Goede resultaten geïntegreerde
akkerbouw in Zuidwest Nederland
Olievlas in bouwplan 1993?
Innovatiebedrijven doen
niet onder voor gangbaar
Ervaringen op 7 innovatiebedrijven
VRIJDAG 29 JANUARI 1993
17
Motivatie, kennis en vakmanschap
zijn voor de uitvoering van geïnte
greerde akkerbouw wellicht nog be
langrijker dan voor de gangbare
wijze van boeren. Geïntegreerde ak
kerbouw eist namelijk:
1. een zorgvuldige planning van ac
tiviteiten op bedrijfs-, perceels-
en gewasniveau;
2. een flexibel en slagvaardig jaars-
en perceelsspecifiek manage
ment van teeltmaatregelen;
3. voldoende kennis van ziekten,
plagen en onkruiden, hun bestrij
ding (bij voorkeur niet-chemisch)
en het gebruik van machines.
In dit artikel wil ik de ervaringen van
de 7 innovatiebedrijven in het Zuid
westen behandelen. Om een goede
vergelijking te maken, werd van de
bedrijven het "verleden" (periode
'87 t/m '89) geregistreerd en verge
leken met de projectjaren '90 en
'91. Verder werd voor '90 een be
drijfseconomische vergelijking ge
maakt met LEI-bedrijven in het
gebied.
Chemische middelen
Het gebruik aan chemische midde
len (excl. grondontsmetting) daalde
t.o.v. het "verleden" in 1991 met
33% (zie tabel). Landelijk was deze
daling 37%. In 1991 voldeden 5 van
de 7 bedrijven al aan de MJPG norm
voor 2000 (norm 32%). Landelijk
voldeden 23 van de 38 bedrijven
aan deze MJPG norm (norm excl.
grondontsmetting).
Er was nog een grote spreiding tus
sen de bedrijven. In het zuidwesten
is het gebruik van bodemherbiciden
hoger en het gebruik van fungiciden
lager dan landelijk. Van 1992 zijn
nog geen cijfers beschikbaar. In dit
jaar is het aantal phytophthora-
bespuitingen hoger. Wel werd. de
dosering aangepast aan de rasre
sistentie en was het middel Shirlan
(met minder actieve stof) be
schikbaar.
Bemesting
Ten opzichte van het "verleden"
daalde het stikstofgebruik met
slechts 15 kg/ha. Op een aantal be
drijven is het gebruik van organi
sche mest wel toegenomen. Het
zuidwesten zit echter hoog t.o.v. an
dere regio's. De inzet aan fosfaat en
kali werd afgestemd op de gewasaf-
voer en zoveel mogelijk in de vorm
van organische mest gegeven.
Om stikstofuitspoeling te voorko
men, werd organische mest zoveel
mogelijk gecombineerd met het ver-
hakselen en inwerken van stro en de
teelt van een groenbemester. Waar
de grond dit toeliet, werd mest in
het voorjaar uitgereden. De gevol
gen van het bemestingsbeleid op de
uitspoeling van stikstof zijn nog in
onderzoek.
Rendement
In het zuidwesten was in 1991 de
besparing in het gebruik van bestrij
dingsmiddelen f 170,—/ha t.o.v. het
verleden. Bij meststoffen was de
besparing f 80,—.
Uit de vergelijking met de LEI-
bedrijven voor 1990 blijkt het
volgende:
Netto bedrijfsresultaat innovatiebe
drijven f 34,—/ha (negatief) en LEI-
De belangrijkste conclusie uit de
vergelijking van het resultaat van de
zeven innovatiebedrijven met de
LEI-bedrijven in 1990 is, dat de
geïntegreerde akkerbouw financieel
zeker niet onder doet voor de gang
bare akkerbouw. Dit zegt Arjan de
Hulster (DLV Goes), begeleider van
het innovatieproject geïntegreerde
akkerbouw.
Uit bijgaand artikel blijkt dat in 1990
de innovatiebedrijven een hoger ren
dement haalden dan de LEI-
bedrijven. Ook de arbeid zit in deze
cijfers verwerkt. Volgens De Hulster
is het echter niet helemaal reëel om
de innovatiebedrijven met de LEI-
bedrijven te vergelijken. Immers, van
de "innovatieboeren" mag ver
wacht worden dat ze over meer dan
gemiddelde ondernemerskwaliteiten
beschikken, en bovendien krijgen ze
extra begeleiding. Een andere reden
om niet al te absolute conclusies te
trekken, is dat het slechts om zeven
bedrijven gaat, en de vergelijking
betrekking heeft op maar één jaar.
De resultaten over 1991 komen naar
verwachting over enkele weken be
schikbaar.
