Afname draagvlak voor
landinrichting dreigt
Keuze staat of valt met
goed flankerend beleid
KNLC
kommentaar
Groene ECU
verdwijnt met grenzen
Weerstand tegen afschaffen landinrichtingsrente
Voorkeur voor regionale quotering stierenpremie
De Commissie Grondgebruik van
het KNLC vreest dat het afschaffen
van de landinrichtingsrente zal lei
den tot minder draagvlak voor land
inrichting. De afschaffing, waarvoor
de overheid plannen heeft, leidt bij
landinrichting tot een lastenstijging
voor grondeigenaren.
Door de toenemende overheersing
van natuurontwikkeling bij landin
richting kalft het draagvlak ook al
af. Het afschaffen van de landinrich
tingsrente zet de landinrichting op
het spel, terwijl dat instrument zo
wel voor de landbouw als voor de
natuurontwikkeling van belang is.
De overheid probeert haar kosten
zoveel mogelijk te drukken. Haar be-
zuinigingsdrang leidt keer op keer
tot een kostenstijging voor het be
drijfsleven. Dit geldt ook voor haar
voornemen de landinrichtingsrente
af te schaffen. Hiervoor wil de over
heid de Landinrichtingswet wijzi
gen. De afschaffing geldt dan voor
de landinrichtingsprojecten die op
het moment van wijzigen van de
wet nog niet in ontwerp zijn vast
gelegd.
Aandeel in de kosten
Tot nu toe schiet de overheid de
kosten van een landinrichtingspro
ject voor. Iedere grondeigenaar in
het betreffende gebied betaalt een
aandeel van deze kosten terug aan
de overheid. Het aandeel hangt af
van de mate van het nut dat de land
inrichting voor de grondeigenaar
heeft gehad. Het terugbetalen ge
beurt in een periode van 26 jaar, te
gen zes procent per jaar. De
landinrichtingsrente is het bedrag
dat de grondeigenaar ieder jaar aan
rente en aflossing moet betalen.
De overheid wil binnenkort de land
inrichtingsrente af gaan schaffen.
Dit in het kader van het 'Rege
ringsstandpunt Heroverweging
Voorbereidings- en Uitvoeringsduur
Landinrichtingsprojecten'. Als reden
voert zij aan dat dit de toepassing
van het profijtbeginsel versterkt. Te
vens vervalt voor het Rijk een soort
van rentesubsidie en nemen de ad
ministratiekosten af.
De afschaffing houdt voor de grond
eigenaren in dat zij direct na het af
sluiten van het landinrichtingspro
ject contant moeten afrekenen met
de overheid. Hierdoor neemt voor
de grondeigenaren de lastendruk
toe. Zij zullen voor de afrekening
veelal geld moeten lenen tegen een
'commercieel' rentetarief. Dat tarief
zal hoger liggen dan de zes procent
die de overheid nu hanteert.
Belang
De Commissie Grondgebruik van
het KNLC is tegen deze lastenstij
ging voor de grondeigenaren. De
Commissie sprak op haar vergade
ring van 17 september 1992 de
vrees uit dat dit het draagvlak voor
landinrichting zal verminderen.
Daarbij komt dat de belangen bij
landinrichting steeds minder agra
risch zijn. Tevens is meer en meer
sprake van herinrichting en minder
van ruilverkaveling en van ruilverka
veling met een administratief karak
ter (RAK). Bij de laatste twee
kunnen de grondeigenaren nog
stemmen over de doorgang van het
project, bij herinrichting ligt de
beslissingsbevoegdheid bij de pro
vincies. De grondeigenaren moeten
dus steeds vaker betalen voor 'ver
beteringen' waar zij niet om hebben
gevraagd en waartegen zij zich nau
welijks hebben kunnen verzetten.
Volgens de Commissie Grondge
bruik vermindert dit de rechtvaardi
ging van het afschaffen van de
landinrichtingsrente.
