De maand oktober op het zuidwestelijk veehouderijbedrijf Rundveehouderij Bronstcontrole en dekmoment De winterperiode staat weer voor de deur. Dan is het ook weer tijd om eens over enkele zaken de gedachten te laten gaan. Terugblikkend naar het voorbije zomersei zoen en vooruitziend naar de winterperiode. Hierbij denkend aan, was de grasop brengst wel naar verwachting, hoe laat ik mijn grasland goed de winter ingaan. Ook verdient het opstallen van jongvee de aandacht, evenals de veranderingen in het melkk wa/iteitsste/sel VRIJDAG 2 OKTOBER 1992 15 Hoe was de opbrengst van het grasland? Voldeed dit aan de verwachting. Voor een goede grasopbrengst en gezondheid van het vee is een opti male bemesting nodig. Dit begint al bij de bemesting van de eerste sne de. DLV kan u helpen om tot een verantwoorde bemesting van de eerste snede en snijmais te komen met behulp van het be mestingsplan. Aan de hand van grondonderzoeken, bemestingsnor men en het gebruik van de eerste snede wordt de meest optimale be mesting opgesteld. Het bemestings advies is per perceel grasland of voedergewassen en voor het hele bedrijf. Tevens geeft het advies voor de zomerbemesting aan hoeveel or ganische mest en/of kunstmest nog nodig is. U krijgt een overzicht van de aan te kopen meststoffen, globa le schatting van de kosten en een advies over aan- of afvoer van orga nische mest. Met het bemestingsplan van DLV, opgesteld in samenwerking met BLGG, krijgt u een objectief advies, daar DLV geen commercieel belang heeft bij de verkoop van meststof fen. Dit objectieve bemestingsad vies voor grasland en voedergewassen biedt DLV u aan voor f 250,—. Heeft u belangstel ling voor dit bemestingsplan dan kunt u contact opnemen met DLV Breda 076-203190. Vraag het ad vies vroegtijdig aan zodat u al in de winter een advies heeft voor de voorjaarsbemesting. Opstallen jongvee Controle op groei: Bij het opstallen van jongvee heeft u een goede gelegenheid de dieren te meten. U kunt dan de groei contro leren zodat u inzicht krijgt hoe de groei in de weideperiode is geweest. Ook kunt u met behulp van het ge wicht het juiste inseminatietijdstip bepalen. Huisvesting: Ventilatie in (jongvee)stallen wordt nog steeds zwaar onderschat. Een goed klimaat in de stal is een be langrijk uitgangspunt voor een ge zonde, goed groeiende jongveestapel. Daarom is een frisse, Bij het opstallen van jongvee heeft u een goede gelegenheid de dieren te meten (archieffoto) tochtvrije en droge huisvesting van belang. Dit kunt u realiseren door voldoende luchtverversing in de stal, dus voldoende luchtin- en uit laat in de stal. De benodigde luchtin- en uitlaat is afhankelijk van het gewicht van het in de stal gehuisveste vea DLV kan u helpen om in bestaande of nieuwe stallen een optimaal klimaat te creë ren. In bestaande stallen kan op ba sis van een rookproef een advies gegeven worden over de ventilatie in de stal. Ontwormen: Door een mestonderzoek uit te laten voeren bij het net opgestalde vee, wordt duidelijk of de dieren een maagdarmwormbesmetting hebben opgelopen. Is dit het geval dan zult u de dieren moeten behandelen met een ontwormingsmiddel. Als u de dieren bij het opstallen heeft geme ten dan kunt u nu de dosering van het middel beter afstemmen bij het lichaamsgewicht. Hierdoor voor komt u overdosering hetgeen re sistentievorming van de wormen be vordert. Wilt u de gegevens van het jongvee goed bijhouden dan is de jongvee- opfokkaart een goed hulpmiddel. Op deze kaart kunt u de gegevens bijhouden over het geboorteverloop, inseminaties, ziektes en dergelijke. Deze kaart is te bestellen bij DLV. Wilt u de jongvee-opfok in zijn ge heel eens goed bekijken om te zien waar de opfok niet naar wens is, dan kunt u zich bij DLV aanmelden voor het jongvee-opfokplan. Graslandverzorging Een goede graslandverzorging in het najaar is zeker zo belangrijk als in het voorjaar. Een slechte verzorging in het najaar kan uitwinteren en een slechte groei in het jaar erop tot ge volg hebben. