
vorstschade weer aanwezig is.
Ook de margriet kwam uitgebreid
aan de orde. Dit gewas was tot voor
kort een eenvoudige teelt, ziekten of
plagen kwamen haast niet voor. Vo
rig jaar was er veel schade door
trips en wants welke de bloemen
aantasten. Ook in de nu bekeken
margrieten kwam weer trips voor.
Deze kan de stamper aantasten of
het stuifmeel opvreten zodat er
geen zaadzetting plaats vindt. Aan
gezien de trips in het verborgene
leeft is bestrijding moeilijk, ook ge
beurt dit vaak in een bloeiend ge
was, let dan toch ook op de
bijvriendelijkheid van het te gebrui
ken middel. Ook was er een flinke
aantasting van alernataria, dit moet
in zowel de May Queen als in de
Alaska worden bestreden.
In viool werd de vlekken- en blad-
vlekkenziekte getoond welke op dit
moment vrij massaal voorkomt.
Bestrijding kan nu vaak gelijk met
de meeldauwbestrijding gebeuren,
maar vaak is het nu al aan de late
kant. Indien geen bespuiting wordt
uitgevoerd gaat de aantasting ook
op de bloemstengel komen welke
daardoor kan omknikken zodat
zaadproduktie is uitgesloten.
De snijbonenoogst is hier in de kas
sen op THOLEN nog in volle gang.
Het weer is echter gelukkig wat
koeler geworden. Enkele weken te
rug was het wat te veel van het
goede. Bonen houden weliswaar
van warmte, maar wanneer er in het
begin van de pluk veel bonen aan
hangen heeft het gewas het erg
moeilijk wanneer hier nog eens
warm weer overheen komt.
Dan worden er veel jonge boontjes
afgestoten en zullen over het alge
meen de totale kilo's per m2 tegen
vallen omdat dan de oogst van erg
korte duur zal zijn. De groeikracht
bepaalt op zo'n moment de hoeveel
heid kilo's die uit kunnen groeien en
dit is weer mede afhankelijk van de
conditie van de grond, de watergift
en bemesting.
Na het zo veel mogelijk realiseren
van een goede start worden bonen
na het planten over het algemeen
erg droog gehouden. Hiermee wordt
getracht een te weinige groei te
voorkomen en een sterk wortel
gestel te kweken. Hebben bonen
het in het begin van de teelt te ge
makkelijk dan maken ze veel blad,
maar geen bonen. Andersom kan
echter ook, wanneer er te weinig
gewas ontstaat dan zijn ze meestal
erg vruchtbaar, maar hebben te wei
nig groeikracht om de vele boontjes
groot te brengen. De peulen blijven
dan ook kort en zijn vlug dik. Zo valt
het altijd nog niet mee om het ideale
gewas te telen met een hoge op
brengst en kwaliteit.
De te oogsten kwaliteit hangt ook in
grote mate af van de zorgvuldigheid
van het plukken. Dit wordt dan ook
het best betaald want dikke bonen
zijn niet geliefd en putten tevens het
gewas sneller uit. De prijzen zijn ge-
middel wat aan de matige kant ge
weest in de maand mei. Er is
behoorlijk wat aanvoer geweest op
o.a. veiling Barendrecht, maar ook
de spotgoedkope Spaanse en Portu
gese snijbonen zitten de laatste ja
ren behoorlijk dwars. Waarbij
gelukkig opgemerkt kan worden dat
de kwaliteit hiervan bij lange na niet
kan tippen aan de Hollandse kasbo
nen, maar toch worden ze gekocht
en gegeten.
Wanneer het ook in die streken erg
warm wordt is de concurrentie
gauw afgelopen. Mogelijk dat de
komende weken de prijzen weer
wat aantrekken. Dit is tenminste al
enkele jaren het geval geweest,
waarbij de latere teelten veel beter
zaten.
