Veranderingen vragen om reactie van akkerbouwers
Akkerbouw
Aandachtspunten bij drain-onderhoud
Het rendement van akkerbouwstudieclubs
VRIJDAG 13 NOVEMBER 1992
In het afgelopen groeiseizoen is
weer duidelijk gebleken hoe grillig
het weer kan zijn. U zult zich onge
twijfeld de zware regenbuien in juni
nog herinneren. Maar ook de maand
augustus is een topper, waarin op
ROC Westmaas ruim 145 mm
neerslag is gemeten. Zeker bij veel
regen is er sprake van een over
schot en dient u deze zo snel moge
lijk af te voeren. Voor een snelle
waterafvoer wordt detail
ontwatering, namelijk drainage toe
gepast. U komt in dit artikel eerst
een aantal oorzaken tegen van een
afnemende ontwateringscapaciteit.
Vervolgens staan een aantal punten
genoemd om de drainage zo lang
mogelijk te laten functioneren.
Ontwatering stagneert
U investeert in drainage met als doel
dat deze zo lang mogelijk functio
neert en daardoor ook rendabel is.
Gemiddeld genomen is er in het
Zuidwesten sprake van een afschrij
ving over 20 jaar. De drainage kan
langer meegaan, maar ook eerder
zijn afgeschreven. Als de ontwate
ringscapaciteit vrij snel tot enkele
jaren na aanleg drastisch vermin
dert, is dat meestal te wijten aan
fouten die tijdens de aanleg zijn ge
maakt. Een even belangrijke fout is
het kiezen van het verkeerde mate
riaal of type omhulling.
Hoogteligging
Drainreeksen moeten in rechte lijn
liggen. Als de aanleg niet zorgvuldig
plaatsvindt kan een onregelmatige
hoogteligging optreden. Elke afwij
king van de juiste hoogteligging ver
oorzaakt een verhoging van de
stromingsweerstand. Bij een 'katte-
rug' ontstaat in het hogere gedeelte
van de drainbuis een zogenaamd
luchtslot. Aangezien water niet
langs de lucht kan stromen moet de
luchtbel in totaliteit worden meege
voerd. Hiervoor is een hogere druk
nodig zodat de grondwaterstand
stijgt. Niet alleen opbolling maar
ook een verlaging van de drainbuis
is een probleem. In lagere delen kan
door een relatief lagere stroomsnel
heid slibafzetting ontstaan. De door
snede vernauwt met als gevolg een
lagere ontwateringscapaciteit.
Keuze/kwaliteit
De taak van drainage is water af
voeren. Voorkomen moet worden
dat met de waterstroom mee ook
bodemdelen in de drainbuis terecht
komen. Tot een halfjaar na aanleg
bestaat er, afhankelijk van de struc-
tuurstabiliteit van de ondergrond,
een kans op primaire inzanding. Is er
echter sprake van een voortdurende
inspoeling dan is dat een vorm van
secundaire inzanding. De term in
zanding is wat misleidend, want als
er inspoeling plaatsvindt, dan spoe
len ook lutum- en siltdeeltjes in. Nu
is met het juiste type omhul
lingsmateriaal in het algemeen de
secundaire inzanding te voorkomen.
De kans op primaire inzanding is het
kleinst als de grondwaterstand tij
dens aanleg laag is, de ondergrond
zich snel weer zet en er geen inter
ne verslemping optreedt.
Een ander probleem dat zich voor
kan doen is de biochemische reaktie
tussen ijzer en humus. Hierdoor ont
staan onder invloed van micro
organismen (humus) ijzerverbindin
gen. Deze gel-achtige substantie
slaat neer in de buis terwijl door het
voortdurend proces de buisperfora
ties dichtgroeien. Het ijzergehalte
van het af te voeren water, de pH,
het zuurstofgehalte en de aanwezig
heid van organische stof bepalen de
mate waarin het proces optreedt.
De biochemische verstopping wordt
beperkt door toepassing van een re
latief open omhullingsmateriaal.
Doorspuiten
Verstoringen en verstoppingen zoals
hierboven genoemd, zijn meestal
niet direct zichtbaar. Om deze reden
is men steeds meer preventief drain-
onderhoud, in de vorm van
doorspuiten, toe gaan passen. Bij
nieuw aangelegde drainage was het
advies om na de eerste winter een
zogenaamde 200 mm onderhouds
beurt te geven. De reden is in eerste
instantie om de rechte ligging van
de buizen te controleren. In tweede
instantie om een indruk te krijgen
van vervuiling (o.a. ijzerafzetting) en
daarmee de noodzaak van toe
komstig doorspuiten. In de praktijk
betekende dit dat er op grote schaal
(preventief) werd doorgespoten.
