Markt voor bio-produkten nog steeds zeer klein Emissie-arme stallen Andere EG-landen letten sterker op nitraatuitspoeling Landbouwschap: 'Terneuzen-Terhole' niet ingrijpend rekonstrueren Hoog BTW-tarief voor bloemen kost banen Gras onder mais zaaien tegen uitspoeling stikstof Onderzoek LEI: Definitieve keuze af laten hangen van besluitvorming WOV Het groeiend milieubewustzijn heeft tot nu toe niet geleid tot een grote konsumptie van biologische produk- ten. De onbekendheid van biologi sche produkten, het beperkt aantal verkooppunten en de veel hogere prijs blijken voor konsumenten de belangrijkste drempels. De markt voor biologische produkten is daar door nog steeds zeer klein. Dit blijkt uit een recente studie van het Landbouw-Ekonomisch Instituut (LEI-DLO) en SWOKA, Instituut voor konsumentenonderzoek. Konsumenten hebben over het alge meen een positief beeld van biologi sche produkten. De prijs vindt men echter hoog. Kleine prijsverlagingen zijn niet voldoende om het markt aandeel te vergroten. Slechts een kwart van de konsu menten heeft wel eens een biolo gisch produkt gekocht. Het grootste deel van het assortiment wordt uit sluitend via natuurvoedingswinkels verkocht. Een voorbeeld hiervan is biologische melk, met slechts een marktaandeel van 0,4%. Biologi sche aardappelen worden ook in su permarkten en groentewinkels verkocht. Hoewel aardappelen van de biologische produkten het groot ste marktaandeel hebben, bedraagt dit slechts 2,5%. Konsumenten in het "biologische segment" van de markt van aardappelen, groente en fruit hechten veel waarde aan biolo gische produkten. Daarom spelen bij het kopen prijs en uiterlijk een ondergeschikte rol. In vergelijking met andere marktsegmenten kan het biologisch segment met relatief weinig inspanning bewerkt worden. De omvang van dit segment is aan zienlijk groter dan de huidige groep kopers. Drempels om te kopen De onbekendheid met biologische keurmerken is een belangrijke be lemmering om biologische produk ten te kopen. Meer dan de helft van de konsumenten heeft zelfs nog nooit van produkten met een biolo gisch keurmerk gehoord. Ook de verkrijgbaarheid vormt een drempel. De winkels waar men de bood schappen doet, voeren meestal een zeer beperkt of helemaal geen biolo gisch assortiment. Ook al treft de konsument biologi sche produkten in de winkel aan, de prijs blijft de belangrijkste reden om niet (altijd) biologische produkten te kopen. Daarnaast worden produkt- Stalsystemen die de ammoniak- emmissie met 70 procent en meer verminderen zijn ontwikkeld en in de praktijk beproefd. Tijdens het symposium 'mestbehandeling op de boerderij' dat op 26 mei j.l. in Ede is gehouden, is nog eens op een rijtje gezet welke stalsystemen het meeste perspectief bieden. In de varkens- en pluimveehouderij zijn enkele huisvestingssystemen ontwikkeld die de ammoniak- uitstoot met 70% of meer ver minderen. De varkenshouderij zoekt de oplos sing in een snelle en volledige af voer van mest en urine uit de stal. Schuiven zijn succesvol gebleken in biggenstallen. In zeugen- en mest- varkensstallen wordt gewerkt aan een spoelsysteem. De perspectie ven zijn groot, maar het aanmaken van spoelvloeistof is nog een punt van zorg. De pluimveehouderij is ver gevor derd met het oplossen van de pro blematiek van mest en ammoniakemissie. Alle ontwikkelin gen in deze sector gaan in de rich ting van zo snel mogelijk drogen van de mest, waardoor geen ammoniak gevormd kan worden. In de rundveehouderij gaat de eigenschappen als kwaliteit en smaak als reden genoemd om biolo gische produkten niet te kopen. Wanneer bij het wegnemen van be lemmeringen prioriteiten moeten worden gesteld, geeft het onder zoek aanleiding om te kiezen voor het