De oogst van cichorei
Oogst en bewaring van
consumptie-aardappelen
VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1992
13
Om de oogst van cichorei goed te
kunnen laten verlopen spelen de
stand van het gewas, de grond- en
weersomstandigheden en uiteraard
een voor het rooien van cichorei ge
schikte rooimachine een grote rol.
Bij de oogst van cichorei zijn de vol
gende punten van groot belang:
Voorkomen van verliezen.
Beperken van beschadigingen.
Beperken van de grondtarra.
De rooimachine
In het algemeen zullen aangepaste
bietenrooiers voor het rooien wor
den gebruikt. Deze machines zullen
dermate gewijzigd zijn dat het bijna
onmogelijk is om met dezelfde ma
chine nog bieten te rooien. Derhalve
vraagt de cichorei-oogst een hoge
investering van een oogstmachine
Een 6-rijïge zelfrijdende bunker rooi
machine kost f 500.000,—. Bij
25% jaarkosten is dit
f 125.000,— per jaar aan vaste
kosten. Alleen voor de rooimachine
is dit bij 200 ha rooien per seizoen:
f 600,—/ha. Hierbij komen nog de
kosten voor de bediening, de
brandstof en smeermiddelen en de
kosten voor het transport.
Goed werk en een goede opbrengst
van de cichorei zijn de kosten
waard! Er wordt goed werk geleverd
door de machine als het blad op de
juiste manier wordt verwijderd, de
wortels zonder beschadiging of
puntbreuk worden gerooid, er geen
verliezen zijn en de tarra sterk wordt
beperkt.
Loofverwijdering
Het blad en de bladstelen moeten
worden verwijderd. En er mogen
geen groene bladresten tussen de
wortels zitten. Er mogen echter ook
geen koppen van wortelen bescha
digd worden. In de praktijk betekent
dit dat er een klein pruikje van maxi
maal 1 cm bijna onoverkomelijk is.
Te diep ontbladeren met daardoor
een hoger percentage beschadigde
wortelen kost meer dan een iets te
lange loofpruik.
Mede door deze eisen is het beter
gebruik te maken van een loofklap-
per met afvoerband dan een ontbla-
deraar zoals die normaal bij de
bietenoogst wordt gebruikt. Ook
nakoppers kunnen uiteraard niet
worden gebruikt. Een extra poetse-
ras, die de minder goed ontbladerde
wortels nog wat opschoont van
blad en stengeldelen, is gewenst.
Het rooien
Bij de cichorei-oogst moeten in prin
cipe alle wortelen worden geoogst
en op de fabriek worden afgeleverd.
Elke wortel of een deel ervan die op
het land achter blijft betekent op-
brengstverlies en kans op cichorei-
opslag in het volggewas. Bovendien
mag de wortel niet beschadigd wor
den, dus ook geen puntbreuk heb
ben. In de punt zit namelijk de
meeste fructose en moet daarom
zeker mee naar de fabriek.
De rooi-elementen zullen om aan de
gestelde eisen te voldoen dieper
moeten kunnen rooien en nauwer
moeten staan dan bij het bieten
rooien. Aangedreven verlengde rooi-
scharen met een opening van ±2,5
cm tussen de rooischaren lijken de
wortelen redelijk goed te kunnen
rooien.
Soms wordt een rooidiepte van 12
cm aangegeven, maar men zal zich
aan de omstandigheden moeten
aanpassen. De praktijk zal meestal
een middenweg moeten kiezen tus
sen enig puntverlies en een accep
tabel tarra-percentage. Hier moet
nog onderzoek naar worden ge
daan. Belangrijk is verder dat bij de
overgang van de rooischaren naar
de zeefraderen geen verlies op kan
treden.
De reiniging (tarra)
De reiniging die met name door de
zeefraderen plaats moet vinden
dient te zorgen voor een zo laag mo
gelijk tarra-percentage Hierbij moe
ten wel de beschadiging, maar
zeker ook de verliezen in de gaten
gehouden worden. Een soepele ge
leiding van de wortelen door en via
de diverse onderdelen van de ma
chine voorkomt de beschadiging.
Daarom moeten bij voorkeur kort op
elkaar gemonteerde horizontale spij
len rondom de zeefraderen worden
gemonteerd en niet de vaak bij het
bieten rooien gebruikte verticale
veertanden.
