Handleiding bestemmingsplannen
buitengebied Brabant is klaar
Beleid op elkaar afstemmen
fïrnnrlnphn lik
Draagvlak en vertrouwen
Na overleg met Landbouwschap
Studiedag landinrichting Zeeland
10
^ivtW
Het College van GS heeft een
ontwerp-handleiding bestem
mingsplannen buitengebied, een
voorbeeldplan en een nota "ecologi
sche bouwstenen" opgesteld. "De
handleiding past in de filosofie van
het streekplan, waarbij rekening is
gehouden met de verklaring van het
Landbouwschap en GS. Er staat in
hoe een gemeente kan komen tot
een bestemmingsplan buitenge
bied, niet hoe een gemeente moet
komen tot een bestemmingsplan
buitengebied. Wat dat aangaat
dient een gemeente, binnen de al
gemene uitgangspunten van het
streekplanbeleid oplossingen te
zoeken. Ik ga er daarbij vanuit dat
zoiets in goed overleg met locale
groeperingen uit de landbouw en de
natuur- en landschapsbescherming
tot stand komt", aldus mevrouw
P.H.M. Jacobs-Aarts, Gedeputeerde
voor Ruimtelijke Ordening.
Mevrouw N. Jacobs-Aarts, lid
van GS Noord-Brabant.
De gedeputeerde wees er op dat de
handleiding tot stand gekomen is in
nauw bestuurlijk overleg met de Ge
westelijke Raad van het Landbouw
schap, de Brabantse Milieufederatie,
de Vereniging van Noord-Brabantse
gemeenten en de Noord-Brabantse
Waterschapsbond. De handleiding
wordt nu om advies gezonden naar
diverse instanties. Daarna volgen
een aantal voorlichtingsbijeen
komsten.
Agrarisch vestigingsbeleid
Bij het opstellen van handleiding is
rekening gehouden met de verkla
ring die GS en het Landbouwschap
op 14 juli 1992 ondertekenden. Een
belangrijk element in die verklaring
is het bieden van continuïteit aan
bestaande agrarische bedrijven. De
verklaring heeft doorgewerkt in het
agrarisch vestigingsbeleid in de
groene hoofdstructuur. De handlei
ding maakt onderscheid tussen zeer
kwetsbare en kwetsbare delen van
de groene hoofdstructuur en objec
tiveert een vestigingsbeleid op
maat. In het hoofdstuk "natuur en
landschap" geeft de handleiding
een schema van aanlegvergunnin-
gen. Gemeenten krijgen daarbij
voorstellen voor afwegingskriteria.
Daarmee wordt een toereikende
planologische bescherming van de
natuurwaarden in de groene hoofd
structuur mogelijk.
De nota "ecologische bouwstenen"
is een notitie die technische infor
matie overdraagt over de ecologi
sche waarden die in het
buitengebied zijn aangetroffen. De
nota geeft verder vaktechnische
aanzetten voor de ontwikkeling van
die waarden met het instrumenta
rium van de ruimtelijke ordening.
Ook is gekeken naar andere moge
lijkheden, zoals die bijvoorbeeld
worden gevonden in de landin
richting.
Op initiatief van de drie Zeeuwse
Landbouworganisaties is ook dit
jaar een studiedag voor de agrari
sche leden van landinrichtingscom
missies in Zeeland georganiseerd,
over diverse beleidsterreinen, zoals
ruimtelijke ordening, waterhuishou
ding, milieu, water en niet te verge
ten landinrichting zelf, werd
gediscussieerd.
Inspecteur landinrichting in Zeeland,
de heer Okma, gaf een toelichting
op het nieuwe landinrichtingsbeleid,
dat onder meer in de nota "Landin
richting in de jaren negentig" is
vastgelegd. Naast een aantal proce
durele aspecten bevat deze nota
een aantal nieuwe beleidslijnen,
waardoor landbouwkundige verbe
teringen binnen landinrichting ver
der aan banden worden gelegd. De
richtlijnen voor boerderijverplaatsing
worden verder aangescherpt. De
verplaatsing dient een oplossing te
bieden voor zowel landbouwkundi
ge als andere functies. Voor
A2-werken, particuliere investerin
gen in de waterhuishouding, moet
meer rekening worden gehouden
met ecologische doelstellingen. In
verband met de nodige flexibiliteit
wordt in landinrichtingsplannen
meer en meer met planuitwerkingen
gewerkt. De hoofdlijnen worden
vastgesteld in het landinrich
tingsplan, de uitwerking vindt bij de
uitvoering van werken plaats.
Belangrijk onderwerp is de wijziging
van de landinrichtingsrente. Voor
gesteld is om de landinrichtingsren
te te laten vervallen voor een
basisbedrag. Alleen daarboven kan
financiering via landinrichtingsrente
plaats vinden. Met de lage investe
ringsniveaus in ruilverkavelingen
met administratief karakter, bete
kent dit het einde van de landinrich
tingsrente in veel Zeeuwse
landinrichtingsprojecten. Met de fi
nanciering van landmetershectares
en verrekening van kosten, kunnen
de jaarlijkse lasten na ruilverkaveling
bijna verdubbelen. Alle projecten
waarvan het voorontwerp niet voor
medio 1994 is gepresenteerd krij
gen hiermee te maken. De 3 ZLO
blijven zich verzetten tegen deze
wijziging van de landinrich
tingsrente.