De lastenstijging kan sterk verschil
len per grondeigenaar. De periode
tussen het beslissingsmoment over
doorgang van een landinrich
tingsproject en het moment van af
rekenen is behoorlijk lang. De
Commissie ziet dit als een pro
bleem. Op het beslissingsmoment
kan de grondeigenaar namelijk nog
niet bekijken of hij op het moment
van afrekenen de lasten kan op
brengen.
De Commissie benadrukt dat land
inrichting zowel in het belang van
de landbouw als van natuurontwik
keling is. Het verminderen van het
draagvlak er voor keurt zij dan ook
af. Het lijkt er echter op dat het
reeds een gepasseerd station is.
Geert Pinxterhuis
De essentie van de hervormingen van het Gemeenschappelijk Land
bouw Beleid is extensivering. Dit betekent het einde voor de gespeci
aliseerde stierenmesterijbedrijven in Nederland
De Afdeling Veehouderij van het
KNLC verkiest voorlopig een regio
naal quotum voor stierenpremies.
Dit is flexibeler dan een individueel
systeem. De gespecialiseerde stie
renmesterijbedrijven hebben geen
perspectief en dat vindt de Afdeling
een kwalijke zaak. De Afdeling stelt
als voorwaarde aan haar keuze dat
de overheid met een goed flanke
rend beleid voor deze bedrijven
komt. Zodra echter blijkt dat daar
niets van terecht komt, moet direct
worden overgeschakeld op de indi
viduele variant. De gespecialiseerde
stierenmesters kunnen met hun
premierechten dan nog een gering
voordeel behalen.
De hervormingen van het Gemeen
schappelijk Landbouw Beleid (GLB)
pakken desastreus uit voor de
gespecialiseerde stierenmesters in
Nederland. De essentie van het
nieuwe beleid is extensivering. De
Europese Gemeenschap wil de ex
tensieve bedrijven helpen met een
premie. De intensieve bedrijven
moeten hun voordeel halen uit de
lagere graanprijzen. Dit blijkt dus bij
lange na niet het geval. Bij de inten
sieve stierenmesters kan het inko
men met ruim honderdduizend
gulden teruglopen.
Historisch recht
De gespecialiseerde stierenmesters
pleiten voor een individuele quote
ring van de stierenpremies. Zij stel
len dat ze hun quotum zelf
opbouwden. Daarom hebben ze een
historisch recht. Ze willen in ieder
geval voor 90 premies in aanmer
king komen, ongeacht hun voedera
reaal en veebezetting. De
stierenpremie wordt namelijk tot
een maximum van 90 stieren uitge
keerd. In de eindsituatie geldt ook
nog de grens van maximaal twee
grootvee-eenheden per hectare.
De stierenhouders vrezen dat er van
een flankerend beleid, in ieder geval
op korte termijn, niets terecht komt.
Tevens verwachten ze een uitbrei
ding van het aantal stieren. Met als
gevolg dat bij een regionaal quotum
de premies per saldo naar beneden
gaan. Zo lang er geen zicht is op
een goed flankerend beleid, willen
ze een individueel systeem.
Nu kiezen voor de individuele va
riant houdt in dat een regionale va
riant niet meer mogelijk is. Dit ligt
vast in het Brusselse besluit. Mede
hierdoor kiest de Afdeling voor een
regionale quotering. Een grotere
flexibiliteit en een hoger rendement
voor de totale sector zijn belangrij
ker redenen voor de keuze. Als voor
waarde stelt de Afdeling dat de
overheid met een goed flankerend
beleid komt voor de gespecialiseer
de bedrijven. Dit is mogelijk via het
pakket aan begeleidende maatrege
len bij de hervormingsplannen van
MacSharry. De overheid kan pre
mies uitkeren ter bevordering van
extensivering. Brussel draagt dan
voor 50 procent bij in de kosten.
Doekjes voor het bloeden
Andere steunmogelijkheden zouden
een verhoging van de prejnie of het
vergroten van het areaal van de in
tensieve stierenmesters kunnen zijn.