De zeefraderen zelf zijn om verliezen
te voorkomen, gemaakt van dunne
re spijlen en met meer spijlen uitge
rust om doorval te voorkomen. Om
beschadiging te voorkomen moeten
de toerentallen van de zeefraderen
goed in de gaten gehouden worden.
Waarschijnlijk zullen toerentallen
boven de 75 toeren per minuut
reeds beschadiging geven.
Transportband en bunker
Vanaf de laatste zeefreiniging moe
ten de wortelen naar de bunker
worden getransporteerd. Deze
transportband moet 'worteldicht'
gemaakt worden. Dit is mogelijk
met een kleed dat in de band wordt
aangebracht. In de bunker zelf kan
de valhoogte beperkt worden door
het aanbrengen van een valbreker of
doordat het einde van de opvoer-
band naar de bunker in hoogte ver
stelbaar is.
De bunker zelf moet ook 'wortel-
dicht' worden gemaakt, eventueel
ook hier door de spijlenafstand te
verkleinen. Dit moet ook van de los-
band en/of rolbodem.
Wortelen die met veel moeite zijn
gerooid en goed in de bunker zijn
gekomen moet men bij het verladen
van de rooimachine naar de wagen
niet terug op de grond laten vallen.
Het transport
Als de wortelen op de kipwagens
worden gelost moet ook hier wor
telbreuk worden voorkomen. Grote
valhoogten moeten vermeden wor
den. Een valbreker in de wagens is
waarschijnlijk nodig omdat de val
hoogte vanaf de losband tot de bo
dem van de wagens van de meeste
rooiers erg groot is. De verdere ver
werking van de cichorei-wortelen is
afhankelijk van het transport naar
de fabriek. Als de wortelen nog eni
ge tijd op het bedrijf moeten worden
opgeslagen, moet men bij vorst de
cichorei af kunnen dekken.
Als de reiniging bij het rooien is te
gengevallen bestaat de mogelijkheid
om de wortelen nog extra te reini
gen door ze voor het afleveren over
de stortbak te laten gaan, waarbij
de aflevering geen extra oponthoud
vergt. Ook hier moet men oppassen
voor beschadiging en breuk.
Algemeen
In 1991 is al wat ervaring opgedaan
met het oogsten van cichorei. Toen
bleek dat op lichte grond en een uni
form gewas, aangepaste bietenrooi
ers de cichorei praktisch zonder
beschadiging en met weinig tarra
konden rooien. Afwijkende omstan
digheden gaven én meer verlies én
meer tarra. Dit jaar zal blijken of de
nog beter aangepaste rooiers ook
hier aan de gestelde eisen kunnen
voldoen.
Enkele tips
Rooi voor de vorst invalt. Zou
men toch met vorst te maken
krijgen, wacht dan enkele dagen
met rooien tot de vorst uit de
wortel is getrokken.
Bij teveel beschadiging is bekle
den van de spijlen van de zeefra
deren met rubber een
mogelijkheid.
In verhouding zal het tarra-
percentage altijd hoger zijn dan
bij suikerbieten, ondanks dat de
wortelen op lichtere grond ge
teeld worden:
a. door de lagere kg-opbrengst;
b. door de kleinere wortel is de
aanhangende grond verhou
dingsgewijs ook hoger.
A.F. Peeters,
bedrijfsdeskundige techniek
DLV Westmaas
Vorig jaar zijn met verschillende soorten rooiers ervaringen opgedaan.
Gebleken is dat een aangepaste bietenrooier het best geschikt is om
cichorei te rooien. Hiervan zijn er in heel Nederland nu 15 beschik
baar. Vorig jaar zijn ook rooiers beproefd waarbij is uitgegaan van een
witlofrooier (zie foto).
Na deze warme zomer en een voor
spoedige oogst van granen gaat on
ze aandacht nu uit naar de
aardappeloogst. In het Zuidwestelijk
kleigebied is inmiddels een erg grote
hoeveelheid neerslag gevallen. Ho
pelijk zijn september en oktober
droge maanden, zodat de aardappe
len netjes en zonder beschadiging
kunnen worden binnengehaald.
Meer dan bij andere gewassen
speelt bij aardappelen de kwaliteit
een rol. De uitbetaling vindt steeds
meer plaats op basis van kwaliteit.
