Beregening op akkerbouwbedrijven
Cebeco-Zuidwest positief over
studieclubprojekt akkerbouw
Uitwisselen van ideeën en ervaring loont
Tijdens die droge meimaand is dan
ook hier en daar de regeninstallatie
weer tevoorschijn gehaald. Vlak
voordat we de droogte serieus
moesten gaan nemen werden we
van bovenaf een handje geholpen.
Er viel in betrekkelijk korte tijd (te)
veel neerslag. Het beeld van "ver
drogende" gewassen is hier en daar
dan ook omgeslagen in "verzuipen
de" percelen.
Wat de zomer ons verder nog zal
brengen weet ook het K.N.M.I. nog
niet. De beslissing om wel of niet te
beregenen moet dan ook niet geba
seerd zijn op een of twee droge zo
mers maar op een aantal reële
zaken die op bedrijfsniveau bekeken
moeten worden.
Is beregening op mijn bedrijf
rendabel?
Dit hangt van een aantal aspekten
af o.a.:
a. Het profiel
Op een dun kleidek op een onder
grond van grof zand (zgn. plaatgron-
den) is beregenen eerder rendabel
dan op een zavelgrond met een ge
leidelijk aflopend profiel. Hierin is
ook weer sterke variatie mogelijk.
Met name de dikte van het kleidek,
de zwaarte van het kleidek en ver
schil in samenstelling van de. onder
grond. De faktoren bepalen samen
de capillaire nalevering van de grond
en hiermee de mate waarin het pro
fiel verdrogend is of niet. Uit proe
ven van het PAGV is al gebleken dat
beregening op goed opdrachtige
gronden (voor konsumptie-
aardappelen) weinig zinvol is.
b. Het bedrijfstype
Beregening is alleen zinvol als de ge
maakte kosten minstens terug wor
den verdiend. Dit zal sneller
gebeuren bij hoog salderende ge
wassen. En bij gewassen die zelf
niet voor voldoende vochtopname
kunnen zorgen. Veel aardappelen in
het bouwplan maken een regen
installatie sneller rendabel dan een
bouwplan met veel graangewassen.
Ook de opname van groentegewas
sen kan de keuze wel of niet berege
nen beïnvloeden. Een aantal
gewassen zijn moeilijker (of hele
maal niet) te telen zonder kunstma
tige beregening (o.a. diverse
groentegewassen en bloemen). Ook
Een akkerbouwer heeft een bassin aangelegd van waaruit hij beregent.
voor schurftbestrijding en knolzet
ting in de pootaardappelteelt kan
beregening gewenst zijn.
Wat zijn de effekten?
a. Positieve aspekten
Op sommige gronden is, afhankelijk
van het profiel, in droge jaren een
opbrengstdepressie van 40% mo
gelijk. Het zal duidelijk zijn dat op dit
soort gronden vooral beregend
wordt op de hoogrenderende ge
wassen zoals aardappelen en
groenten.
Naast het feit dat regelmatige
vochtvoorziening dankzij berege
ning de opbrengst doet stijgen, zal
het ook de kwaliteit ten goede ko
men. Er ontstaat een regelmatiger
groei waardoor er minder knolmis
vorming ontstaat en het percentage
uitval dus lager is. (Wel kan er zoals
uit praktijkproeven wel gebleken is
meer knolmisvorming en groei-
scheuren optreden (zie "b. Nega
tief"). Dit is waarschijnlijk te wijten
aan de wat onregelmatige vocht
voorziening.) Regelmatig beregenen
is daarom erg belangrijk. Ook kan
een goede vochtvoorziening voor
komen dat er een groeistilstand op
treedt waardoor de schade bij
doorwasinduktie beperkt kan blij
ven. Beregenen kan doorwas niet
voor 100% voorkomen.
Daarnaast kan ook de blauwgevoe-
ligheid onder invloed van de berege
ning iets verminderen door een iets
lager onderwatergewicht. Eventueel
kan in een droge periode de rooi-
baarheid van de grond worden ver
beterd door een gift van b.v. 10-15
mm. De kans op knolbeschadiging
wordt hierdoor geringer. Ook kan
men nog rekening houden met een
gering prijseffekt. Tijdens droge ja
ren is veelal de prijs van de aard
appelen hoger dan in natte jaren. De
meeropbrengst verkregen door be
regening wordt soms ook beter
betaald.
b. Negatieve aspekten
Doordat het gewas lang nat blijft
neemt de kans op Phytophthora toe.