Het laatste is mogelijk door onder
andere de omschrijving van het voe
derareaal aan te passen. De inten
sieve mesters kunnen dan meer
premies aanvragen. De Afdeling gaf
aan dat dit slechts doekjes voor het
bloeden zijn. De hervormingen van
het GLB betekenen onafwendbaar
het einde voor de gespecialiseerde
stierenmesterijbedrijven. De Afde
ling is nu van mening dat een exten
siveringsregeling of een regeling
voor omschakeling nog enig
perspectief biedt voor deze bedrij
ven. In ieder geval meer dan alleen
90 premierechten die eventueel
kunnen worden verkocht.
Geert Pinxterhuis
Afgelopen zondag werd het in
Frankrijk uiteindelijk toch 'ja' voor
Europa. Het was op het nippertje
en dat duidt erop dat de EG niet
een breed draagvlak heeft. Dat
geldt voor Frankrijk maar wellicht
nog meer voor andere landen, in
clusief Nederland. Het valt mij op
dat in alle EG-landen waar het Ver
drag van Maastricht ter discussie
staat erg gehecht wordt aan het
bestaande. Daarnaast spelen na
tionale belangen en nationalisti
sche gevoelens een belangrijke rol.
Het toekomstige Europese beleid
zal dat moeten erkennen en er
ruimte aan moeten geven. Een te
centralistisch Brussels beleid kan
op den duur fatale gevolgen heb
ben. Het centrale beleid met on
derdrukking van de nationalisti
sche tendenzen dat in de Oost-
Europese landen is gevoerd laat op
een afschuwelijke manier zien wat
de gevolgen kunnen zijn.
De Economische Monetaire Unie
(EMU) en de Europese Politieke
Unie (EPU) zullen daarom een de
mocratisch karakter moeten krij
gen. Dit betekent niet dat ieder
land zijn eigen gang kan gaan. In
tegendeel, alleen als de econo
mieën naar elkaar toegroeien kan
er een monetaire eenheid ont
staan. Dit naar elkaar toegroeien
vereist zowel beleid vanuit Brussel
a/s een daarop afgestemd natio
naal beleid. De weg die naar deze
grotere eenheid moet worden af
gelegd is nog lang en zal niet zon
der tegenslagen worden afgelegd.
EMU nodig
Juist voor het Franse referendum
kwam er een dergelijke tegenslag.
De waarde van de munten van de
verschillende Europese landen is
mede afhankelijk van de nationale
economische situatie. Sinds 1987
leek het erop dat de onderlinge
waardeverschillen redelijk waren
vastgelegd en in stand gehouden
konden worden via het Europese
Monetaire Stelsel (EMS). Vorige
week werd duidelijk dat ook de
geldmarkt niet kunstmatig in stand
kan worden gehouden. De wanke
le economieën van Italië en Groot-
Brittannië konden, ook met behulp
van de andere EG-landen, de lire
en het pond niet in het EMS hou
den. De koersen van pond en lire
daalden fors. Dit betekende indi
rect een versterking van de Duitse
mark en onze gulden. De koers van
de ECU daalde daardoor van 2,31
tot 2,18 gulden, met deze week
een klein herstel tot 2,22 gulden.
Dergelijke koersfluctuaties zijn fu
nest voor een Europese markt,
daarmee wordt de noodzaak van
de EMU nog eens onderstreept.
Geen grenzen, geen mcb
Voor 1987 hadden we in de EG
ook regelmatig te maken met
koersaanpassingen van de EG-
munten. Om de markt van land-
bouwprodukten niet te verstoren
worden bij re- en devaluaties mo
netair compenserende bedragen
(m.c.b.) toegepast. Deze worden bij
de grens geheven of gegeven.
Daarnaast worden in Duitsland
een BTW-compensatie en een hec
taretoeslag gegeven om het nadeli
ge effect van de sterke mark te
compenseren. Nederland was
steeds zuinig met compensaties
en gaf eenmalige subsidies ter ver
sterking van de infrastructuur.
