Afdeling Akkerbouw KNLC geeft
DLV voordeel van de twijfel
A* KNLC
kommentaar
Vraagtekens over Groen Label bij rundveehouderij
ACTIES FRANSE BOEREN
Kadootjes
Veel SLOM-boeren
raken quotum kwijt
Kosten staan in geen verhouding tot rendement
Het bestuurlijke 'monster' van de
Dienst Landbouw Voorlichting
(DLV) voldoet niet aan de wensen
van de Afdeling Akkerbouw van het
KNLC. Het bedrijfsleven heeft via de
sektorraden te weinig invloed op de
besluitvorming en de aansturing
vanuit de regio moet beter. Daar
naast vraagt de Afdeling zich af wat
het nut is van de DLV, naast de
voorlichting die toeleverende en ver
werkende bedrijven al leveren. De
DLV is steeds meer afhankelijk van
het profijtbeginsel en zal zich nu
moeten bewijzen. De Afdeling geeft
de Dienst de kans om dit te doen.
De praktijk zal dan wel uitwijzen of
de DLV recht van bestaan heeft.
De Dienst Landbouw Voorlichting
blijft onderwerp van gesprek. Op 2
juli aanstaande komen de KNLC-
leden van de sektorraden van de
DLV bijeen. Ter voorbereiding op de
ze bijeenkomst stond de DLV op de
agenda van de vergadering van de
Afdeling Akkerbouw van het KNLC
op 10 juni 1992.
Kwaliteit
De akkerbouwer krijgt in het alge
meen een goede voorlichting van
zijn toeleverende en afnemende be
drijven. Daarom heeft hij weinig be
hoefte aan een onafhankelijke
technisch-ekonomische voorlich
ting. Zeker niet als de kwaliteit daar
van nog wel eens te wensen
overlaat. De Afdeling konstateerde
dat de akkerbouwers verschillend
denken over de kwaliteit van de
voorlichting van de DLV. Dit hangt
mede van de teams af, waarmee zij
Een groot deel van de zogenaamde
SLOM-boeren voldoen niet aan de
eisen en raken daardoor hun melk
quotum weer kwijt.
Na lang procederen kregen de
SLOM-boeren in 1989 een melkquo
tum toegewezen. Hiervoor moesten
zij echter wel aan een aantal eisen
voldoen. De voorwaarden waren
dus vooraf bekend, aldus de Afde
ling Veehouderij van het KNLC. Zij
heeft er dan in principe ook geen
moeite mee dat de boeren die niet
aan de voorwaarden voldoen hun
melkquotum kwijt raken.
hebben te maken. Ook is kwalitatief
goede voorlichting moeilijk in 'ak
kerbouw dunne' gebieden.
Tijdens de vergadering werd door
sommigen gepleit voor het opheffen
van de eerste lijn van voorlichters.
Dat zijn de generalisten die op be
drijfsbezoek gaan. De tweede lijn
van voorlichters, de specialisten,
ondersteunen deze bedrijfsbezoe-
kers. Het leek de Afdeling niet ver
standig om de gehele dienst weg te
doen.
Bestaansrecht
De Afdeling vindt de bestuurlijke
struktuur van de DLV niet naar be
horen funktioneren. Het bestuur
bestaat uit de Advieskommissie
Landbouwvoorlichting. Deze is ver
antwoordelijk voor de beleidslijnen
en geeft richting aan de uitvoering
van de DLV-taken. Het bestuur krijgt
advies van twaalf sektorraden. De
sektorraden hebben de taak voor
lichtingsbehoeften en ontwikkelin
gen voor hun sektor te signaleren,
die voor het DLV-werk van belang
zijn. Verder bewaken de sektorraden
de kwaliteit en letten ze op de finan
ciering van DLV in hun sektor. Naast
de raden zijn er begeleidingskom
missies. Deze dienen als klankbord
voor de werkzaamheden van het
team en zorgen op regionaal niveau
voor een goede werkrelatie van de
DLV met de Sociaal Ekonomische
Voorlichting, het praktijkonderzoek
en het landbouwonderwijs.
De Afdeling Akkerbouw spreekt van
een 'bestuurlijk monster', waarbij de
invloed van de sektorraden in de
praktijk weinig voorstelt. Ook wor
den de sektorraden niet op de juiste
manier gebruikt. Daarnaast moet de
aansturing vanuit de regio beter.
Ondanks dat ze grote zorgen heeft
over de toekomst, denkt de Afdeling
dat de DLV een kans moet krijgen
om zich te bewijzen.
Eind januari 1992 begon de DLV
voor bepaalde diensten en voorlich-
tingsprodukten geld te vragen aan
de boeren en tuinders. Het profijtbe
ginsel zou pas in 1993 ingaan, maar
de DLV wilde al vast oefenen en een
buffer opbouwen. In 1993 gaat de
DLV het profijtbeginsel verder invoe
ren. De praktijk maakt dan zelf wel
uit of hetgeen de DLV biedt de
kosten waard zijn. Daaruit blijkt dan
vanzelf het bestaansrecht van de
DLV.