Aktualiteiten Zeeland
De heer Boom, secretaris van de
Gewestelijke Raad in Zeeland, pakte
een groot aantal aktualiteiten in
Zeeland bij de kop, zoals het Natuur
beleidsplan in Zeeuws-Vlaanderen,
de aanwijzing van bloemdijken, het
provinciaal waterhuishoudingsplan,
windmolenparken en locaties voor
het opslaan van slib in de Koe-
gorspolder. Een goede afstemming
is noodzakelijk om als landbouw
met één mond te spreken.
Daarbij kunnen de belangen uiteen
lopen. Voor de begrenzing van het
Natuurbeleidsplan is het in het pro
ject Aardenburg gewenst meer re-
servaatsgebieden aan te wijzen om
een afgeronde waterhuishoudkundi-
ge eenheid te krijgen. Provinciaal
moet echter in de gaten worden ge
houden dat de verhouding tussen
reservaats- en beheersgebieden on
geveer 50/50 is. Immers, er is niet
meer geld om reservaatsgebieden
aan te kopen.
Duidelijk is dat vanwege de voort
gang van een landinrichtingsproject
een andere beslissing kan worden
genomen, dan uit een landbouw
kundig oogpunt optimaal zou zijn.
De Koegorspolder is daarvan een
voorbeeld. Door goed overleg kun
nen problemen worden voorkomen.
De continuïteit van de bestaande agrarische bedrijven is een van de
uitgangspunten van de handleiding. Op de foto: emissie-arme mest-
toediening in bosrijke omgeving
Het voorbeeldplan is een uitwerking
van de handleiding en de nota "eco
logische bouwstenen" in een fictief
bestemmingsplan. Hierdoor wordt
duidelijk op welke wijze de ontwerp-
handleiding en de ambtelijke nota
"ecologische bouwstenen" een in
strument bieden om goede oplos
singen voor het ruimtelijk beleid te
vinden.
Bestemmingsplannen
De provincie Noord-Brabant voert
een actief beleid ten aanzien van de
vernieuwing van de bestem
mingsplannen buitengebied. In het
kader van het "actieplan actualise
ring bestemmingsplannen buitenge
bied" worden de Brabantse
gemeenten gestimuleerd om hun
veelal achterhaalde bestem
mingsplannen voor het buitenge
bied te herzien. Zowel de landbouw
als de natuurbescherming hebben
baat bij moderne, adequate bestem
mingsplannen buitengebied. Het mi
nisterie van VROM heeft voor de
herziening van de verouderde
bestemmingsplannen buitengebied
middelen ter beschikking gesteld.
De publicatie van de handleiding,
het voorbeeldplan en de nota "eco
logische bouwstenen" past in het
kader van het "actieplan actualise
ring bestemmingsplannen buiten
gebied".
Het is niet voor niets dat tegen
woordig het woord draagvlak
nogal eens wordt gebezigd. Vol
gens mijn Koenen-woordenboek
betekent draagvlak een vlak
waarop een last steunt. Maar je
kunt er ook van maken: de be
reidheid een bepaald beleid te
ondersteunen en de gevolgen
daarvan te dragen.
Welnu, er is alle aanleiding te
veronderstellen dat er met het
draagvlak in de landbouw met
betrekking tot overheidsbeleid
wel het een en ander aan de
hand is. Als ik bijvoorbeeld denk
aan de onzorgvuldigheid die is
tentoongespreid bij* de wijziging
van het pachtstelsel en de
pachtnormen; de nonchalance
bij het kabinetsbesluit tot af
schaffing van de landinrichtings
rente; en de houding met
betrekking tot de vergoedingen
van leden van landinrichtings
commissies, schatters en leden
van PCBL's etc., dan wordt je
daar soms moedeloos van.
Draagvlak heeft naar mijn bele
ving alles met vertrouwen te ma
ken. En met het afkalven van het
vertrouwen van de landbouw in
de politiek en wat daarmee an
nex is, staat ook het draagvlak
voor veel zaken ter discussie.
Het is niet meer vanzelfsprekend
dat landbouw pro landinrichting
is, al blijven daar positieve kan
ten aan zitten.
Landinrichtingsrente
Het regelmatig wisselen van be
leid en subsidieregimes en het
met zachte of harde hand alsnog
invoeren van nieuw beleid in lo
pende projecten doet het ver
trouwen afnemen. Zo ook bij de
reeds bovenvermelde afschaf
fing van de landinrichtingsrente.
Naar mijn oordeel is dat voorne
men stupide en hebben de be
denkers geen greintje ervaring
met de afwikkeling van een land
inrichtingsproject.
