"Gezonde akkerbouw kan niet
zonder grensbescherming"
Brabantse landbouw gematigd
positief over "Handleiding"
NCB neemt elementen van
plan-Korteweg over
DE KEUKENHOF
IS OPEN
Voorlichtingsronde plan-Korteweg succesvol
Voor bestemmingsplannen buitengebied
VRIJDAG 2 APRIL 1993
"Ik dacht dat de akkerbouwers in
Groningen het hoofd al in de schoot
hadden gelegd. Maar het tegendeel
bleek waar. De meest felle reacties
heb ik Marum gehoord". Dat zegt
Jaap Korteweg, die deze maand een
voorlichtingsronde hield over zijn
plan "Genoeg is beter". Dit plan
heeft tot doel de akkerbouw in
Europa weer een gezonde basis te
geven, onder andere door middel
van een rendabele graanteelt en een
gerichte produktiebeperking voor al
le akkerbouwgewassen. Korteweg
meent dat een Europese akkerbouw-
organisatie moet worden opge
richt, die in staat zal zijn een
"akkerbouwvriendelijk" beleid af te
dwingen, desnoods door een pro-
duktiestop.
"De noorderlingen verweten ons
dat we drie jaar geleden met dit
plan voor produktiebeperking had
den moeten komen en misschien
hebben ze daar wel gelijk in", aldus
Korteweg. De stemming in Gronin
gen omschrijft hij als grimmig. Ook
de argwaan ten opzichte van de ge
vestigde landbouworganisaties is
bijzonder groot. "De mensen daar
hebben geen vertrouwen in de orga
nisaties meer. Die moeten jullie bui
ten de deur houden, zeiden ze".
Franse boeren
In Dronten kregen Korteweg en de
zijnen unanieme bijval van de in gro
ten getale opgekomen boeren. Het
stoort Korteweg enigszins dat in de
publiciteit bijna alle aandacht is uit
gegaan naar Klaas Dijkstra, die
heeft gezegd niet te geloven in een
Europese akkerbouworganisatie,
omdat de Franse boeren daar geen
behoefte aan zouden hebben. Kor
teweg stelde daar tegenover dat zijn
plan ook de Franse boeren ten goe
de komt en dat er daarom geen en
kele aanleiding is om te twijfelen
aan de medewerking van de
Fransen.
Op de bijeenkomst in Dronten gaf
desgevraagd ook LMF-voorzitter
Panman zijn visie op het plan-
Korteweg. Panman prees de goede
bedoelingen, maar zei twijfels te
hebben over de haalbaarheid van
het afsluiten van de EG-grenzen. Hij
acht dit niet realistisch.
Geen alternatief
Korteweg legde Panman de lange-
termijnvisie van de LMF voor, die
eveneens gericht is op herstel van
de rendementen in de akkerbouw.
"Ook hun plan kan alleen maar sla
gen als er een knots van een grens
bescherming komt. Er is gewoon
geen alternatief. Of je geeft toe dat
de akkerbouw de afgrond in glijdt",
aldus Korteweg. "Zowel in de melk
veehouderij als in de intensieve vee
houderij is er al sprake van een grote
mate van grensbescherming. En
ook voor akkerbouwprodukten is dit
het geval, zij het in lichtere mate
Het instrumentarium is er dus. Het
enige dat er moet gebeuren is dat
de Europese akkerbouw de politiek
dwingt dit beleid over te nemen.
Daar ontbreekt het aan en de cen
trale landbouworganisaties accepte
ren dit te gemakkelijk. Ze zijn te
gezagsgetrouw. Er moet een vak
bondsmentaliteit in de akkerbouw
komen, waarin het belang van de in
dividuele akkerbouwer telt".
Het opzetten van een landelijk net
werk van contactpersonen en het
leggen van contacten met bedrijfs-
genoten in de andere EG-landen zijn
de eerste stappen, die moeten lei
den tot een "vakbond" van Europe
se akkerbouwers.
Het hoofdbestuur van de NCB heeft
een voorstel besproken, dat een
aanzet moet geven voor een moge
lijke oplossing van de problemen in
de akkerbouw. In het voorstel zit
een aantal elementen uit het zoge
naamde plan-Korteweg. De NCB
zou graag zien dat het LEI de voor
stellen doorrekent.