Er is daarom ook extra aandacht no
dig voor de bestrijding van deze
schimmel. Bespuiting i.v.m. Phy-
De nieuwe akkerbouwstudiegroe-
pen richten zich op versterking van
het ondernemerschap. Verkooplei
der T. van der Meer, van Cebeco-
Zuidwest, legt uit waarom zijn koö-
peratie een zodanige waarde hecht
aan dit projekt, dat zij het mede fi
nancieel ondersteunt. "Goed onder
nemerschap in de akkerbouw is
voor zowel de ondernemer als onze
koöperatie van zeer groot belang",
meent hij.
Van der Meer is enthousiast over
het initiatief dat met dit projekt door
de landbouworganisaties en Takor-
ganisaties is genomen. Hij denkt dat
akkerbouwers rendement kunnen
behalen uit een uitwisseling van
ideeën en ervaringen. In het verle
den heeft dit aspekt binnen de ak
kerbouw minder de aandacht gehad
dan in andere sektoren. Juist in een
tijd dat het in de akkerbouwsektor
minder goed gaat is het voor de on
dernemer belangrijk om scherp te
blijven. Daarom is het goed om,
naast het praktische werk, af en toe
eens afstand te nemen en binnen
een studiegroep samen met ande
ren de bedrijfsvoering te analyseren/
Ondersteuning
Als voorbeeld van een terrein waar
Verkoop/eider T. van der Meer
van Cebeco-Zuidwest.
op duidelijk behoeftei is aan uitwis
seling van ervaringen noemt Van
der Meer de teelt van nieuwe ge
wassen. De koöperatie is op dit mo
ment aktief met de begeleiding van
een groot aantal gewasstudiegroe
pen olievlas en cichorei. Voor een
nieuw gewas zijn echter niet alleen
teelttechniek, maar ook zaken als
afzetmogelijkheden, prijsvorming en
kosten- en opbrengstvergelijkingen
interessante onderwerpen. Dit zijn
enkele van de vele zaken die in de
nieuwe groepen gespreksthema
zijn.
Indien uit de groepen initiatieven of
vragen komen is Cebeco-Zuidwest
bereid om hieraan, op die onderde
len waarin zij specifieke deskundig
heid bezit, medewerking te
verlenen.
Opzet
De wijze waarop de groepen funkti-
oneren is voor een ruime gegevens
uitwisseling zeer geschikt. In een
kleine groep (zes tot acht onderne
mers) kunnen alle mogelijke aktuele
bedrijfsvraagstukken besproken
worden. Doordat de groepen lange
re tijd bij elkaar blijven, blijkt in de
praktijk dat onderling steeds meer
vertrouwen ontstaat, wat leidt tot
steeds verdergaande wederzijdse
vragen en adviezen.
De verwachting van Cebeco-
Zuidwest is dat dit soort studiegroe
pen binnen de akkerbouw veel kun
nen betekenen, en dat de komende
jaren daarom steeds meer onderne
mers zullen gaan deelnemen.
tophthora dient 1 2 dagen voor
het tijdstip van beregening uitge
voerd te worden. Het is verstandig
hierbij een strak schema aan te hou
den van hv. 1 maal in de 6 7 da
gen. Door beregenen kan de
struktuur van de grond ongunstig
worden beïnvloed. Dit kan de rooi-
baarheid en de grondtarra beïnvloe
den. Ook een slechte struktuur evt.
het opvolgende jaar.
Bij konsumptie-aardappelen kan
door onjuist beregenen (b.v. te lange
periode tussen twee giften) meer
knolmisvorming ontstaan. Berege
ning, vroeg in het seizoen geeft een
minder diepe beworteling, waardoor
de kwetsbaarheid van het gewas in
perioden van droogte toeneemt. Als
beregening korte tijd later gevolgd
wordt door veel natuurlijke neerslag
kan als gevolg van zuurstofgebrek
opbrengstverlaging optreden.
Zuurstofgebrek kan denitrifikatie en
dus stikstofverlies tot gevolg
hebben.
Kwaliteitsaspekten van het
water
Het zoutgehalte is het belangrijkste
kwaliteitsaspekt. Daarnaast kan ook
het ijzergehalte en de hardheid van
het water een rol spelen.
a. Zoutgehalte
Een te hoog zoutgehalte van het be-
regeningswater kan leiden tot een te
hoge zoutconcentratie in de bodem,
waardoor wortelverbranding ont
staat. Als er teveel zout op het blad
terecht komt kan zelfs bladverbran
ding optreden. Het is belangrijk te
weten hoe hoog het zoutgehalte is.
