Uitstel bepleit van Verplaatsingsbesluit KNLC kommentaar De centrale plaats van de mineralen Scenario's Nieuw adres KNLC Brabantse boeren laten het Provinciehuis op zijn grondvesten trillen. Het zogenaamde '95-scenario is nog te globaal. Dat scenario moet eerst duidelijker worden, voordat we verder praten over het Verplaat singsbesluit. Dit meldde de Afdeling Veredelingslandbouw van het KNLC op haar vergadering van 2 juli 1992. Hoewel het Verplaatsingsbesluit van Het KNLC gaat eind juli verhui zen naar het gezamenlijke pand voor de Centrale Landbouw Organisaties. Met ingang van 29 juli 11992 zijn daarom zo wel het KNLC als de Landbode op het nieuwe adres te berei ken. Het nieuwe adres is: Postbus 29772, 2502 LT 's-Gravenhage Het bezoekadres is Roosevelt- plantsoen 4. De telefoonnummers van het KNLC en de Stichting Neder landse Landbouwpers (respec tievelijk 070-3512541 en 070-3524214) en het faxnum mer (070-3520121) blijven on gewijzigd. Bovendien is er een centraal telefoonnummer van het nieuwe gebouw (070-3382700). de baan lijkt, zijn er nog steeds voorstanders die voor invoering er van pleiten. De Afdeling vindt het nog te vroeg om er een oordeel over te geven. De Afdeling wil eerst in zicht hebben in de gang van zaken met betrekking tot het afschaffen van de mestproduktierechten per 1 januari 1995. In principe kunnen de ze dan worden opgeheven, omdat dan de afzet (rechten) gaan bepalen hoeveel mest een veehouder mag produceren. Het is nu nog niet dui delijk of dat daadwerkelijk gaat ge beuren. De Afdeling wil ook graag duidelijk heid over wat precies landbouw kundige eindnormen zijn, wat erkende initiatieven zijn en of de veehouder vooraf of achteraf moet aantonen dat hij zijn mest verant woord kwijt kan. "Ook al ligt de garantieprijs straks een stuk lager, de boeren produceren nog steeds onafhankelijk van de wereldmarkt. Ze houden een redelijke inko menspositie en blijven werkzaam in de landbouw. Het plan MacSharry biedt dus absoluut geen oplossing voor de huidige problemen: te veel arbeid in de landbouw, te veel ondersteuning, te veel produktie." Dr. ir. A.J. Oskam, Landbouwuniversiteit Wageningen (Wage- nings Universiteitsblad, 2 juli 1992). "Boeren zijn realisten gebleven. Als puntje bij paaltje komt, gaan ze in hun milieuvriendelijkheid verder dan de industrie." Dr. R.W. Welschen, tot 16 augstus milieu-gedeputeerde van Noord-Brabant, daarna burgemeester van Eindhoven (NRC- Handelsblad, 2 juli 1992). "Zelfs voor een boete van 750 gulden per illegaal deinzen de tuinders niet terug, want die is gewoon te laag. Harder aanpakken en strenger straffen, dat moet gebeuren. Waarom geen lik-op-stuk-beleid? Zoals nu bij werklozen die werk weigeren?" S. van Driel, direkteur Sociale Dienst Den Haag (Volkskrant 7 juli 1992). De toekomst voorspellen is on mogelijk. Toch houden velen zich er beroepsmatig mee bezig. Beurshandelaren speculeren op een door hen verwachte ontwik keling, ondernemers investeren in hun bedrijf om de ontwikkelin gen voor te zijn, wetenschappers maken studies om een mogelijke toekomstige ontwikkeling te voorspellen. De politiek en het beleid kunnen al of niet afhanke lijk van hun eigen toekomstvisie, gebruik (of misbruik) maken van deze studies. Tot voor kort waren studies over mogelijke lange termijn ontwik kelingen vooral gebaseerd op het doortrekken van trends uit het verled en. De laatste tijd komen er steeds meer studies die geba seerd zijn op mogelijke "scena rio's". Een scenario is letterlijk de tekst van een toneelstuk of een film. In de studies is het de be schrijving, met a/s basis een aantal uitgangspunten en rand voorwaarden, van een mogelijke ontwikkeling. Net als in een to neelstuk of in een film is het een poging om een werkelijke situa tie weer te geven. De makers van de studies zijn er meestal zelf van overtuigd dat de toe komst niet voorspelbaar is. De studies zijn vooral