Het akkerbouwvoorstel houdt het
volgende in:
afstemmen van de EG-
akkerbouwproduktie op de be
hoefte van de interne EG-markt;
het produktieareaal dient even
eens afgestemd te zijn op de in
terne behoefte;
het verschil tussen het beschik
bare areaal en het produktie
areaal wordt verplicht uit de
markt genomen;
herstel van de graanprijs op een
reëel, bij een goede bedrijfsvoe
ring passend niveau. Dit vanwe
ge de spilfunctie van de granen;
kosten van het braak liggen
moeten worden vergoed uit de
markt;
versneld realiseren van agrifica
tie teneinde ook van de braakge
legde gronden een saldo te
kunnen realiseren;
er moet volledig schoon worden
geproduceerd.
Het LEI zou volgens de NCB vooral
de inpasbaarheid van de voorstellen
in een eventueel af te sluiten GATT-
akkoord moeten bekijken.
In de NCB-voorstellen wordt niet
gesproken over het afsluiten van de
buitengrens van de EG en het af
schaffen van exportsubsidies en im
portheffingen, zoals in het
plan-Korteweg het geval is. Evenmin
betuigt de NCB steun aan de vor
ming van een Europese akkerbouw
organisatie, wat een hoofdelement
is van het plan-Korteweg.
De Keukenhof is weer open. Vo
rige week woensdag mochten
de eerste bezoekers naar binnen.
Het park ligt er traditiegetrouw
prachtig bij. Veel bloemen staan
al in bloei. Negentig inzenders
hebben er voor gezorgd dat de
44ste Keukenhof een toeristisch
trekpleister van de eerste orde is.
Vorig jaar kwamen niet minder
dan 760.000 mensen een kijkje
nemen. De Keukenhof is ge
opend tot en met 23 mei a.s. da
gelijks van 's morgens acht tot 's
avonds half acht (foto: Ab
Westerbeek).
Bij de vaststelling van het streek
plan voor Brabant vorig jaar is be
paald dat een aantal, met name
voor land- en tuinbouw belangrijke
zaken nader zouden worden verdui
delijkt in de nog op te stellen Hand
leiding voor de bestemmings
plannen buitengebied. De belang
rijkste punten waren uitwerking van
het beginsel, dat de mogelijkheden
tot voortbestaan van agrarische be
drijven in de Groene Hoofdstructuur
zouden worden gewaarborgd, èn
duidelijkheid omtrent de toelaatbare
werken en werkzaamheden in even
eens de Groene Hoofdstructuur.
Vorige week is het ontwerp van de
Handleiding door Gedeputeerde
Staten gepresenteerd. Het oordeel
van landbouwzijde is gematigd po
sitief. Na herhaaldelijk overleg tus
sen het landbouwbedrijfsleven en
de provincie ligt er nu een richtlijn,
die een aantal goede elementen be
vat, maar die ook op een aantal
punten nog zal moeten worden aan
gepast, voordat het voor land- en
tuinbouw een werkbaar geheel is.
Bouwmogelijkheden
in de meest kwetsbare delen van de
natuurkerngebieden van de Groene
Hoofdstructuur krijgen de agrari
sche bedrijven met een omvang,
waarbij redelijkerwijs het perspec
tief aanwezig is dat ze als hoofdbe-
roepsbedrijf zullen kunnen
voortbestaan, volgens de richtlijn
een krap bouwblok. Als deze bedrij
ven meer dan een beetje willen uit
breiden, zal beoordeeld worden of
dat voor de continuïteit van die be
drijven nodig is en of een aangebo
den alternatief aanvaard zou
moeten worden. Voor dat oordeel is
vorig jaar reeds een commissie van
deskundigen ingesteld.
De bedrijven in de minder kwetsba
re delen, de tweede 30.000 ha, krij
gen een bouwblok, waarin
voldoende ruimte is voor uitbreidin
gen in de komende 10-15 jaar. Dat
betekent in beginsel - net als in de
Agrarische Hoofdstructuur - een
bouwblok van Zi tot 1 ha afhanke
lijk van het type bedrijf.
De provincie wil de omvang van het
bouwblok per bedrijf binnen de
tweede 30.000 ha echter ook nog
afhankelijk sellen van de aantoon
baar gemaakte behoefte tot uitbrei
ding om de continuïteit van het
bedrijf veilig te stellen. Wij vinden
{het niet op zijn plaats dat de boer
moet aantonen hoeveel uitbrei
dingsruimte hij precies nodig heeft
de komende 10-15 jaar. Immers in
dat geval moet hij wel haast over
profetische gaven beschikken: wie
weet er immers hoe zijn bedrijf er
over 15 jaar zal uitzien. Het indivi
dueel aantonen van de behoefte
moet dus vervallen. Een ander pro
bleem is dat dat bouwblok, als na
een aantal jaren blijkt dat het veran
derd of vergroot moet worden, al
leen maar aangepast kan worden na
een zware procedure van bestem
mingsplanherziening. Wij vinden dat
daarvoor een lichtere procedure
moet worden opgenomen: de thans
reeds gebruikelijke wijziging (ex arti
kel 11 WRO) van het bestem
mingsplan.