De Hulster: "Het rendement van de
geïntegreerde bedrijven is in ieder
geval niet onderuit gegaan. Je kunt
dus wel concluderen dat er weinig
financiële risiko's zijn verbonden
aan het (geleidelijk) omschakelen
naar een geïntegreerde bedrijfsvoe
ring, en dat is natuurlijk niet niks.
Overigens zie je een toenemende
belangstelling voor de geïntegreerde
akkerbouw. Illustratief hiervoor is de
grote belangstelling voor het project
"Akkerbouw naar 2000" van het
Landbouwschap".
Het hogere resultaat bij de teelt van
consumptieaardappelen komt onder
andere door het telen van het hoog-
produktieve ras Agria. Dit ras werd
in 1990 nog weinig geteeld op de
gangbare bedrijven. De meerop
brengst van de Agria's ten opzichte
van het LEI-gemiddelde bedroeg ca.
acht ton per ha.
Het telen van groenbemesters kan de uitspoeling van stikstof voor
een groot deel voorkomen
bedrijven f 648,—/ha (negatief).
Het rendement, uitgedrukt in op
brengsten per f 100,— kosten, was
op de innovatiebedrijven f 99,— en
op de LEI-bedrijven f 90,—. De in
novatiebedrijven hebben een exten
siever bouwplan dan de
LEI-bedrijven. Het goede resultaat
op de innovatiebedrijven moet wor
den toegeschreven aan hogere op
brengsten bij consumptie-aardap
pelen (o.a. door hoog producerende
rassen), een betere interne kwaliteit
van suikerbieten met als gevolg een
hogere uitbetalingsprijs en lagere
toegerekende kosten voor bestrij
dingsmiddelen en meststoffen.
De arbeidsinzet op de innovatiebe
drijven is mogelijk hoger dan op de
gangbare bedrijven. Gewasverzor
ging, controle en oriëntatie vroegen
meer tijd en planning.
Verder zijn er soms extra investerin
TABEL:
gen nodig voor gewasverzorgings-
werktuigen. Na twee jaar is heel
wat bereikt op de innovatiebedrij
ven. Er blijken in de praktijk reële
mogelijkheden te bestaan om tot
behoorlijke daling in het gebruik van
meststoffen en bestrijdingsmidde
len te komen. Bedrijfseconomisch
doen de innovatiebedrijven niet on
der voor de Lei-bedrijven.
In oktober 1992 is het verslag van
de opzet en de eerste resultaten van
de innovatiebedrijven van geïnte
greerde akkerbouw verschenen, (te
bestellen door overmaking van
f 10,— per exemplaar op postgiro
rekening nr. 2249700 t.n.v. PAGV
Lelystad, "Verslag nr. 144"). Hierin
wordt verslag gedaan van de erva
ringen op de innovatiebedrijven in
de eerste 2 jaren van het project
1990 en 1991.
Arjan de Hulster
Zuidwesten
Landelijk
1987-'89
1990 1991
1987-89
1990
1991
inzet a.s.
in kg/ha
herbiciden
4,1
2,8
2,4
3,2
2,0
1,5
fungiciden
4,1
3,8
3,2
4,8
4,2
3,6
N
240
210
225
240
190
190
P205
105
85
70
135
85
80
K205
145
150
150
180
150
150
Beparingen bestrijdingsmiddelen
meststoffen
f/ha
210
250
235
290
Het areaal olievlas kende in 1992
een geweldige uitbreiding. Aange
moedigd door een EG steunregeling
werd er 2.030 ha olievlas in Neder
land geteeld. In heel de EEG had
een uitbreiding plaats. Onder in
vloed van de lage wereldmarktprijs
en de grote uitbreiding in Europa
heeft de EEG besloten, de steunre
geling in deze vorm af te schaffen.
Of er voor het jaar 1993 een nieu
we, lagere steunregeling verwacht
kan worden, is nog de vraag.
Zoals verwacht nam de teelt van
olievlas in 1992 toe. Olievlas is na
melijk een gunstige dekvrucht voor
graszaad. In de teelt deden zich niet
al te veel problemen voor. De
meeste percelen werden in maart
gezaaid. De onkruidbestrijding voor
opkomst (met Lenacil of Linuron)
heeft goed gewerkt. Na opkomst
kon het onkruid met lage doserin
gen Basagran en minerale olie
bestreden worden. De hoogte van
de stikstofgift bleef een discussie
punt. Hoe hoger de totale hoeveel
heid te benutten stikstof, des te
hoger was de zaadopbrengst. Het
legeringsrisico werd ook steeds gro
ter. Het voorlopige stikstofadvies
van 100 kg minus bodemvoorraad
voldeed in vrijwel alle gevallen.
Er bleef één knelpunt in de teelt
over: de oogst. Om hierin wat dui
delijkheid te krijgen organiseerde
DLV een oogstdemonstratie. Van
wege het slechte weer heeft deze
niet plaats kunnen vinden. Wel zijn
er ervaringen opgedaan tijdens het
aanleggen van de demonstratieveld
jes. Deze zullen kort besproken
worden.