Een hard oordeel, dat geef ik toe,
maar een juist oordeel denk ik.
De niet-ambtelijke leden van de
Centrale Landinrichtings Com
missie (CLC) hebben dan ook op
mijn voorstel de staatssecretaris
nadrukkelijk geadviseerd het
voorstel in te trekken. De ambte
lijke leden van de CLC konden
moeilijk instemmen met dit ad
vies, omdat het om een kabi
netsstandpunt ging. Het is mij
evenwel niet ontgaan dat er on
der hen maar een enkeling was
die het kabinetsstandpunt meen
de te kunnen verdedigen. Dat
betrof met name de vertegen
woordiger van de minister van
Financiën.
Of de bewindslieden op het mi
nisterie van LNV de moed, de
bereidheid en de mogelijkheid
hebben om intrekking bij het ka
binet te bepleiten moet worden
afgewacht. Aangezien dit laatste
vooral kan worden betwijfeld,
heeft de CLC bij haar advisering
aangegeven dat er minimaal een
amendering dient te komen. In
dier voege dat kleinere bedragen
contant moeten worden afgere
kend en dat het rentepercentage
wordt verhoogd tot vier procent
en de looptijd wordt terugge
bracht tot 15 jaar. Op de uitslag
van het beraad wordt door ons
met spanning gewacht.
Argumenten
Wellicht is het goed nog eens de
argumenten te noemen die af
schaffing van de landinrichtings
rente (l.i.-rente) ongewenst
maken.
1. De l.i.-rente is in de praktijk
een belangrijk smeermiddel bij
het oplossen van problemen bij
met name het plan van toede
ling. Zonder l.i.-rente is een veel
groter aantal bezwaarschriften
te verwachten, waarvan de be
zwaren moeilijker zullen zijn op
te lossen.
2. Bij landinrichting zal in toene
mende mate het instrument her
inrichting worden gebezigd,
waardoor grondeigenaren wor
den geconfronteerd met de fi
nanciële gevolgen van plannen,
waarover ze niet hebben kunnen
stemmen en waar zij het moge
lijk ook niet mee eens zijn. Wat
dit laatste betreft komen zij daar
bij in een soortgelijke positie als
de tegenstemmers bij een ruil
verkaveling.
3. Het ligt in de lijn der verwach
ting dat in toekomstige landin
richtingsprojecten, meer dan tot
nu toe, door een schuiven bin
nen het landschap, overbedelin-
gen zullen voorkomen. Indien
deze, lang niet altijd gewenste,
overbedelingen, met de verre
kenposten, contant moeten wor
den afgerekend, kan dat op grote
bezwaren stuiten.
4. Grondeigenaren kunnen in de
toekomst, op een niet te voor
zien moment en in een niet te
voorziene situatie, komen te
staan voor het afrekenen van re
latief grote bedragen (basis
kosten, verrekenposten,
overbedelingen en diverse over
eengekomen zaken) waardoor,
bij het ontbreken van de moge
lijkheid van l.i.-rente, de liquiditeit
of zelfs de solvabiliteit in het ge-
ding kan zijn. Het is evident dat
de financiële positie van de
grondgebonden landbouw er
niet beter op zal worden. Als ook
de melkveehouderij in een soort
gelijke positie komt als waarin
thans de akkerbouw is gema-
nouvreerd, dan is Leiden wel in
last.
5. Met name in projecten waar
aan de landbouwkundige situa
tie slechts verbeteringen worden
aangebracht voorzover ze een
opheffing van de nadelige gevol
gen van de aanleg van bijvoor
beeld natuurgebieden betreffen,
is het zeer wel denkbaar dat de
verhouding tussen de af te reke
nen bedragen en het nut als ge
volg van landinrichting
aanmerkelijk ongunstiger komt
te liggen dan thans veelal het ge
val is.
6. Het effect van de voorgestel
de ingreep (20 miljoen gulden)
zal voor de overheid pas zeer ge
leidelijk, te beginnen met tien
jaar na nu, zichtbaar worden en
het gaat daarbij om een bedrag
dat, in relatie tot het ermee ge
moeide belang, bescheiden mag
heten.
Door de voornemens in het
Structuurschema Groene Ruimte
en de Nota Landinrichting in de
Jaren 90 is het draagvlak er niet
sterker op geworden. Nu ook
nog de l.i.-rente afschaffen is
naar mijn oordeel spelen met
vuur, waardoor de realisering
van de Ecologische Hoofd Struc
tuur op de tocht komt te staan.
Bij het bekend worden van de
Tussenbalans voorjaar 1992 en
bij de beoordeling van het Hero
verwegingsrapport Landinrich
ting heb ik daar met klem op
gewezen.
Tenslotte blijf ik er op vertrou
wen dat men zal inzien dat het
gewraakte voorstel beter kan
worden ingetrokken.
A. Barlagen
voorzitter Commissie Grond
gebruik en Planologie KNLC