In duizendschoon zagen we de be
kende spat en bruine roest. Hiervoor
is een eerste bespuiting soms al in
het najaar nodig. Ook over spat
wordt weieens wat lichtvaardig ge
praat. Voor de snijbloementeelt mag
er niets op het blad zitten. Voor de
zaadteelt is een licht ziektebeeld
niet erg, maar dit kan snel doorzet
ten, zodanig dat het groene blad al
lemaal eronder komt, en dan is de
fabriek uitgewerkt, terwijl het zaad
nog moet groeien. De anjer (ook
een dianthus soort) vertoonde het
zelfde beeld.
Op verschillende cruciferen (kool-
achtigen) was aantasting van witte
roest te zien, o.a. op muurbloem, ju
daspenning. Bij arabis was het ook
op de peulen te vinden; als dit in
jong stadium al optreedt, dan is er
geen of weinig zaadproduktie.
Een gevoelig onkruid voor witte
roest is het herderstasje. Dit plantje
werd ook in margriet aangetroffen.
Dit kan weer problemen geven met
de schoning. In muurbloem was
duidelijk de sclerotinia te zien, dit is
ook een gewas dat slecht gedijdt op
grond welke besmet is met het
stengelaaltje (geeft o.a. ook de kroef
in uien).
Uit de toegepaste onkruidbestrijding
in viool ziet men de opkomst van la
ge doseringen. Aan de basis 0,3 kg
venzar met na opkomst verschillen
de malen met asulox, de dosering
afhankelijk van het aantal blaadjes.
Op deze manier loopt men met de
venzar vooral op de lichtere gronden
minder risico van wegvallende
planten.
De DLV-bedrijfsdeskundige zaad
teelt J. Wals is telefonisch bereik
baar via kantoor Horst, tel.
04709-87500 waar u met uw teelt-
technische vragen terecht kunt; te
lefonisch advies via DLV is nog
steeds gratis te verkrijgen. Volgende
excursie gaat naar het proefveld op
15 juli a.s.
L. Bijnagte, secr.
01666-2181
In verband met ruimtegebrek kon
den wij dit artikel pas deze week
plaatsen (red.).
Ook binnen de tuinbouw in WEST
BRABANT gaan de gesprekken
steeds meer over de oprichting van
de akkerbouwvakbond. Tuinders die
zich op de hoogte houden met de
binnenlandse en Europese land
bouwpolitiek juichen de oprichting
van harte toe. Zij zien nu wel in dat
het rendement van de tuinbouw af
hangt van het welzijn van akker
bouw en veehouderij.
De huidige landbouwbelangenbe
hartigers zijn niet in staat gebleken
om voor de akkerbouwers
bestaanszekerheid te bieden. Daar
komt nog bij dat eensgezindheid
tussen de diverse organisaties ver
zoek is. Een doorn in het oog is het
de tuinders al jaren dat iedereen
zich wil gaan ontplooien in hun on
beschermde tak. Voor velen is deze
stap echter op een mislukking uitge
lopen. Een overaanbod met als ge
volg te lage prijzen is het gevolg.
Een gelijkgestemde akkerbouw-
groep kan wellicht juist datgene be
reiken wat bestuurders hebben
laten liggen. Het verdringingseffect
heeft alle sectoren al geld gekost.
Tuinders zien wel in dat een hogere
graanprijs hun direct voordeel biedt.
Over dit punt bestaat geen onduide
lijkheid.
Om toch aan de groente-opmars
binnen de akkerbouw het hoofd te
kunnen bieden hebben tuinders al
les gezet op verbetering van meer
opbrengst en kwaliteit. Zij zijn
daarin geslaagd maar het heeft
geen financiële verbetering ge
bracht. Er is maar één oorzaak aan
te geven, en dat is dat het structu
reel fout zit. Ook de rol van de vei
lingen is niet geheel brandschoon.
Hun winst moet komen uit de om
zet. Om deze reden hebben zij for-
Tuinders zien in dat een hogere graanprijs hun direct voordeel biedt.