bedoeld om anderen te helpen meer gestruc tureerd over de toekomst na te laten denken en om daarna bete re beslissingen te nemen. Dit geldt zowel voor ondernemers a/s voor beleidsmakers. Scenari ostudies vind ik daarom meer waardevol dan het simpel door trekken van trends uit het verleden. Verkeerd gebruik De laatste paar maanden is een aantal studies verschenen die veel aandacht gekregen hebben n.l "Scanning the future" en "Nederland in drievoud" van het Centraal Planbureau en "Grond voor keuzen" van de Weten schappelijke Raad voor het Rege ringsbeleid (WRR). Het eerste rapport is een scenariostudie van een ontwikkeling van de wereld voor de periode 1990-2015 en de tweede is een uitwerking van deze studie voor de Nederlandse economie voor de zelfde periode. Het WRR-rapport geeft vier mo gelijke ontwikkelingen aan voor de Europese landbouw tot onge veer 2015. Alle drie studies zijn zeer waardevol a/s hulpmiddel om over toekomstige ontwikke lingen na te denken en zijn een hulpmiddel voor beleid. De sa menstellers geven ook duidelijk aan dat de toekomst niet voor spelbaar is. De ingebrachte uit gangspunten en randvoorwaarden bepalen de uitkomst van de studiescena rio's. De werkelijkheid zal anders zijn. Het vervelende is dat de publici teit en de politiek nogal eens voorbij gaan aan het betrekkelij ke van de studies. Sommige ele menten uit de studies krijgen daardoor een onevenredig zwaar accent. Een mogelijke ontwikke ling van een drastische beper king van het landbouwareaal wordt in de publiciteit dan onbe doeld een zekerheid. Makers en verdedigers van streek- en bestemmingsplannen en voor standers van grote natuurreser vaten maken zich vervolgens meester van deze eenzijdige op vattingen uit de scenariostudies. Het resultaat is dat de verhou ding tussen landbouw en natuur onnodig verslechterd wordt. Dit is een onbedoeld en onnodig re sultaat van de genoemde waar devolle studies. Eigen visie doorslaggevend Ik denk dat een realistisch ge bruik van de studies een méér- waarde geeft. Ook als landbouw zal er gepast gebruik van moeten worden gemaakt. Het is ver keerd om daarbij op voorhand de kop in het zand te steken. A/s landbouw doen we er verkeerd aan waarheden te ontkennen. Als volwassen bedrijfstak kan de land- en tuinbouw, waarbij eco nomie en een volwaardige socia le positie voorop staan, de toekomst best aan. Scenario's die een andere ontwikkeling be schrijven behoeven geen werke lijkheid te worden. Het verleden heeft aangetoond dat er altijd onverwachte wendingen zijn. Bovendien bepaalt een goed on dernemer zelf mede de toekomst door op tijd zijn eigen visie te vertalen in bedrijfsbeslissingen. Dam Jaarsma alg. secretaris KNLC De laatste weken heeft u regelmatig kunnen lezen over het rapport Mine raal Centraal, uitgebracht door de projectgroep Timmer. In deze pro jectgroep was zowel het agrarisch bedrijfsleven als de overheid verte genwoordigd. Dit betekent dat ook de overheid zijn verantwoordelijkheid voor dit rapport moet nemen, want niemand zit vrijblijvend in een dergelijke com missie Ook het landbouwbedrijfsle ven is met dit rapport zeer ver gegaan. Let wel, ik zeg zeer ver en beslist niet te ver. Het is helaas noodzakelijk (gezien de politieke druk) dat wij aantonen hoe ver wij kunnen en willen gaan om het pro bleem, namelijk het mineralenover- schot, op te lossen. Zekerheid Wat is de achtergrond van het idee van Mineraal Centraal? Het is be kend dat vele bedrijven beneden de door de overheid vastgestelde forfai taire norm zitten wat betreft de uit scheiding van mineralen. Wanneer wij met z'n allen willen verhinderen dat wij onze veestapel moeten in krimpen, dan moet de zekerheid gesteld worden dat de mineralenre- ductie bereikt kan worden via ande re wegen. Bijvoorbeeld via de input (voer), verbetering voederconversie enz. Om het eenvoudig voor te stellen even een globaal voorbeeld. Een be drijf