Met doorspuiten zijn wel positieve
resultaten geconstateerd. De vraag
is echter of deze effecten van blij
vende aard zijn. Met doorspuiten
kunnen alleen deeltjes kleiner dan
0,05 mm worden afgevoerd. Deelt
jes groter dan 0,1 mm zijn te zwaar
om zelfs met een hoge stroomsnel
heid af te voeren. Ook negatieve er
varingen met doorspuiten zijn
bekend. Nu is er nog nauwelijks on
derzoek verricht naar het effect van
doorspuiten op het functioneren
van de buizen. Beperkte onder
zoeksresultaten wijzen echter wel
op een nauwelijks positief tot zelfs
een negatief effect van doorspuiten.
Tijdens doorspuiten wordt de grond
rondom de buis instabiel. Door in
stabiliteit treedt (versnelde) inzan
ding op. De mate waarin schade
door interne slemp ontstaat is af
hankelijk van de structuurstabiliteit.
Doorspuiten kan dus averechts wer
ken. De essentiële vraag is hoe u
uw drainage zo lang mogelijk kan la
ten functioneren. Een zorgvuldige
aanleg met het juiste materiaal
vormt de basis.
Controle
Gezien de reële kans, zeker bij be
staande drainage, op vervuiling is
het noodzakelijk dat u regelmatig
controleert. De eindbuizen kunnen
o.a. door ophoping van ijzergellen
verstopt zijn. Zorg ervoor dat het af
te voeren water vlot kan wegstro
men. Het meten van de grondwa
terstand geeft een redelijke indicatie
van de staat waarin de drainage ver
keert. Eigenlijk is tevens het meten
van de drainafvoer noodzakelijk om
de ontwateringskapaciteit te bepa
len. U zet de drainafvoer in liters/mi
nuut af tegen de grondwaterstand
in cm min maaiveld. Door dit op ver
schillende tijdstippen te doen en bij
voorkeur met grote verschillen in af-
voerintensiteit is de drainagekarak-
teristiek uit de grafiek af te leiden.
Het is een tijdrovend karwei waar
door in feite alleen enkele drainbui-
zen d.m.v. deze uitgebreide controle
gevolgd kunnen worden.
Het functioneren van de zowel be
staande als nieuwe drainage is ook
met speciaal doorsteekapparatuur
te controleren. Dit apparaat bestaat
uit een metalen buis gekoppeld aan
een glasvezelstaaf. Een andere mo
gelijkheid is dat u de drainreiniger,
als doorsteekapparaat, voor de con
trole gebruikt. Uit de controle moet
blijken of de buizen nog optimaal
functioneren zodat doorspuiten niet
nodig is! Bij een duidelijk toenemen
de vervuiling is het nodig om deze
buizen tijdig te reinigen.
In een fijnzandige, instabiele onder
grond riskeert u met doorspuiten
structuurschade! Dit betekent dat u
bij dergelijke percelen niet kunt
doorspuiten. Hooguit is de drainrei
niger als doorsteekapparaat te ge
bruiken. Bij een nieuwe drainage
kunt u dan de hoogteligging goed
controleren met een, aan de spuit
kop gemonteerde, buis van 90-100
cm. In een aantal gevallen is het
probleem plaatselijk. Een, tijdens
aanleg, losgeschoten verbin
dingsmof of breuk e.d. kan de oor
zaak zijn. U kunt bij nieuwe drainage
de draineur dan wijzen op zijn ver
antwoordelijkheid. Is de drainage op
een perceel met instabiele onder
grond over een grote lengte sterk
vervuild dan is alleen opnieuw drai
neren met het juiste materiaal de
enige oplossing.
Drainreinigen is wel nodig op som
mige ijzerrijke gronden waar ver
stopping door ijzerafzetting dreigt.
Als het ijzergel gaat verharden tot
een harde coating wordt drainreini-
ging steeds moeilijker. Bij een voort
durende ijzerbelasting is regelmatig
doorspuiten, bijvoorbeeld eens in de
twee jaar, nodig. Ook bij drainage
waarvan de capaciteit in verloop
van tijd afneemt kan doorspuiten le-
vensduurverlengend werken. Voor
beide geldt dat voor doorspuiten de
structuur van de ondergrond sterk
en stabiel moet zijn.
Reiniging dient alleen plaats te vin
den bij een hoge grondwaterstand.
Hierdoor is de vervuiling min of
meer in oplossing en is deze
suspensie makkelijker af te voeren.
Juist het reeds in de grond aanwezi
ge water zorgt voor de uiteindelijke
afvoer. Het is funest als u tijdens
het doorspuiten probeert met een
langdurige hoge stroomsnelheid het
materiaal te verplaatsen. De hier
voor benodigde hoeveelheid water
en druk verstoort de structuur rond
om de buis sterk. Een positief neve
naspect van een hoge
grondwaterstand is de tegendruk
die het uitoefent op de
doorspuitdruk.
