Akkerbouwstudieclubs in de praktijk
Uniek jubileum in aardappelwereld
mm ■aMiiiiilfi
Zeeuwsvlaamse olievlastelers
steken veel op in studieclub
De laatste bel
Kartering aardappelpercelen
Afgelopen winter is het projekt Akkerbouwstudie
clubs van start gegaan. Dit is een samenwerking van
de Landbouworganisaties CBTB West-Nederland
WLTO, ZLMf NCB, de Takorganisaties in Noord-
Brabant, Zeeland en Zuid-Holland en de Federatie van
VVB's in Noord-Holland.
In de vier provincies zijn een aantal studiegroepen al
enige tijd aktief. Gezien het aantal aanmeldingen en
de enthousiaste wijze waarop de deelnemers aan de
slag zijn gegaan, voorzien de studiegroepen in een
behoefte. Dit is het eerste artikel uit een serie over er
varingen binnen de studiegroepen.
Zestig jaar 'Könstwerk'
~~i
Start van de studiegroepen
Na de aanmelding in december en
januari zijn de deelnemers vooral in
regionale groepen ingedeeld. In Zee
land draait een provinciale groep. De
start van de groepen vindt plaats in
drie bijeenkomsten gericht op:
- kennismaking,
- leren samenwerken, zodat er
voorwaarden worden gekreëerd
om te leren van eikaars ervarin
gen en kennis,
- vaststellen van een programma
waarin de deelnemers bedrijfs-
vragen aan de orde laten komen.
In alle bijeenkomsten ligt de nadruk
op de praktijksituatie van de deelne
mers zelf. De onderwerpen die
besproken worden liggen dan ook
niet vooraf vast, maar zijn afhanke
lijk van de inbreng van de deelne
mers. Uit de opgestelde
programma's komt ook een duidelij
ke gerichtheid op de praktijk naar
voren. Het gaat om het leren beoor
delen van de bedrijfsvoering, en de
ze mede met behulp van kennis en
ideeën van anderen te versterken.
Het werken in de studiegroepen be
tekent voor de deelnemers bezig zijn
met de essentie van de bedrijfsvoe
ring; de veranderingen in en buiten
het bedrijf en de grote risiko's van
een foute beslissing zijn voor de
deelnemers aanleiding om deze met
andere ondernemers te bespreken.
Het vergelijken van bedrijfsresulta
ten en analyseren van verschillen
geven hen extra inzicht in de be
drijfsvoering. Ze zijn er van over
tuigd dat deze inspanning een
verbetering van de bedrijfsresulta
ten, en dus een beter inkomen, zal
opleveren.
Resultaten van een studiegroep
Om een idee te geven van wat bin
nen de groepen besproken wordt
volgt hier een beschrijving van een
diskussie in een startbijeenkomst
over bedrijfsaanpassing.
Het gaat om de vraag of het ouder
lijk bedrijf kan worden overgeno
men, en op welke wijze er in de
toekomst een inkomen van het be
drijf gehaald kan worden. Het gaat
om een akkerbouwbedrijf van 16
ha, met oudere gebouwen. Nu
wordt door de opvolger buiten het
bedrijf gewerkt. Zijn er in de toe
komst mogelijkheden voor een be
drijf met deze oppervlakte? De
groep heeft alle mogelijkheden die
men zag opgesomd, en op de vol
gende wijze ingedeeld:
Kapitaal- en kennisintensief (hoog
risiko, langere voorbereiding):
glastuinbouw; fruit; bollenteelt; in
tensieve veehouderij.
Minder kapitaal- en kennisintensief
(lager risiko, relatief gemakkelijker
uitvoerbaar): biologisch-dynamische
tuinbouw; vollegrondsgroenteteelt;
pootaardappelen (evt. land huren);
part-time baan naast bedrijf; huis
verkoop.
Overige alternatieven: tulpenbroei;
loonwerk; snijbloemen/zomer
bloemen.