verbeteren van de verkrijgbaar heid (in het gangbare kanaal) in kombinatie met het verkleinen van het prijsverschil tussen gangbare en biologische produkten. Een hoog BTW-tarief voor bloemen, planten en bloembollen, zoals de EG overweegt, zou de tuinbouw veel geld en banen kosten. Het gaat naar schatting om 400 miljoen gulden en 2.500 arbeidsplaatsen. Het Pro- duktschap voor Siergewassen schrijft dit aan staatssecretaris Van Ameisvoort van Financiën. Eerder heeft het Landbouw Econo misch Instituut berekend wat het gevolg zou zijn van de prijsverho ging voor bloemen en planten. De vraag naar siergewassen in de EG daalt dan met een kleine 4 procent. Maar het produktschap vreest dat de gevolgen nog ernstiger zijn. Na dat Frankrijk in augustus vorig jaar de BTW op siergewassen verhoog de, is de afzet van bloemen met 4,6 procent gedaald en van planten met 7,8 procent. Een tariefverhoging, aldus het pro duktschap in de brief, staat haaks op het beleid van de overheid om door verlaging van de BTW de kosten van levensonderhoud te drukken. 'Het gaat niet aan met de ene hand te nemen wat de andere geeft'. Bovendien weegt het finan ciële voordeel van de BTW- verhoging voor het Rijk niet op te gen de schade die de - perspectief volle - sierteeltsektor wordt toegebracht, aldus de brief. meeste aandacht uit naar technie ken waarmee de mest en urine snel en volledig uit de stal verwijderd kunnen wordën: Een dichte heüsnds vloer met mestschuif en spoel systeem is een goede mogelijkheid, echter een vermindering van de ammoniak-uitstoot met 70% is daarmee (nog) niet haalbaar. Daar naast blijft het aanzuren van mest, zowel in de stal als bij het uitrijden, een perspectiefvol systeem. Groen label De overheid wil deze emissie-arme systemen verder stimuleren. Eén van de instrumenten is het toeken nen van een 'Groen Label'. Onder nemers blijven bij goed gebruik van zo'n systeem voor langere tijd ver schoond van nieuwe stalaanpassin- gen voor vermindering van de ammoniak-uitstoot. Tijdens het symposium zijn de procedures be kend gemaakt die leiden tot de toe- kennng van het 'Groene Label'. Het symposium is georganiseerd door de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO), het secretariaat van de Stimuleringsregeling Prak tijkgerichte Oplossingen Milieupro blematiek (SPOM) en de themagroep Mestbehandeling op de boerderij van het FOMA. De N61 gaat door enkele kernen, waaronder Zaamslagveer. De landbouw ziet geen noodzaak om de N61 tussen Terneuzen en Terhole ingrijpend te rekonstrueren. In een brief aan de Raad van de Wa terstaat schrijft de Gewestelijke Raad mede namens de kringen van de landbouworganisaties dat de route S30/S25 (Tractaatweg/Lan- geweg) in kombinatie met een so bere omleiding om Zaamslag een volwaardig alternatief vormt. Re- konstruktie van 'Terneuzen-Terhole' gaat ten koste van veel land bouwgrond. De Gewestelijke Raad acht het in de eerste plaats nog veel te vroeg om nu al tot tracévaststelling over te gaan, omdat er nog geen definitieve besluitvorming over de WOV heeft plaatsgevonden. De Raad vindt dat de wegeninfrastruktuur niet los kan worden gezien van de aanleg van de WOV. In het Struktuurschema Ver keer en Vervoer II en in de Richtlij nen voor de MER wordt dit standpunt ook verkondigd. Als volwaardig alternatief voor re- konstruktie van Rijksweg 61 zou de Tractaatweg tussen Terneuzen en Axel (S30) en de Langeweg tussen Axel en Hulst (S25) kunnen dienen. Rekonstruktie van de S25 tot auto weg plus parallelweg zou een flink deel van de problematiek wegnemen. Verkeer van de Kanaalzone richting Hulst/Belgische grens vice versa be weegt zich via verschillende routes. Het is echter niet zo dat - omdat dat de kortste route is - altijd voor