Deze en vorige week hebben Franse boeren wegen geblokkeerd uit
protest tegen de hervormingen van het EG-landbouwbeleid. Met be
hulp van spandoeken en pamfletten maken ze hun ongenoegen ken
baar. Volgens jonge akkerbouwers, die vorige week een wegblokkade
in de buurt van Reims uitvoerden, kost de daling van de graanprijs
met 30 procent en de 15 procent braaklegging in het departement
Aisne aan 2000 mensen hun baan. Ook in Zuid-Frankrijk voerden
boeren vorige week wegblokkades uit. Afgelopen dinsdag voerden
de Franse boeren blokkades uit van de toegangswegen naar Parijs
(foto Eric Vegter).
Over de hervorming van het EG-
landbouwbeleid is al veel gezegd
en geschreven. Daarom zal ik mij
onthouden van een algemeen
kommentaar. Ondanks dat ik de
neiging heb op sommige - in mijn
ogen verkeerde - kommentaren
te reageren. Op dit moment vind
ik het veel belangrijker energie te
stoppen in een goede en snelle
nationale uitwerking van de
Brusselse besluiten. Dit geldt
met name voor de akkerbouw en
de rundvlees- en schapensektor.
In deze sektoren is inderdaad
sprake van een hervorming.
Allereerst wil ik opmerken, dat
ook ik de snijmaispremie zie als
een onterecht kado voor de vee
houders. Europees gezien (kon-
tro/eis het te verklaren, maar in
Nederland is het niet uit te leg
gen. Maar kunnen wij deze gel
den, waar de snijmaisteler recht
op heeft, een andere bestem
ming gevenIk denk het niet.
Immers, er hoeft maar één snij
maisteler naar het Europese Hof
te gaan.
Onvoldoende
Veel energie moeten wij stoppen
in een eerlijke verdeling en een
maximale invulling van de com-
pensatiegelden voor de akker
bouw. Helaas is deze
compensatie volstrekt onvol
doende. Een simpel rekensom
metje leert, dat de prijsdalingen
groter zijn dan de compensatie
per kg. Dit verschil wordt nog
groter voor de individuele teler
met hogere opbrengsten dan het
gemiddelde, waarop de compen
satie wordt gebaseerd. Daarom
moet bij het bepalen van de hek-
taretoeslagen zoveel mogelijk
uitgegaan worden van de op
brengsten per individueel bedrijf.
Is dit niet mogelijk, dan moet Ne
derland worden opgesplitst in
zoveel mogelijk opbrengstregio's.
Is de prijscompensatie reeds on
voldoende, dit geldt nog in erge
re mate voor de
braakvergoeding. Een - iets min
der simpel - rekensommetje
leert, dat het inkomensverlies
voor akkerbouwbedrijven groter
wordt naarmate men meer moet
'braken'. Oftewel grotere akker
bouwbedrijven (groot wil in dit
geval zeggen een grote opper
vlakte granen, eiwithoudende
gewassen en oliehoudende za
den) worden zwaarder gedu
peerd dan kleine bedrijven.
Kunnen we bij de invulling van
de braakverplichting (of het basis
areaal?) iets aan deze onrecht
vaardigheid doen?
Statistieken
Een onderlinge vergelijking van
de besluitvorming voor rund
vlees en schapen geeft vele
overeenkomsten te zien, maar
ook enkele zeer opvallende ver
schillen. In beide sektoren wordt
een premiequotering en een vee-
bezettingskriterium ingevoerd.
Bij zoogkoeien en schapen is er
sprake van een verplichte, indivi
duele quotering, terwijl bij de
stierenpremie ook gekozen kan
worden voor een regionale va
riant. Nog opvallender is het ver
schil in referentiejaren. Voor
zoogkoeien en stieren kunnen de
lidstaten kiezen uit 1990, 1991
en - let wel - 1992. Bij schapen
moet gekozen worden uit 1989,
1990 of 1991. Ik heb vooral be
zwaren tegen de keuzemogelijk
heid van het referentiejaar 1992
voor de rundv/eessektor. De
gespecialiseerde stierenmester
in Nederland heeft hier niets aan.
Hij/zij zal reeds in 1990 en/of
1991 het maximum aantal pre
mies van 90 hebben gerealiseerd
en kan dus geen extra rechten
opbouwen. Anders ligt dit voor
zoogkoeienhouders (geen maxi
mum van 90!), nieuwkomers en
kleine stierenbedrijven. A/s men
de produktie wil beheersen, dan
moet men het goed doen en dus
geen toekomstig referentiejaar
kiezen. Wat dat voor gevolgen
kan hebben heeft de mestwet
geving ons geleerd.