Dan hoeven akkerbouwers er geen tuinbouwtak bij te nemen en blijft
het zg. verdringingseffect achterwege. Op de foto: pas geplante prei.
mules bedacht om de akkerbouwers
via hun afzetkanalen groenten te la
ten verbouwen. Zij denken aan de
toekomst en vrezen dat afnemers
rechtstreeks bij akkerbouwers con
tracten af gaan sluiten. Slechts bij
een paar teelten heeft dit succes
opgeleverd. Tuinders zien wel in dat
deze ontwikkeling niet de oplossing
is. Uiteindelijk worden de leden van
de veiling er de dupe van.
Zoals het zich laat aanzien zullen
verschillende tuinders zich aanslui
ten bij de akkerbouwvakbond. Al is
het alleen maar uit onvrede met het
huidige beleid. Ook het functioneren
van het Landbouwschap heeft niet
de instemming van iedere tuinder.
Duitsland is de belangrijkste klant
van de Nederlandse tuinbouw. Op
een grote tuinbouwtentoonstelling
in Stuttgart illustreerde produkt-
schapvoorzitter J. van der Veen dit
gegeven met cijfers. Maar liefst de
helft van de geëxporteerde groente
en fruit gaat naar Duitsland, en van
de siergewassen is dat 40 procent.
Anderzijds is Nederland de belang
rijkste leverancier van tuinbouwpro-
dukten aan Duitsland. Van de
geïmporteerde snijbloemen komt
zelfs 80 procent uit Nederland. Van
der Veen roemde de samenwerking
met de Duitse tuinbouw op het ge
bied van consumentenvoorlichting
en promotia Volgens hem moet de
voorlichting worden uitgebreid, ook
op andere gebieden.
Het totale praktijkonderzoek voor
de fruitteelt staat sinds kort onder
één overkoepelend bestuur. Dit
bestuur is op 27 mei j.l. geïnstal
leerd door de directeur Akker- en
Tuinbouw van het ministerie van
Landbouw. Het vormt tevens het
bestuur van het Proefstation voor
de Fruitteelt. De besturen van de
Proeftuinen in Geldermalsen, Horst,
Numansdorp en Zeewolde blijven
voorlopig in functie in afwachting
van de herstructurering van het
praktijkonderzoek in de fruitteelt.
Het pas geïnstalleerde bestuur heeft
tot taak het jaarlijks opstellen van
een onderzoeksprogramma met een
bijbehorende begroting en financie
ring. Tevens moet het bestuur een
herstructureringsplan van het fruit
teeltpraktijkonderzoek opstellen.
Voor het onderzoeksprogramma zul
len adviescommissies worden in
gesteld per produkt (appel, peer,
steenfruit, aardbei, houtig kleifruit
en vruchtboomkwekerij). De scha
kels in de keten van teelt en afzet,
voorlichting en onderzoek zijn in de
ze commissies vertegenwoordigd.
Voor het herstructureringsplan zal
een speciale adviesraad worden in
geschakeld. Commissies en advies
raad zullen binnenkort worden
ingesteld.
Tot voorzitter van het nieuwe
bestuur is benoemd J.A.M. Musters
te Dinteloord (NFO), tot vice-
voorzitter H. Kurver uit De Meern
(NFO) en tot secretaris A.H. Tap uit
Dodewaard (NFO). Namens de on-
derzoeksvragenden hebben tien le
den zitting in het bestuur, onder wie
vijf van de NFO. Namens de finan
ciers hebben vier leden zitting. Het
bestuur heeft vier vaste adviseurs,
onder wie ir. R.J.M. Meijer, de direc
teur van het Proefstation te Wilhel-
minadorp. In het bestuur zijn met
opzet geen vertegenwoordigers van
lokaties opgenomen.
De vorming van één overkoepelend
bestuur en één programmering voor
het gehele fruitteeltpraktijkonder
zoek is een gezamenlijk besluit van
betrokken onderzoeksorganisaties,
de vaktechnische organisaties en de
financiers. Dit besluit is genomen na
uitvoerige discussies in de fruitteelt
sector over het rapport-Bijloo, dat
adviseerde over de toekomstige op
zet en structuur van het fruitteelt-
praktijkonderzoek. De nieuwe
structuur zal naar verwachting een
herschikking van de bestaande loka
ties (proefstation en proeftuinen) tot
gevolg hebben.