Voor de alternatieven geldt dat ze
stuk voor stuk goed onderzocht
moeten worden, om te kunnen lei
den naar het doel: een inkomen uit
het bedrijf halen, nu en in de toe
komst. Na de opsomming waren de
deelnemers verrast over het aantal
mogelijkheden; hierbij kwam dus
ook het belang van een goede
oriëntering naar voren. Er zaten voor
wezigen het eens: 600-700 planten
per meter is optimaal. Dit is te berei
ken met ongeveer 60 kg zaaizaad
per ha.
Afgesproken is om het gewas dit
seizoen nauwkeurig te volgen. De
telers gaan hun bevindingen noteren
op een teeltregistratieformulier. Op
basis van deze gegevens maakt
Cebeco-Zuidwest een teeltverslag,
dat kan dienen als leidraad voor het
volgende seizoen.
In de overige regio's zijn bijeen
komsten gepland op donderdag 14,
maandag 18 en donderdag 21 mei.
Een vervolg op deze eerste ronde zal
net voor de oogst georganiseerd
worden. Deelnemers worden weer
tijdig uitgenodigd door Cebeco-
Zuidwest.
Dertig olievlastelers waren maanda
gavond 11 mei bijeen op het de-
monstratieveld van
Cebeco-Zuidwest. Op het bedrijf
van de heer M. Boogerd in
Zaamslag, worden vijf verschillende
rassen getoetst, met name op ste
vigheid. Het gaat om Atalanta, Bar
bara, Flanders, Norlin en het in de
praktijk meest uitgezaaide McGre
gor. Naast stevigheid werd ook
gesproken over onkruidbestrijding
en plantaantal.
Vorig jaar is er in olievlas over het al
gemeen onvoldoende aandacht be
steed aan groeiregulatie, waardoor
het gewas 'voddig' opgroeide. Het
advies voor dit jaar is dan ook aan
gepast. De teeltbegeleider van
Cebeco-Zuidwest adviseerde te
spuiten met Cerone bij een ge
waslengte tussen de 15 en 25 cm.
De ervaringen van de aanwezigen
met de onkruidbestrijding waren po
sitief. Omdat olievlas zeer geschikt
is als dekvrucht, hebben velen gras
(voor graszaadteelt) ondergezaaid.
Met de kombinaties van Basagran
met olie (in twee keer uitgevoerd) en
die van Basagran, MCPA en Certrol
20 zijn goede resultaten behaald.
Op percelen waar geen gras is inge
zaaid heeft men bodemherbiciden
ingezet. Ook hier heeft men weinig
problemen met onkruid.
Over het plantaantal waren de aan-
Als gevolg van een mondiale
overproduktie en een sterke Poolse
concurrentie is de marktpositie van
de Franse champignonsector al eni
ge tijd verslechterd. De invoer is in
vier jaar gestegen van 7.000 ton
naar 34.000 ton, terwijl intussen de
Chinezen op de wereldmarkt een
export-offensief zijn begonnen.
Hoewel de EG met ingang van 1
mei jl. een nieuwe quotaregeling
heeft ingevoerd voor champignons
uit derde landen, is de sector van
mening dat dit niet voldoende is
meerdere deelnemers mogehjkne-
den bij.
Voor de deelnemers uit de groep
waar het om ging is duidelijk gewor
den dat er zeker perspektieven zijn.
Het is evident dat persoonlijke voor
keuren voor een belangrijk deel zul
len bepalen welke mogelijkheden
nader onderzocht zullen worden.
Een eerste stap is gezet: er zijn wel
degelijk mogelijkheden voor het be
drijf van 16 ha. Er zijn verschillende
manieren om het doel - een inko
men behalen - te bereiken. Of de
kansen voldoende zijn en of de mo
gelijkheden benut worden zal de
toekomst leren. Hierin zit de onze
kerheid, het risiko van elke onder
neming.