Het is vereist dat de ondergrond zo
min mogelijk wordt verstoord. Daar
voor is het noodzakelijk dat u met
zo min mogelijk druk en water de
buizen reinigt. Een lage druk aan de
spuitkop is naast een lage druk aan
de pomp ook te bereiken door ge
bruik te maken van een versleten
spuitkop met grotere gaten. Er tre
den ook drukverliezen op tussen
pomp en spuitkop, zie tabel 1. Een
maximum toegestane druk aan de
spuitkop is helaas niet aan te geven
omdat dit afhangt van de struc
tuurstabiliteit en de benodigde reini-
ging< Zo min mogelijk water
betekent naast een lage pompkapa-
citeit ook een snelle invoer van de
spuitkop.
Aangekoekte vervuiling en relatief
zware bodemdeeltjes zijn moeilijk te
transporteren. Door een spuitkop
met drie achterwaarts gerichte stra
len te gebruiken is de vervuiling be
ter los te breken. Is er sprake van
een grote hoeveelheid ingespoeld
materiaal dan is herhaaldelijk invoe
ren en uittrekken van de spuitkop
nodig om zoveel mogelijk materiaal
af te kunnen voeren. Verlaag de
druk bij de terugtrekkende bewe
ging dusdanig dat de bodemdeeltjes
net in oplossing blijven en kunnen
worden afgevoerd. Een hoge grond
waterstand zorgt via bestaande po
riën voor voldoende water. Hierdoor
is er voor de afvoer van de relatief
zware deeltjes, die net nog ver
plaatsbaar zijn, een voldoende hoge
stroomsnelheid aanwezig. Te zware
bodemdelen zijn niet af te voeren en
worden met doorspuiten alleen
maar in de buis geëgaliseerd!
Een onzorgvuldige aanleg en een
verkeerde materiaalkeuze bepalen in
grote mate latere problemen met de
ontwateringscapaciteit. Doorspui
ten geeft bij een instabiele onder
grond groot risico op directe
inzanding. Alleen door controleren
kunt u bepalen of doorspuiten nodig
is. Door praktijkervaring is na te
gaan hoe frequent u moet reinigen.
Bij een toenemende vervuiling kan
doorspuiten de levensduur van de
drainage verlengen. De ondergrond
mag bij doorspuiten niet verstoord
worden. Alleen de buizen reinigen
als de grondwaterstand hoog staat.
Onzorgvuldig omgaan met drainrei-
niging vergroot het risico op een uit
eindelijk slechtere ontwatering. Het
betekent dat u moet weten wat u
doet!
ing. N.E. van der Bok,
bedrijfsdeskundige DLV-team
akkerbouw Westmaas
Tabel 1. Drukverlies in bar per 100 m slanglengte
hoeveelheid water inwendige slangdiameter
(l/min.) 15 mm 19 mm 20,4 mm
40 10,5 3,4 2,5
50 15,6 5 3,6
60 21,5 7 5
70 28 9,1 6,5
Bron: Handboek voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond
1989.
De situatie waaronder een akker
bouwbedrijf wordt geleid is aan het
veranderen. Deze veranderde be
drijfssituatie vergroot het belang
van contact en overleg met bedrijfs-
genoten. In dit artikel wordt inge
gaan op het waarom van de opzet
van akkerbouwstudieclubs. De ver
anderingen in de land- en tuinbouw
vragen om een reactie van de on
dernemers. Die veranderingen heb
ben deels hun oorzaken buiten het
bedrijf en deels hun oorzaken in de
bedrijfsvoering.
In het verleden waren de prestaties
van het eigen bedrijf relatief belang
rijk. De boer had hier invloed op
door de verzorging van de gewas
sen en de grond, gericht op een
maximale kg-opbrengst. De aan
dacht voor vaktechnische kennis is
hieruit voortgekomen. Verbetering
van de vaktechnische kennis was
nodig om boer te kunnen blijven,
onder ook toen al veranderende om
standigheden. Een ding bleef wel
hetzelfde, wat je deed en liet op het
bedrijf was voor een belangrijk deel
afhankelijk van het eigen oordeel.
De buitenwereld had daar minder in
vloed op en had daar minder be
langstelling voor.
De controle op de bedrijfsvoering
was nog direct verbonden met het
werk zelf. De kg-opbrengst die van
het land kwam, was een redelijke
graadmeter voor de prestaties van
het bedrijf. De ondernemer kon zijn
reacties baseren op ervaringen met
de bedrijfsvoering uit het verleden.