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn: Stoppellengte: Zowel oud als nieuw grasland dient met een stoppellengte van ca. 7 cm de winter in te gaan. Bloot daarom het grasland. Mollenbestrijding: Mollen kan men in het najaar prima bestrijden, zeker op jong grasland. Een goede mollenbestrijding voor komt schade aan de grasmat. Ook beperkt u dan de hoeveelheid zand dat in de kuil terecht kan komen. Ontwatering: Wateroverlast op percelen kan in sommige perioden een probleem zijn. Een slechte ontwatering heeft tot gevolg dat de grond in het voor jaar langer koud blijft. Hierdoor wordt de grasgroei vertraagd. Con troleer daarom de werking van de drainage en spuit deze indien nodig door. Ook slootonderhoud is hierbij van belang. Emelten: In het najaar moet u het grasland ook controleren op emelten. De me thode hiervoor is met behulp van een pekelbad (1 kg zout op 5 Itr. wa ter). Neem hiervoor per ha 10 stuk ken zode van 10 bij 10 cm en leg deze in het pekelbad. Na enige tijd komen de emelten boven drijven. Van belang is wel dat u de emelten onderscheid van de larve van de rouwvlieg. De schadedrempel voor emelten is 150 emelten per ha. U kunt de emelten bestrijden met: 2 Itr. parathion of 1,5 Itr. chloorpyrifos (Duraban). (Deze middelen zijn ook toegestaan in waterwingebieden.) Melkkwalitert In december van dit jaar staan er weer veranderingen in het kwali teitstelsel op stapel. Hierbij gaat het om veranderingen bij het celgetal en de recidiveregeling. In april van 1993 komt er ook een verandering bij groeiremmende stoffen. De belangrijkste verandering is dat men bij het celgetal niet meer uit gaat van een geometrisch gemid delde maar van enkelvoudige getallen. Daarbij komt ook dat het celgetal in de recidiveregeling wordt opgeno men. Hierdoor valt u dus eerder in kortingspunten bij uitschieters in het celgetal. Het is daarom voor u als veehouder nog belangrijker dat de uiergezondheid van de veestapel goed is. Zorg daarom voor: - een goede ventilatie in de stal - schone, droge ligboxen - een goede melktechniek - goede hygiëne tijdens het mel ken en - een goed functionerende melk- installatie. Heeft u twijfels over de ventilatie in de stal of over het functioneren van de melkinstallatie, neem dan eens contact op met DLV, wij kunnen met behulp van een rookproef en/of een meting tijdens het melken even tuele fouten opsporen. Christa Fransen Bedrijfsdeskundige DLV Breda 076 203190 Iedere zeugenhouder streeft naar een hoog drachtigheidspercentage en een goede worpgrootte. Om dit te bereiken is het heel belangrijk het moment van dekking/inseminatie nauwkeurig te bepalen. Het is na melijk niet zo dat als de zeug berig is, ieder moment even geschikt is voor inseminatie. De berigheid of bronst is de tijd dat een zeug 'staat' voor een beer, d.w.z. dat de zeug blijft stilstaan als de beer haar bespringt. Dit duurt ongeveer 48 tot 60 uur. De tijd hier voor noemen we voorbronst, de tijd hierna nabronst. Om te bepalen of de zeug berig is let u op: het al of niet tonen van stareflex de vulva het gedrag Om het beste dek/inseminatiemo ment te bepalen is het belangrijk om de berigheid zelf ook in 3 perioden te onderscheiden (zie grafiek): 1. De eerste beerperiode van 8 tot 10 uur. De zeug 'staat'-voor een beer, maar nog niet voor een persoon. 