Ter bevordering van de marktstabi-
liteit en vaste landbouwprijzen
wordt nu nog uitgegaan van een
vaste groene ECU-koers van onge
veer 2,65 gulden. Alle EG-prijzen,
toeslagen en subsidies worden in
deze groene ECU's vastgesteld.
Het stelsel van 'groene koersen' en
'm.c.b.'s' heeft meer dan twintig
jaar gefunctioneerd. Dit was mo
gelijk omdat er aan de grenzen
monetaire correcties plaatsvonden.
Als alles volgens plan verloopt ver
vallen aan het eind van dit jaar alle
grenscontroles en daarmee de mo
netaire correctiemogelijkheden! De
Europese Commissie heeft boven
dien in 1985 al aangegeven dat te
gelijk met het vervallen van de
grenzen de groene ECU moet ver
dwijnen. Ook de landbouw zal
moeten rekenen in de normale
ECU's.
Lagere ECU, lagere prijzen
De waarde van de ECU daalde bin
nen enkele dagen met bijna een
dubbeltje. Gelukkig is dit gebeurd
nu we nog beschikken over het
oude instrumentarium van groene
koersen, m.c.b.'s èn grenscontro
les. Het is een belangrijke zaak om
er op aan te sturen dat de huidige
koersaanpassingen geen negatieve
gevolgen hebben voor de Brussel
se landbouwprijzen en de hectare
toeslagen voor de akkerbouw in
1993. Ter vervanging van de groe
ne koers en de m.c.b. heeft de
Europese Commissie een voorstel
voor aanpassingen en gedeeltelijke
inkomenscompensatie op tafel ge
legd. Dit voorstel gaat uit van een
goed functionerend EMS, geringe
koersschommelingen, geen com
pensatie voor prijsverlaging maar
wel voor inkomensverlaging boven
de twee procent en van een snelle
invoering van de EMU. Per 1 janua
ri 1993, zo wordt voorgesteld,
wordt de groene ECU vervangen
door de normale ECU door een
correctiefactor van 1,16 toe te pas
sen. Eventuele inkomenscompen
saties moeten gedeeltelijk
nationaal worden opgebracht. De
ze uitgangspunten zijn door de
monetaire crisis van de afgelopen
week ontoereikend gebleken.
Agrarisch monetair beleid
Door een algemeen vertrouwen in
het EMS en Europese koersstabili-
teit heeft de aanpassing van het
monetaire landbouwstelsel vrij
weinig aandacht gekregen. Door
de koersval van lire en pond, de
waardestijging van mark en gulden
en een redelijk vaste Franse franc
is dit snel veranderd. Met name in
Duitsland en Frankrijk is nu veel
kritiek op de voorstellen van de
Europese Commissie. Bij doorvoe
ring garanderen die voorstellen niet
de handhaving van prijzen en
toeslagen in nationale munt. Dat
geldt in het bijzonder voor Neder
land met zijn sterke gulden. Het is
in de eerste plaats noodzakelijk dat
de correctiefactor bij de overgang
van groene naar gewone ECU vol
ledig het koersverschil goed
maakt. Daarnaast zal er een uni
form verplicht EG-systeem moeten
komen voor compensaties die bij
een revaluatie worden gegeven.
Verschillen zoals die nu bestaan
tussen Duitsland en Nederland
mogen in de toekomst niet meer
voorkomen. Compensaties beho
ren volledig en direct aan de boer
te worden uitgekeerd. Nu het er
naar uitziet dat de EMU voor de
gehele EG nog vele jaren op zich
zal laten wachten, terwijl toch de
grenzen vervallen, is het duidelijk
dat bij het Gemeenschappelijke
Landbouwbeleid een weloverwo
gen agrarisch monetair beleid
hoort. Er resteren nog maar enkele
maanden om dit vorm te geven en
geen groene ECU-crisis te laten
ontstaan.
Dam Jaarsma
algemeen secretaris KNLC