Daarom moet bij de oogst en bij het
inschuren beschadiging worden
voorkomen.
Loofverwijdering
Uitgangspunt bij het verwijderen
van het loof is dat er geen rug- of
knolbeschadiging mag plaatsvin
den. Goed loofklappen betekent in
de geulen het loof verwijderen en
bovenop de rug minimaal 15 cm
loof laten staan. De loofrollen in de
rooier kunnen langere stengeldelen
beter verwijderen. De loofklapper
moet daarom een klepellengte
verschil van 18-20 cm hebben. In
combinatie met een hoog toerental
vindt extra opzuiging van materiaal
plaats, zodat goed werk geleverd
kan worden.
Banden en spoorbreedte
De bandbreedte van trekkers en
werktuigen waarmee door het ge
was wordt gereden mag niet meer
zijn dan 25 cm (10 inch). Bredere
banden drukken delen van de rug
samen en geven een aanzienlijke
knolbeschadiging. Deze problemen
treden ook op wanneer de spoor
breedte niet in orde is. De spoor
breedte moet 150 cm of 225 cm
zijn. Zowel de bandbreedte als de
spoorbreedte moeten dus in orde
zijn.
Om de stabiliteit en trekkracht van
de trekker te verhogen, kan dubbel-
lucht op rijenafstand gebruikt wor
den. Ook dan blijft de noodzaak van
smalle banden bestaan.
Bij het opzetten van een perceel kan
het beste met kleine kipwagens
worden gereden. Deze hebben veel
al smallere banden en geven minder
beschadiging van de ruggen.
Het rooien
Diverse malen is uit onderzoek ge
bleken dat er praktisch met alle ty
pen rooimachines schadevrij
gerooid kan worden. In de praktijk
mankeert het te vaak aan de afstel
ling van de rooier of onjuiste bedie
ning van de machina In de eerste
plaats moet de opname van de rug
vlot verlopen. De rooischijven mo
gen maximaal 2,5 cm van de rooi
scharen afstaan. De rooischaren
moeten een vloeiend verloop naar
de zeefketting mogelijk maken. Is de
rug met grond en aardappelen op de
ketting, dan mag de grond pas op
de laatste zeefband verwijderd zijn.
Grond beschermt de aardappelen
tegen beschadiging. Wat losse
grond in de bewaarplaats is zelfs ge
wenst; de aardappelen bewaren dan
beter, met minder gewichtsver
liezen.
Verder is het belangrijk dat de rij
snelheid en de kettingsnelheid op el
kaar zijn afgestemd. Vaak is een
verhouding van 1:1 een goede keu
ze. Afhankelijk van de omstandighe
den (droog, vochtig of nat) kan deze
snelheid bijgesteld worden. Verder
kan de kans op beschadiging ver
minderd worden door in ieder geval
de zeefband en de afvoertranspor-
teur te bekleden. Mogelijkheden zijn
er om aardappelen te rooien zonder
beschadiging. De machine moet
dan juist zijn uitgerust en er moet
nauwkeurig gewerkt worden.
Transport en valhoogte
Aardappelen die van een hoogte
van meer dan 40 cm vallen worden
beschadigd. Het is daarom van be
lang dat de chauffeur op de rooier
en de bijrijder goed op elkaar zijn af
gestemd. In de kipwagen kan het
beste een valbreker worden ge
bruikt. Een strozak is een goedkope
oplossing, maar deze gaat na ver
loop van tijd minder 'veren'. Een zak
gevuld mete oude kunstmestzakken
blijft langer een goede valbreker.
Bij de verwerking in de opslagplaats
zal naast de valhoogte ook de
draaisnelheid van de transportban
den in de gaten gehouden moeten
worden. Deze mag niet hoger zijn
dan 40 m/min.
Om een voldoende capaciteit te be
reiken is een bandbreedte van 60
cm of meer nodig. Men moet er
naar streven de stortbak, transpor
teurs en boxenvullers goed op el
kaar af te stemmen wat betreft
capaciteit en bandsnelheid. Houdt
daarom steeds de stortbak en trans
porteurs vol; aardappelen bescher
men elkaar tegen beschadiging.
Probeer scherpe richtingverandering
van het produkt te voorkomen. Dit
kan bereikt worden door de banden
zo op te stellen dat er een vloeiende
lijn ontstaat naar de bewaarcel.