Ik denk dat bij de mogelijkheid
van 1992 a/s referentiejaar op
nieuw sprake is van een kado-
tje. In dit geval echter niet voor de
Nederlandse, maar voor de vee
houders in de Zuidelijke lidsta
ten. Omdat deze landen nogal
eens moeite hebben met het ge
bruik maken van goede statistie
ken (denk aan de superheffing!),
kunnen ze nu statistieken maken
die ze goed kunnen gebruiken.
Willem Koops
plaatsvervangend algemeen
sekretaris KNLC
De Afdeling Veehouderij van het
KNLC kan zich niet schikken in de
Hoofdlijnen-notitie Groen Label. Met
de huidige opzet voldoet alleen
nieuwbouw aan de eisen voor een
Groen Label. Hierdoor zijn slechts
de aannemers erbij gebaat. Eigen
initiatief van de veehouder wordt
niet beloond. De Afdeling voorziet
enorme bouwkosten, die in geen
verhouding staan tot het behaalde
rendement.
Het projektteam Groen Label heeft
de zogenaamde Hoofdlijnen-notitie
Groen Label uitgebracht. Daarin
geeft het team op hoofdlijnen het
doel, de voordelen, de struktuur en
de invulling van het Groene Label
aan. Het team wil nu graag besluit
vorming over deze hoofdlijnen en
een definitieve besluitvorming over
het instellen van een Groen Label
Commissie en de beoordelings
richtlijn.
Doelstelling
Het Groen Label moet de onzeker
heden bij de veehouders ten aanzien
van investeringen in emissie-arme
stallen wegnemen. Momenteel is
nog niet bekend wat de wettelijke
ammoniakeisen per dierplaats zullen
worden. De veehouders zijn hier
door terughoudend met nieuwe in
vesteringen.
Het Groen Label moet de onzeker
heden bij de veehouders ten aanzien
van investeringen in emissie-arme
stallen wegnemen. Momenteel is
nog niet bekend wat de wettelijke
ammoniakeisen per dierplaats zullen
worden. De veehouders zijn hier
door terughoudend met nieuwe in
vesteringen.
Het Groen Label moet ook richting
geven aan het onderzoek naar en
het ontwikkelen van emissie-arme
stallen. Verder moet het Label de in-
troduktie van beschikbare emissie-
arme stallen versnellen en sti
muleren.
Het projektteam denkt deze
doelstellingen te realiseren door de
voordelen die het Groen Label met
zich meebrengt. Zo behoeft een
Groen-Labelstal tot tenminste 2010
geen aanpassingen om de
ammoniak-emissie te verminderen.
Ook kan de veehouder gebruik ma
ken van de bestaande subsidierege
lingen en de bestaande versnelde
fiscale afschrijvingsregeling.
Commissie
Stalsystemen krijgen alleen een
Groen Label aangewezen als ze aan
toonbaar aan de gestelde kriteria
van de beoordelingsrichtlijn vol
doen. Een adviescommissie, be
staande uit deskundigen op het
gebied van stallenbouw en ammoni-
akemissie, adviseert over de vraag
of de aanvraag aan de kriteria vol
doet. Een Groen Label Commissie
(GLC) verleent daarna eventueel het
Groen Label. In de GLC zitten verte
genwoordigers van de stallenbou-
wers, het landbouwbedrijfsleven en
de overheid.
Het stalsysteem krijgt het Groen La
bel, en niet de aanvrager. Iedere
stallenbouwer kan daarna conform
de beschrijving een Groen-Labelstal
bouwen.
De Afdeling Veehouderij van het
KNLC vreest dat door deze opzet al
leen nieuwbouw in aanmerking
komt voor een Groen Label. Alleen
de aannemers zijn hierbij gebaat. De
veehouders krijgen geen stimulans
om zelf aanpassingen aan te bren
gen aan de bestaande stal. De Afde
ling noemt het een kwalijke zaak dat
eigen initiatief niet wordt beloond.
Daarnaast denkt de Afdeling dat de
bouwkosten voor stalsystemen
enorm zullen stijgen. De rund-
veestalsystemen die momenteel in
aanmerking kunnen komen voor
een Groen Label zijn veel te kost
baar. Deze stalsystemen zijn tevens
moeilijk inpasbaar in de bedrijfs
voering.
Het rendement van een Groen-
Labelstal staat in geen verhouding
tot de kosten, aldus de Afdeling. De
Afdeling toonde zich dan ook geen
voorstander van het Groen Label en
een Groen Label Commissie. Mest-
distributie, mestverwerking en het
aanpassen van veevoer zorgen al
voor het terugdringen van de am-
moniakemissie met 55% in het jaar
2000 ten opzichte van 1980. Er van
uitgaande dat een reduktie van
90% het maximaal haalbare is, kan
een Groen-Labelstal slechts voor
hooguit 35% reduktie zorgen. En
daarvoor vindt de Afdeling het prijs
kaartje veel te hoog, zeker als de
termijn van vrijstelling voor aanpas
singen maar tot 2010 geldt.
Geert Pinxterhuis