Bij de groep was na de diskussie de
overtuiging aanwezig dat zij als
groep een bijdrage konden leveren
om een of meer alternatieven uit te
werken. Door gezamenlijk na te
denken over een alternatief en van
uit verschillende kanten ervaring in
te brengen kan dit ontwikkeld/ver
sterkt worden.
Ter afsluiting
Uit het voorgaande zal duidelijk ge
worden zijn dat studiegroepen zich
bezighouden met gerichte
vraagstukken en de toekomst van
het bedrijf. Daarbij staan de wensen
en voorkeuren van de deelnemers
voorop. Kritisch en met gevoel leren
kijken naar aktiviteiten van uzelf en
van anderen biedt de mogelijkheid
beide bedrijfsresultaten te verbete
ren. Heeft U belangstelling voor
deelname in een studiegroep dan
kunt U kontakt opnemen met Luc
Mangnus of Jan Moggré, ZLM
Goes, tel. 01100-47758.
Op korte termijn verschijnen nog en
kele artikelen over het projekt Ak
kerbouwstudieclubs.
Roelof de Haan, WLTO
De komende weken zal de laat
ste bel luiden voor het EG-
landbouwbeleid. De landbouw
ministers zullen dan beginnen
om het gemeenschappelijk land
bouwbeleid om te ploegen.
Daarmee zal een succesvol land
bouwbeleid van meer dan 30
jaar definitief in de boekenkast
verdwijnen. Op zich behoeft
aanpassing of te wel bijstelling
van het beleid niet nadelig te
zijn. Tenminste als we ervan uit
gaan dat de fundamenten als ba
sis blijven dienen. Maar ook dat
is in de voorstellen van Mac-
Sharry niet het geval. Was tot
voor kort het interventie- en
restitutiebeleid een belangrijke
pijler in het prijsbeleid, in de toe
komst is dat niet meer het geval.
Het mag betwijfeld worden of
een forse prijsverlaging richting
wereldmarktprijs de overproduk
tie wegneemt en/of het land
bouwbeleid daarmee goedkoper
wordt.
Bovenstaande is één van de uit
gangspunten in de plannen van
de EG. In ruil daarvoor krijgen we
inkomenscompensatie via de
toeslagen koepremie, stierenpre
mie, kalverpremie en noem maar
op. Het gevolg van deze koers
wijziging is wel dat vele kleine
producenten in Europa in de toe
komst gewoon blijven door pro
duceren. Hierdoor blijft de
overproduktie in stand. Dit gaat
vooral ten koste van efficiënt
producerende bedrijven in bij
voorbeeld Nederland en andere
noordelijke lidstaten. Immers, de
inkomenstoeslagen zullen vooral
van toepassing zijn op de meer
kleinere bedrijven in Europa, en
niet op de grotere moderne be
drijven zoals wij die kennen.
Hoe de hervormingsvoorstellen
van MacSharry ook worden
doorgevoerd, nu al kan betwij
feld worden of de plannen daad
werkelijk effekt zullen hebben.
Daarbij doel ik er op dat het bud
get en de overproduktie niet zul
len afnemen. De EG heeft zelf
berekend dat de landbouwbe
groting in de komende jaren met
minstens f 20 miljard zal
toenemen.
Als gevolg daarvan hoef ik u dan
ook niet te voorspellen, dat bin
nen enkele jaren de diskussie
over het geldverslindende beleid
weer zal oplaaien. Daarmee is de
cirkel rond en krijgt de boer en
tuinder in Europa de rekening ge
presenteerd.