2. De inseminatieperiode van 32 tot 40 uur. De zeug 'staat' zowel voor een beer als voor een per soon. Om het beste dekmoment te bepalen is deze periode ver deeld in 4 fasen van elk 8-10 uur. 3. De tweede beerperiode van 8-10 uur. De zeug 'staat' nog wel voor een beer, maar niet langer voor een persoon. In de grafiek is het bevruchtingsre sultaat afgezet tegen de tijd. Het be vruchtingsresultaat is uitgedrukt in drachtigheidspercentage en worp grootte. De bevruchting van de eicellen door de spermacellen gebeurt in de eilei ders. Op het moment dat de eicellen vrijkomen moet het sperma daar al aanwezig zijn. De eicellen leven na melijk maar kort, gemiddeld 6 uur. Spermacellen leven veel langer, zo'n 24 tot 30 uur. Ze hebben na het moment van inseminatie eerst een rijpingstijd nodig van ca. 5 uur. Daarom ligt het beste dekmoment tussen 5 en 24 uur voor de ovulatie (vrijkomen van de eicellen). De ovu latie vindt plaats in het laatste kwartdeel van de inseminator- periode. Consequenties van een te late of te vroege dekking Als de zeug te laat wordt geïnsemi- neerd, dan zijn de cellen verouderd of al afgestorven. Wordt de zeug te vroeg geïnsemineerd dan zijn de spermacellen af afgestorven op het moment dat de eicellen vrijkomen. Een verkeerd dekmoment leidt in die gevallen tot een kleinere worp of zelfs het terugkomen van de zeug. De grafiek toont dit duidelijk aan. Zeugen met een normale lengte van de berigheid kunnen met goed re sultaat binnen 24 uur na het begin van de inseminatieperiode worden geïnsemineerd. Zeugen met een korte berigheid (gelten) moet u vroeg insemineren. Controletijdstip Het meest geschikte moment voor controle op berigheid is ongeveer een half uur na het voeren. Op dat moment laat de zeug de berigheid het beste zien. Bovendien zijn de overige zeugen dan rustig, waar door een berige zeug eerder opvalt. Maak zoveel mogelijk gebruik van een zoekbeer. Let hierbij met name op de reacties van de zeug. Laat daarom bij aangebonden zeugen en zeugen in de boxen de beer voor de zeugen langs lopen en loop er zelf achter langs. De zeugen kunnen op deze manier de beer goed zien, ho ren en ruiken. Gebruik zeker een zoekbeer wanneer u gelten op be righeid controleert. Vaak zijn gelten maar kort berig en laten ze het slecht zien. Bij toepassing van K.l. moet u het sperma 's-morgens bestellen vóór een bepaald tijdstip. Om te bepalen voor welke zeugen sperma moet worden besteld is het tijdstip van controle belangrijk. Er zijn twee mogelijkheden voor controle op berigheid: 's avonds met zoekbeer en 's ochtends zonder zoekbeer (gel ten altijd met zoekbeer) alleen 's morgens zonder zoekbeer 's Avonds met zoekbeer en 's morgens zonder (de beste methode!). Bij deze methode spoort u 's avonds de zeugen op die berig zijn en de zeugen die waarschijn lijk binnen 10 uur berig zullen worden. De zeugen die 's avonds 'staan' voor de beer moeten de volgende dag worden geïnsemineerd. De zeugen die dan nog niet 'staan', maar wel in voorbronst zijn moeten de vol gende ochtend nog een keer worden gecontroleerd. Als deze zeugen op dat moment 'staan' voor de persoon (zonder beer) dan kunnen ze ook geïnsemi neerd worden, beter zou zijn om dit 's middags te doen. Zeugen die 's avonds 'staan', de ochtend erop (zonder beer) en de daaropvolgende ochtend nog steeds en geen verschijnselen van afnamende berigheid verto nen kunnen opnieuw worden geïnsemineerd. Alleen 's morgens controleren. Als u zonder beer controleert en alle berige zeugen kunt opsporen is dit een redelijk goed systeem. Alle zeugen die 'staan' voor de persoon kunt u dezelfde dag laten insemineren. Een nadeel van een eenmalige controle is dat u beri ge zeugen over het hoofd kunt zien, of te laat opmerkt. Kleinere tomen en meer terugko mers zal het resultaat zijn. Slechts op enkele bedrijven geeft dit systeem goede re sultaten. Bronstbevorderende injecties Ondanks een goede controle op be righeid en goede bedrijfsomstandig heden kan het voorkomen dat zeugen niet of te laat berig worden. Deze zeugen kunt u met hormonen laten behandelen om het aantal ver- liesdagen te beperken. Laat deze be handeling 8 10 dagen na het spenen toepassen. Vroeger behan delen heeft geen zin omdat er nog zeugen spontaan berig kunnen wor den. Later behandelen kost extra verliesdagen. DLV-voorlichter ing. Peter van Boxtel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1992 | | pagina 15