met 500 vleesvarkens heeft een referentie van 500 x 7,5 3750 kg fosfaat. Slaagt de onder nemer erin de fosfaatproduktie te rug te brengen, eventueel met behulp van het enzym fytase, tot 5,5 kg per dierplaats, dan is zijn pro duktie 2750 kg fosfaat: een milieu winst van 950 kg. Bij dit systeem komt de keuze en de verantwoordelijkheid dus te liggen bij het bedrijf en de ondernemer. Kiest de boer voor het instandhou den van de omvang van zijn veesta pel dan zal hij moeten voldoen aan de reductie-eisen van de mineralen- uitstoot, wat gepaard gaat met een relatief hogere voerprijs. Er is uitgegaan van een voerkostenstij ging van maximaal 5% ten opzichte van het standaard voer. Als daarin de verhouding stikstof-fosfaat van max 2 1 betrokken wordt, dan zal dit financieel bij een korting van 25% mineralen betekenen een kostenverhoging van 35,00 gulden per zeugenplaats, 20,00 gulden per vleesvarkensplaats 1,00 gulden per leghenplaats en 0,17 gulden per vleeskuikenplaats. Keuze Deze becijfering geldt uiteraard voor een grondloos bedrijf, waarvan dus alle geproduceerde mest moet wor den afgevoerd. Een forse kostenstij ging komt hiermee op ons af, wat zeker gevolgen heeft voor onze con- currentiepositia Daar staat wel te genover dat bij het voortschrijden van de techniek en een grotere produktie-capaciteit van fytase deze kosten aanmerkelijk zullen kunnen dalen. Kiest de boer niet voor deze weg, dan zal hij moeten kiezen tus sen een vermindering van zijn veestapel, in dit voorbeeld tot 373 vleesvarkens in plaats van 500 stuks, of tot het betalen van een zeer hoge heffing voor alles wat meer wordt geproduceerd dan de 2750 kg. In het Mineraal Centraal gaat men uitsluitend uit van de reductiemoge lijkheden van de varkens en pluim veehouderij. Het is iedere insider bekend dat de mogelijkheden tot re ductie in deze sectoren weliswaar het grootst zijn, maar dat hierin enorme verschillen voorkomen. Voor een vleesvarkensbedrijf is het veel gemakkelijker deze norm te rea liseren dan voor een fokvarkensbe- drijf. Vooral als deze zeugenhouder door goed vakmanschap en mana gement een groot aantal biggen per zeug aflevert, zal hij zeer moeilijk aan deze norm kunnen voldoen. Hetzelfde geldt voor het verschil tussen leghennen en vleeskuikens. Een vleeskuikenhouder, die zijn la tente ruimte niet heeft opgevuld door uitbreiding, zal hier veel ge makkelijker aan kunnen voldoen dan een leghennenhouder. Vooral in die gevallen waar men één stal heeft, omdat er dan in een bepaald jaar 12 maanden volledige bezetting is. En men in deze sectoren de laatste ja ren voor mijn gevoel al op het randje loopt van wat voedertechnisch ge zien mogelijk is. Evaluatie Het is mijns inziens gerechtvaardigd ons af te vragen of het op dit mo ment wel verstandig is nu de koppe ling stikstoffosfaat reeds mee te nemen. Ik heb namelijk sterk de in druk dat wij op zich veel sneller en goedkoper een grotere reductie aan fosfaat kunnen realiseren. Gezien ook de verschillen tussen de takken in de sectoren lijkt het alles zins op zijn plaats dat regelmatige evaluatie en bijstelling zal plaatsvin den daar waar dat mogelijk is. Dat met de introductie van Mineraal Centraal een goede mineralen- boekhouding noodzakelijk is, zal iedereen duidelijk zijn. Zonder het in beeld brengen van de minera- lenstroom van een bedrijf kunnen wij in feite niets doen met Mineraal Centraal. Dit betekent wel meer ad ministratie en dat is over het alge meen niet onze sterkste kant. Maar accountantskantoren en SEV en DLV kunnen hierbij de helpende hand geven. Al met al kunnen wij constateren dat er nog heel veel werk aan de winkel is en komt. Als u nog op vakantie gaat zou ik er maar even niet aan denken, als dat lukt. Zodat u er na die tijd weer fris tegenaan kunt! H. Torsius Voorzitter Afdeling Veredelingslandbouw KNLC

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1992 | | pagina 5