De ondernemer had een grote in
vloed op zijn eigen bedrijfsvoering
en op de mogelijkheden om een
goed rendement te behalen.
In het heden is de invloed van bui
tenaf groter. Dit is vooral veroor
zaakt door twee ontwikkelingen:
1. De marktomstandigheden zijn
veranderd. Van een relatief be
perkte markt zijn we gegaan
naar een wereldwijde markt. De
stroom van landbouwprodukten
richt zich steeds meer naar waar
voldoende vraag voorhanden is.
Fluctuaties in de oogstop
brengsten resulteren minder in
fluctuaties in de prijs.
2. De uiteindelijke gebruiker van de
produkten en de overheid spre
ken zich steeds nadrukkelijker uit
over de manier van werken en
produceren op het bedrijf. De on
dernemer is meer gedwongen
met nieuwe eisen rekening te
houden.
De besluitvorming van de onderne
mer wordt meer afhankelijk van ont
wikkelingen buiten het bedrijf. Het
inschatten van nieuwe ontwikkelin
gen en het bepalen van de juiste
reactie vragen om een naar buiten
gerichte blik.
De financiële ruimte wordt van twee
kanten beperkt. Door prijsdruk van
wege vergroting van markten en
door stijging van de kosten op het
bedrijf. De beperktere middelen van
het bedrijf vragen om financieel on
derbouwde kennis van de bedrijfs
voering. De beoordeling van het
bedrijfsresultaat verschuift, van kg-
opbrengst naar financieel ren
dement.
De beoordeling van het bedrijfsre
sultaat wordt daarmee ingewikkel
der en staat verder af van de
dagelijkse activiteit van akkerbou
wers. Het voeren van een admi
nistratie voor evaluatie en
beoordeling van het resultaat wordt
een belangrijker onderdeel van de
ondernemerstaak.
Ervaringen tegenover veranderingen
De invloed van veranderingen is
groot. Met als bijkomend probleem
dat veranderingen snel weer tot
nieuwe veranderingen leiden. Je
kunt dus nauwelijks ervaringen
opdoen.
Verder is de financiële beoordeling
belangrijker aan het worden. Deze is
echter minder eenduidig, dan de kg-
opbrengst in het verleden. Ook hier
kan minder worden teruggegrepen
op ervaring. In plaats van werken
met de ervaringen van het verleden,
zal er steeds meer rekening worden
gehouden met de veranderingen in
de toekomst. Dit vraagt om vernieu
wing van de ondernemersvaardig
heden van akkerbouwers.
Akkerbouwstudieclubs bieden de
ruimte aan akkerbouwers om met
elkaar kennis en ervaring uit te wis
selen. Dit is van belang om de on
dernemersvaardigheden aan de
veranderde omstandigheden aan te
passen. Veranderingen vinden
plaats buiten de invloedsfeer van
het bedrijf. In een akkerbouwstudie-
club kunnen ervaringen met veran
deringen worden uitgewisseld en
nieuwe ondernemersvaardigheden
sneller worden toegepast. Hier komt
het rendement om de hoek kijken
dat een akkerbouwer heeft van een
studieclub. Gezamenlijk weet je
meer en heb je meer ervaringen dan
alleen. Daarbij kijk je op verschillen
de manieren tegen gebeurtenissen
aan. Die ingrediënten heb je nodig
om beter te kunnen reageren op de
nieuwe ondernemerssituatia
Akkerbouwstudieclubs geven niet
een pasklaar antwoord op bedrijfs-
vragen. Ze scheppen wel ruimte om
gericht informatie bij elkaar te bren
gen voor het nemen van bedrijfs-
besluiten. Uitwisseling van kennis
en ervaring speelt daarin een grote
rol. Daarbij zijn een aantal voorwaar
den van groot belang:
- men moet elkaar goed leren
kennen
- bereid zijn bedrijfsvragen open
met elkaar te bespreken
- leren luisteren en voordeel te
doen met ervaring van anderen.
Dit is de achtergrond van waaruit
afgelopen jaar akkerbouwstudie
clubs zijn opgericht. Ook dit jaar
kunt u zich weer aanmelden.
Hiervoor kunt u contact opnemen
met onderstaande personen:
Addy Risseeuw, WLTO-kantoor
Zuid, tel. 070-3985555
Roelof de Haan, WLTO-kantoor
Noord, tel. 02207-43537
Marga Jacobs, NCB-kantoor Roo
sendaal, tel. 01650-67777
Luc Mangnus, ZLM-kantoor Goes,
tel. 01100-47758
Jan Moggre, ZLM-kantoor Goes, tel.
01100-47758.
Roelof de Haan,
akkerbouwstudieclub begeleider
Noord-Holland