Immers de steun die we nu via
het produkt krijgen komt de ko
mende jaren rechtstreeks vanuit
Brussel. Er zal dan ook weinig
voor nodig zijn om de knop om
te draaien als het financieel uit
de hand dreigt te lopen. Ik ben
van mening dat wij ons niet in
coma moeten laten praten door
MacSharry die een scala aan
compensatiemogelijkheden in de
aanbieding heeft. Dit zal naar
mijn mening een drog-verhaal
blijken. Vanaf nu zullen we na
moeten denken over de vraag,
hoe we de slag kunnen maken
om over een aantal jaren op ei
gen benen te staan. Een ontwik
keling die zeker overigens niet
beperkt blijft tot het individuele
melkveehouderijbedrijf, maar
ook de zuivelindustrie zeker niet
onberoerd zal laten. Ik kom daar
nog op terug.
Berend-Jan Warmelink
voorzitter afdeling
veehouderij KNLC
De bijna 80-jarige J.RG. Könst uit de
Haarlemmermeer heeft er bijna 60
jaar aardappelk week werk opzitten,
en hij is nog steeds aktief.
Voor een individuele kweker heeft
Könst opvallend veel nieuwe rassen
op zijn naam staan. Rassen van
hem die het commercieel goed
doen of goed gedaan hebben zijn de
Meerlander, Meerster, Arka, Wilja,
Marfona, Ausonia, Kondor, Concor
de, Costella, Cornado, Fianna,
Cosmos en Rubinia. Agrico verhan
delt de rassen van Könst. De koöpe-
ratie spreekt van 60 jaar
'Könstwerk'. In verband hiermee
krijgt de kweker op 26 mei een re
ceptie aangeboden.
Verbazingwekkend is het geduld en
de wilskracht waarmee de kweker
de strijd aanbond tegen virus- en
andere aardappelziekten als phy-
tophthora en aardappelmoeheid. De
rassen van Könst's hand hebben al
lemaal een zekere resistentie in zich.
Een ras dat resistent is tegen alle
mogelijke ziekten is een utopie.
Goütien handen
Könst heeft gouden handen, zeggen
sommigen. "Je moet er een beetje
mesjogge voor zijn", zegt hij zelf.
"Als je denkt dat je iets gevonden
hebt, weet je het pas over tien jaar
zeker". "Hij heeft een oneindig ge
duld", zegt zijn vrouw. "Elke dag
bekijkt hij de plantjes, en kent ze
door en door in elk stadium, en
weet ze tussen honderd anderen te
herkennen".
Volgens P. Braak, adjunkt-direkteur
bij Agrico, is het succes van Könst
mede te verklaren door het feit dat
hij kan opruimen. "Je kunt door blij
ven gaan met een twijfelachtig ras,
maar je moet ook durven weggooi
en. Könst heeft de moed om dat tij
dig in te zien".
De bijna 80-jarige J.RG. Könst is nog steeds aktief in het aardappel-
kweekwerk (foto Axipress).
In het kader van het Besluit Bestrij
ding Aardappelmoeheid worden
jaarlijks de percelen beteeld met
aardappelen, ingemeten op zgn.
raamkaarten met topografische on
dergrond. Zulks ten behoeve van de
controle op de naleving van de
vrucht wisseli ngsvoorschrif ten. Dit
inmeten geschiedt door personen
die zich desgewenst kunnen legiti
meren als onbezoldigd ambtenaar
van de Algemene Inspectie Dienst
van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij. In de ko
mende tijd kunt u met deze werk
zaamheden geconfronteerd worden,
doordat u iemand met een slagpas
ser op uw land ziet lopen.
Het is ondoenlijk in alle gevallen
vooraf aan de grondgebruiker toe
stemming te vragen het land te mo
gen betreden. Wel mag van de
karteerders worden verwacht dat bij
noodzakelijk geachte betreding van
het woonerf, u van één en ander op
de hoogte gesteld wordt.
Mocht u onverhoopt toch klachten
hebben over het betreden van uw
land, dan zal de karteerder u desge
vraagd graag te woord staan. Voor
nadere inlichtingen terzake van deze
karteringswerkzaamheden kunt u
ook terecht bij de Gewestelijke Raad
van het Landbouwschap voor Zee
land (tel. 01100-12220) of voor
Noord-Brabant (tel. 013-426429).