Andere werken
In de Handleiding is een schema op
genomen, waarin is aangegeven
welke werken in welke gebieden
toegestaan zijn, verboden zijn dan-
wel toegestaan zijn met een aanleg-
vergunning. Dit schema lijkt redelijk
voor de bescherming van de meest
kwetsbare delen van de Groene
Hoofdstructuur, maar is veel te
streng voor de minder kwetsbare
delen. Het is nodig dat in de tekst
van de Handleiding wordt opgeno
men dat de bescherming genuan
ceerd moet worden naar de
kwetsbaarheid van de verschillende
percelen binnen een natuurkernge-
bied, al naar gelang de te bescher
men feitelijk bestaande natuur
waarden.
Positief is het uitgangspunt dat de
beschermende maatregelen ook an
ders ingevuld kunnen worden, wan
neer in overleg tussen gemeente en
betrokken agrariërs afspraken zijn
gemaakt over een andere aanpak.
Indien bijvoorbeeld op andere wijze
bescherming wordt geboden aan
weidevogels kan de eis van een
aanleg vergunning voor het scheu
ren van grasland vervallen.
Grote bezwaren bestaan tegen het
verbod in de gehele Groene Hoofd
structuur om werken en werkzaam
heden uit te voeren voor
akkerbouw, tuinbouw en boomkwe
kerij, ook al staat verscholen in een
bijlage vermeld dat dat verbod niet
geldt voorzover deze teelten thans
reeds worden uitgeoefend. Gelet op
de onzekerheden over de toekomsti
ge ontwikkelingen op de markt en
daarmee gepaard gaande verschui
vingen tussen de verschillende be
drijfstakken binnen land- en
tuinbouw is zo'n absoluut verbod
onaanvaardbaar.
Waterhuishouding
In de bestemmingsplannen moet in
de toekomst ook een "natte para
graaf" worden opgenomen, waarin
is aangegeven wat er met de water
huishouding mag gebeuren dan wel
verboden is. Dit is een nieuw en
daarom nog onbekend terrein: er is
nauwelijks ervaring. De tekst in de
Handleiding doet daarom nogal the
oretisch aan. Naar onze mening zal
in de praktijk blijken dat op diverse
onderdelen wijzigingen in de aanpak
nodig zullen zijn om tot realistische
en werkbare regelingen te komen. In
dat kader kan met enige tevreden
heid worden vastgesteld dat de aan
vankelijke absolute verboden om
"aan de waterhuishouding te sleu
telen" zijn veranderd in "niet zonder
aanlegvergunning". Daardoor kan
ieder geval op zich worden beoor
deeld en is een concrete belangen
afweging mogelijk.
Conclusie
De Handleiding geeft op vele pun
ten de nodige geachte verduidelij
king van het streekplan. De
afspraken in de verklaring van 14 juli
1992 tussen Gedeputeerde Staten
en het landbouwbedrijfsleven heb
ben daarop duidelijk invloed gehad.
Op een aantal onderdelen - waarvan
de belangrijkste hiervoor zijn aan
gestipt - is aanpassing echter nood
zakelijk. Daarvoor zal dan ook met
klem aandacht worden gevraagd bij
Provinciale Staten.
Een volgende conclusie is dat er
nogal wat rek zit in de richtlijnen
van de Handleiding. Bovendien is
die rek soms afhankelijk van welke
bladzijde je leest: de ene tekst biedt
meer ruimte dan de andera Dit be
tekent dat de gemeente binnen be
paalde, soms onduidelijke grenzen
een eigen invulling kan geven aan
de bestemmingen en voorschriften
voor het buitengebied. Het is van
groot belang dat de plaatselijke
landbouw zeer attent is en duidelijk
inspraak claimt op het moment dat
de gemeente een nieuw bestem
mingsplan voor het buitengebied
gaat maken. Overigens acht óók de
provincie een voldoende maat
schappelijk draagvlak voor de keu
zen in het bestemmingsplan van
groot belang. Bij het overleg met de
gemeente kan de plaatselijke land
bouw een beroep doen op hulp van
uit "Tilburg". Die hulp lijkt
onontbeerlijk, gezien de vele voet
angels en klemmen, die op meerde
re plaatsen verscholen zitten in de
Handleiding.
ir. L.J. Vollebregt,
Gewestelijke Raad Landbouwschap
Noord-Brabant