Bij te hoog zoutgehalte kan de scha-
Tabel chloorgevoeligheid
de groter zijn dan de te verwachten
droogteschade. Tussen de gewas
sen bestaat een verschil in gevoelig
heid voor chloor (zie tabel).
b. IJzer
IJzer kan in twee vormen in water
voorkomen nl. in geoxideerde vorm
(roest) en in gereduceerde vorm
(ionvorm). Wanneer het ijzer is ge
oxideerd is dit te herkennen aan de
bruine aanslag op slootbodems en
allerlei metalen voorwerpen. Bere
gening met dit water doet weinig
schade aan het akkerbouwgewas.
In gereduceerde vorm is ijzer in het
water niet zichtbaar. Als dit ijzer via
beregeningswater op een plant
komt, ontstaan er verbrandingsvlek
jes en een bruine aanslag op het ge
was. Het ijzer gaat nl. door kontakt
met de lucht op de plant oxideren.
Dit oxideren veroorzaakt schade.
Beregenen vanuit oppervlaktewater
(en vanuit diepdrains) geeft zelden
problemen met ijzer. Bronwater
daarentegen kan wel problemen ge
ven. Wanneer het totaalijzergehalte
lager is dan 10 mg/l water, is de
schade gering. Bij een hoger ijzerge
halte kan evt. door intensief te be
luchten het ijzer alsnog oxideren en
het water geschikt worden voor be
regening.
Heb ik een vergunning nodig?
Voordat er water onttrokken gaat
worden moet er eerst kontakt wor
den opgenomen met de Provinciale
Waterstaat. Of u een vergunning
nodig heeft, dan wel registratie-
plichtig bent wordt bepaald door de
hoeveelheid water die onttrokken
wordt.
Welke soort machine is voor
mij het beste?
Behalve de vertrouwde haspelinstal
laties met een spuitkanon komt er
meer belangstelling voor de installa
ties met een spuitboom. De installa
ties met een spuitboom zijn duurder
maar kunnen nauwkeuriger berege
nen met een fijnere druppel. De ca
paciteit hangt o.a. af van de breedte
van de sproeiboom, maar zal vaak
lager zijn dan die van een kanon.
Voor het "zacht" beregenen van
gevoelige (groente) gewassen kan
de sproeiboom interessant zijn. De
keuze kanon of spuitboom wordt
ook nog bepaald door de capaciteit
van de machine, de aanwezigheid
van gevoelige gewassen in het
bouwplan en de prijs.
Beregenen heeft vele aspekten die
het uiteindelijke resultaat sterk kun
nen beïnvloeden. Vele vragen ko
men hierbij boven zoals: Is
beregenen voor mijn bedrijf interes
sant? Welke installatie is voor mijn
bedrijf noodzakelijk? Hoe bepaal ik
het moment van beregenen? Hoe
veel moet ik mijn gewassen berege
nen? De DLV kan samen met u deze
vragen oplossen en een totaal ad
vies voor uw bedrijf geven.
Ing. C.A.F. van Oers
DLV-Goes
mg Cl/I
Aanduiding Geschikt voor beregenen van:
0- 300 zoet
300- 600 enigszins brak
600- 900 licht brak
900-1200 matig brak
1200-2000 brak
2000
zeer brak
alle akkerbouw- en vollegrondsgroentege-
wassen;
alle akkerbouwgewassen behalve erwten
en bonen in droge zomers;
alle vollegrondsgroenten, behalve voor sla-,
stam- en stokbonen, augurken, doperw
ten, en aardbeien;
matig gevoelige gewassen zoals aardappe
len, vlas en uien en weinig gevoelige ak
kerbouwgewassen;
matig gevoelige vollegrondsgroenten zoals
bloemkool, peen, prei en weinig gevoelige
vollegrondsgroenten;
weinig gevoelige akkerbouwgewassen zo
als granen en bieten, knolselderij;
weinig gevoelige vollegrondsgroenten zo
als spinazie, spruitkool, groene savooie
kool, witlof, boerenkool, radijs en kroot;
in toenemende mate ongeschikt voor be
regening van akkerbouwgewassen en vol
legrondsgroenten;
ongeschikt voor beregening.
Bij beregening voor schurft mag het ch/oorgeha/te hoger zijn dan 1200 mg/1.
Voorkomen van schurft levert meer voordeel op dan de gewasschade die
dan ontstaat.