Ervaringen met zwadmaaien
Er werd gewerkt met een dubbele
messenbalk, een vingerbalk en een
cyclomaaier. De laatste machine
voldeed niet. Het vlas kon nauwe
lijks onder de beschermkap door. De
mesjes sloegen zo hard tegen de
vlasstengels dat een deel van de
bolletjes van de planten afvloog.
Het zwadmaaien met een dubbele
messenbalk of vingerbalk ging
goed. De gewasscheiding viel te
gen. Na het scheidingsijzer grepen
de bolletjes van het gemaaide deel
en het nog vaststaande deel weer in
elkaar. Wanneer het scheidingsijzer
verlengd werd met een plaat tot
achter het maaigedeelte, dan was
dit probleem opgelost.
Ervaringen met het (maai)dorsen
Bij het maaidorsen deden zich enke
le problemen voor:
- het wikkelen rond de haspel en
vijzelinbrengpennen;
- het slecht snijden van de
stengels.
Het wikkelen rond de haspel kon
meestal opgelost worden door de
haspel boven of net in het gewas te'
houden. Bij rechtstaand vlas is de
haspel namelijk niet nodig. Het wik
kelen rond de vijzelinbrengpennen
kon worden opgelost, door deze sle
pend af te stellen of te verwijderen.
Om toch een gelijkmatige invoer te
krijgen, kon in het laatste geval een
neusstuk geplaatst worden.
Vorig jaar kende het areaal olie
vlas een geweldige uitbreiding,
aangemoedigd door een EG-
steunrege/ing. Naar verwachting
wordt de steun dit jaar verlaagd.
Het snijden van de stengels ging
goed. Wanneer olievlas rijp is, dan is
het onderste deel van de stengel
nog groen. Werken met scherpe
messen en goed afgestelde drukvin-
gers was wel een vereiste.
Ervaringen met de arenstripper zijn
wisselend. Bij een goede afstelling
en een hoge snelheid gaf deze vorm
van oogsten een goed resultaat.
Toekomst voor olievlas
In 1992 heeft de EEG het besluit ge
nomen de steunregeling voor olie
vlas in deze vorm niet te handhaven.
Verwacht wordt, dat dit voorjaar
een besluit genomen zal worden
voor een lagere steunprijs. De gevol
gen van een lagere steunprijs op het
uiteindelijke saldo zijn hieronder te
zien.
Saldoberekening van olievlas
Bruto geldopbrengst
2300 kg zaad
f 0,35 f 805,-
EG steunbedrag 1992
(bij benadering) ƒ2415,-
Totaal f 3220,-
Toegerekende kosten f 785,-
Saldo bij 100% eigen
mechanisatie f 2435,-
Oogsten in loonwerk f 450,-
Saldo na aftrek loon
werk f 1985,-
Het blijkt dat de bruto geldop
brengst (kg zaad x huidige wereld
marktprijs), de toegerekende kosten
niet kan compenseren.
Lagere steunregeling öf geen steun
regeling
Wanneer de EEG besluit voor een la
gere steunregeling of géén steunre
geling, heeft dit de volgende
consequenties:
1. Een verlaagde steun. De moge
lijkheid is aanwezig dat er in het
voorjaar van 1993 een verlaagde
steun verleend zal worden voor de
teelt van olievlas. Geruchten gaan
dat de steun mogelijk op gelijke
hoogte zal komen, als de steun op
koolzaad, ongeveer f 1425,—. Wan
neer we echter het saldo van olie
vlas met een verlaagde steun gaan
vergelijken met de saldo's van gra
nen, blijken de saldo's van granen
hoger te zijn. Omdat er een steunre
geling voor olievlas bestaat, mag
het niet als non-food gewas geteeld
worden op braakgronden.
2. Geen steun. Wanneer besloten
wordt de steunregeling geheel af te
schaffen, kan olievlas als non-food
gewas geteeld worden op braak-
grond. Aangezien de bruto geldop
brengst de toegerekende kosten
(inclusief loonwerk) niet kan vergoe
den, is het telen van olievlas voor dit
doel niet interessant.
Of olievlas in 1993 nog in Nederland
geteeld gaat worden, zal afhangen
van de hoogte van de steunregeling
die de EEG zal instellen. Wanneer de
EEG hierover een besluit neemt is
nog niet bekend. Als men besluit de
steunregeling totaal af te schaffen,
zal het van de wereldmarktprijs af
hangen, of het perspektief heeft om
olievlas te telen als non foodgewas.
De wereldmarktprijs zal dan toch
hoger dan f 0,50 moeten zijn om
de teelt enigszins interessant te
maken.
DLV team akkerbouw Goes
ing. N. Kerckhaert