Kiemremming en wondheling
Indien de aardappelen nat binnen
komen is het noodzakelijk eerst te
drogen. Voor de droogperiode gel
den de volgende voorwaarden:
- temperatuur aardappelen mini
maal 12°C en maximaal 18
20°C;
- streven naar 16°C daar droogpe
riode en heelperiode dan prima
in elkaar overlopen;
- alleen ventileren wanneer de bui
tenlucht vocht kan opnemen.
Is er in de partij phytophthora aan
wezig, blaas dan de partij droog en
zorg dat het produkt droog blijft. Dit
dient u regelmatig (drie maal per
week) te controleren.
Om aardappelen voldoende lang
kiemvrij te kunnen bewaren, is be
handeling met een kiemrem-
mingsmiddel nodig. Er kan gebruik
gemaakt worden van poeders en/of
gasvormige kiemremmingsmidde-
len. Is het gewas goed afgehard en
kan er droog gerooid worden, dan
kan direct bij het inschuren een poe-
dervormige middel worden toege
diend. Poedervormige middelen
hebben het nadeel van stofvorming;
ook gaat de natuurlijke kleur van de
aardappelen verloren en is er een
gevaar voor poederbrand.
Na het inschuren moet een periode
van wondheling plaatsvinden. Een
volledige wondheling vergt bij 5°C
drie tot zes weken, bij 10 °C tot
twee weken en bij 20°C drie tot zes
dagen. Bij een temperatuur van
16-18°C en een hoge relatieve
luchtvochtigheid verloopt de wond
heling het beste. Deze situatie dient
gedurende 10-14 dagen gehand
haafd te blijven. Door dagelijks een
kwartier tot een half uur te ventile
ren wordt de kans op een te hoge
temperatuur en condensvorming
verkleind.
Na de wondhelingsperiode mag pas
begonnen worden met vloeibare
kiemremmingsmiddelen. Uit onder
zoek en in de praktijk is gebleken
dat een combinatie van poederen
en gassen bij lange bewaring (mei-
juni) de beste resultaten geeft. Bij
het inschuren moet dan de halve
dosering (1 kg) poeder per ton aard
appelen worden toegediend. Na 4
weken kan worden begonnen met
gassen. Bij lange bewaring dient dit
nog een aantal malen herhaald te
worden. Belangrijk hierbij is dat de
wettelijk toegestane hoeveelheid
toe te dienen kiemremmingsmidde
len niet overschreden wordt.
Inkoelen en bewaartemperatuur
Na de droog- en wondhelingsperio
de moet het produkt geleidelijk op
de gewenste bewaartemperatuur
worden gebracht. Met zo weinig
mogelijk ventilatie-uren dient de uit
eindelijke bewaartemperatuur be
reikt te worden. De optredende
gewichtsverliezen als gevolg van
ventilatie hangen vooral af van de
ventilatieduur. Met andere woorden,
hoe minder ventilatie-uren, des te
minder gewichtsverliezen.
Een eerste eis is een voldoende ven-
tilatiecapaciteit, d.w.z. 100 m3 lucht
per uur per m3 aardappelen. Ook is
het van groot belang dat lucht ge
bruikt wordt met een koelend ver
mogen, dus minstens 2°C kouder
dan de produkttemperatuur. Tempe
ratuurschommelingen moeten zo
veel mogelijk worden voorkomen;
deze kunnen geven condens op het
produkt wat weer leidt tot verbre
king van de kiemrust.
De gewenste bewaartemperatuur
hangt af van de bestemming:
- tafelaardappelen 4 5°C
- aardappelen voor de frites- en
droogindustrie 5 6°C
- chipsaardappelen 7 10°C
Als de gewenste bewaartempera
tuur bereikt is, moet u ventileren
met lucht die niet meer dan 1.5
2°C kouder is dan de bewaartem
peratuur. Gewichtsverliezen als ge
volg van ventilatie hangen vooral af
van de ventilatieduur. Beperk tijdens
de bewaarperiode het aantal
ventilatie-uren tot het hoognodige.
Meestal is een kwartier per dag al
voldoende voor de noodzakelijke
luchtverversing.
Ing. C.A.F. van Oers,
Ing. C.M. Bakker,
Bedrijfsdeskundigen
akkerbouw, DLV Goes