de verbinding via Zaamslag wordt ge kozen. Volgens de Raad is nader on derzoek nodig naar de betekenis van de S25 Axel-Hulst voor door gaand verkeer richting Kanaalzone Ook is nog onvoldoende duidelijk of de weg Antwerpen-Zelzate, vlak on der de Belgisch-Nederlandse grens, na de ombouw tot autosnelweg en in kombinatie met de Liefkenshoek- tunnel en de Zoomweg geen ver keer uit Nederland (WOV-Tractaatweg) zal wegtrekken en daarmee een reducerende wer king heeft op de verkeersintensiteit op onder meer Rijksweg 61. Volgens de Raad schiet de tracéno ta/MER tekort wat betreft de verbe tering van de weg naar de pont (Rijksweg 60) bij Terhole. De verbe tering van Rijksweg 61 en de situa tie bij Terhole zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, aldus de Raad. 'Naast Nederland zijn Vlaanderen, Bretagne, Neder-Saksen en Dene marken gebieden in de EG met veel dieren per hectare. Ook in die gebie den is een milieubeleid van kracht. In vergelijking daarmee is in Neder land de aandacht van de overheid veel meer gericht op verzuring door de uitstoot van ammoniak, terwijl elders de uitspoeling van nitraat sterker in de aandacht van de over heid staat'. Aldus het Landbouw- Economisch Instituut (LEI-DLO) in een recent verschenen studie. In het onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van het Financierings- overleg Mest- en Ammoniakonder- zoek (FOMA), is het landbouwmilieubeleid in de ge noemde gebieden in relatie tot de mest- en ammoniakproblematiek op een rij gezet. Vervolgens zijn ver schillen en overeenkomsten in het landbouw-milieubeleid in vergelij king met de Nederlandse situatie aangegeven. Uit het onderzoek blijkt dat er tus sen de gebieden verschillen zijn in de aannames over de hoeveelheid stikstof en fosfaat in de mest. Ne derland en Denemarken gaan bij voorbeeld uit van een hoger gehalte aan mineralen, terwijl in Vlaanderen het fosfaatgehalte juist weer 25% lager wordt geschat dan in ons land. Voor stikstof ligt het verschil tussen Denemarken en Bretagne rond de veertig procent. Dit betekent dat als de norm voor aanwending van nu triënten per hectare op een gelijk ni veau zou liggen er in Nederland en Denemarken minder dierlijke mest uitgereden kan worden dan in de andere regio's. Naast de normen bepaalt vooral de structuur van de varkenshouderij de mate waarin de milieuwetgeving de ontwikkeling van deze bedrijfstak beperkt. Zo is de wetgeving in De nemarken relatief streng, maar er zijn voldoende mogelijkheden om mestoverschotten op korte afstand van het bedrijf af te zetten. Het inzaaien van gras op maisland kan in de wintermaanden de uit spoeling van vooral stikstof in grote mate tegengaan. Een dergelijk 'vanggewas' legt in de herfst en winter de stikstof vast, en voorkomt zo uitspoeling hiervan naar de on dergrond. Daarnaast speelt uiter aard de mestgift in het groeiseizoen een belangrijke rol bij de uitspoeling. Het gras zou vijf zes weken na de mais moeten worden ingezaaid, als het gewas 35 tot 40 cm hoog is. Dit zou dus in de eerste helft van de maand juni moeten plaatsvinden. Er zijn slechts enkele grassoorten ge schikt om onder mais te zaaien. Kweekbedrijf Barenbrug brengt hier voor een speciaal mengsel op de markt: maisgras. Het bedrijf heeft hier ook een infoblad over samen gesteld. In België rekent men dit jaar op een verdere toename van de toma- tenproduktie De Belgen verwach ten in 1992 in totaal 300.000 ton tomaten te plukken tegen 280.000 ton in het jaar daarvoor. De export kwam in 1991 uit op 189.000 ton (+16%). Frankrijk en Duitsland wa ren met resp. 98.000 ton en 70.000 ton de belangrijkste afnemers van de Belgische (vlees)tomaten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1992 | | pagina 7