Kalvermesterij gegroeid naar
volwaardig zelfstandige bedrijfstak
Onzeker
Gras vervangen door maïs verlaagt stikstof uitstoot
Veevoedingsonderzoek IV VO en PR
Expositie over 100 jaar mest en milieu
14
De kalvermesterij heeft zich na het
dieptepunt van begin jaren tachtig
aardig hersteld. Een jaarlijkse afzet
van 950.000 kalveren is goed voor
een exportwaarde van f 1,3 miljard.
Door het wegwerken van een gigan
tische hoeveelheid magere melk
poeder zorgt de tak voor 10 cent
toegevoegde waarde aan een liter
melk. "Hierdoor beseft de overheid
dat zij niet om de kalverhouderij
heen kan", zegt Johan Goetstou-
wers uit Sprundel. Hij mest voor
"Sloten" jaarlijks 940 kalveren.
Als bestuurslid van kalverhouderver-
eniging Zuid maakt Goetstouwers
zich op dit moment sterk voor de
bouw van een zuiveringsinstallatie
voor kalvergier in de regio. "In sa
menwerking met de mestbank moet
dat lukken. Onze ammoniakuitstoot
is miniem. Doordat de tak geen sub
sidie krijgt moeten we zelf proberen
te zorgen voor mestverwerking.
1996 is dichtbij. Gelderland zuivert
al de mest en loost op het Velu-
wemeer".
Een ander veelvuldig agendapunt is
de invulling van de 'latente mest'.
Door wijziging van de hokafmetin-
gen van 60 naar 70 cm heeft de kal
vermesterij hokken in moeten
leveren. Goetstouwers is hierdoor
70 plaatsen kwijtgeraakt. Deze
plaatsen wil hij nu door bijbouwen
opvullen. Een hinderwet en geldige
bouwvergunning is aanwezig. "Ik
ben bang dat de overheid door
strengere regels geen toestemming
geeft om de latente ruimte weer op
te vullen. Onterecht. Vooral nu we
met steeds meer groepshuisvesting
diervriendelijk bezig zijn".
Kalvermesters zijn bang dat straks
menig melkveehouder over gaat
schakelen naar de kalverhouderij.
Door een kleine fosfaatproduktie
kunnen 25 kalveren per ha gehou
den worden. Een gemiddeld melk
veebedrijf van 20 ha kan dan 500
kalveren houden en dat is voldoen
de voor een jaarinkomen.
De Sprundelse kalverhouder mest
voor Sloten op voergeld. Jaarlijks
twee ronden van 470. "95% van
de kalvermesters in Nederland
werkt met voergeld. Per kalf ligt dit
bedrag op f 320,—. Met een gun
stige voederconversie en door het
uitvalpercentage laag te houden kan
aan premies zo'n f 20,— per kalf
extra binnenkomen. De kosten voor
huisvesting en arbeid e.d. zijn voor
de mester".
Goetstouwers heeft een gemiddeld
uitvalpercentage van 2% en een
voederconversie van 1,7. Het voeren
is vrijwel geheel geautomatiseerd.
De computer doseert de poeder die
los in de silo wordt aangevoerd, en
voegt de juiste hoeveelheid water
toe. Via een buizensysteem gaat de
melk door de gehele stal. Met een
voerpistool tapt de mester voor
ieder kalf apart de melk af in een
emmer. Zodoende is er gelegenheid
om ieder kalf te bekijken. Om water
en zodoende gier te besparen wordt
na aflevering de stal niet meer
brandschoon schoongespoten. Al
leen de melkresten gaan van het
hek af en de grove delen op de lat-
tenbodem. "Zo krijg je een forse ar
beidsbesparing en uit
gezondheidsoverwegingen maakt
het niets uit", vertelt Goetstouwers
die in zijn vrije tijd, landelijk gezien,
geen onverdienstelijk touwtrekker
is. Met zijn team hoopt hij dit jaar in
de Nederlandse competitie hoog te
eindigen om zo in september deel te
kunnen nemen aan de wereldkampi
oenschappen in Ierland.
Na een renovering is op het Sprun
delse bedrijf ruimte voor 50 dieren
in groepshuisvesting. Vijf kalveren in
een ruim hok. Wellicht dat de kalve
ren straks gemest worden voor het
Friander vlees. "Sloten heeft ten
behoeve van de afzet van merkvlees
Friander gelanceerd. Kalveren krij
gen na verloop van tijd naast melk
wat snijmais en een speciale brok.
Friander komt op de markt als jong
rundvlees. Bij de KLM is dit produkt
Kalvermester Johan Goetstouwers te Sprundel. Voordat de kalveren
bij aankomst vrij in de groepshuisvesting kunnen rondlopen staan ze
14 dagen vast aan het voerhek.
succesvol. Kalveren voor dit doel
blijven 32 weken op het bedrijf en
wegen dan ongeveer 320 kg. Voor
de witvleesproduktie is een gewicht
van 220 kg wenselijk".
De heer Van Oers, hoofd voorlich
ting van Sloten, voegt eraan toe dat
aan de hand van een studie naar vo
ren kwam dat er naast bulk behoef
te is aan merkvlees. "Witvlees vindt
geen aftrek in Nederland. Wel in Ita
lië en Griekenland. Door nieuwe af
zet te kreëren kan de kalvermesterij
een volwaardig zelfstandige be
drijfstak blijven", aldus van Oers.
C.V. Sloten b.v. is een onderneming
met als vennoten Cebeco, Coberco
en Friesland-Frico-Domo.
s.
Stabiel inkomen
De bestemmingsheffing gaat Johan
Goetstouwers f 6.000,— kosten.
Een kollega die 200 m verderop in
een niet-overschotsgebied woont is
er van vrijgesteld. Los van alle nega
tieve geluiden is Goetstouwers re
delijk tevreden. Doordat hij niet te
maken heeft met de sterk schom
melende verkoopprijzen is zijn inko
men stabiel. Jaarlijks komt er bij het
voergeld nog wat bij om milieuin
vesteringen te kunnen bekostigen.
De belangenbehartigers van het wit-
en roze vlees zijn ingenomen met de
SKV, Stichting Kwaliteitsgarantie
Vleeskalveren. Kontrole op groeibe
vorderaars is op deze manier water
dicht. Groot voordeel t.o.v. de
varkenshouderij is dat 500-600 kal
veren het maximum aantal is wat
een persoon kan verzorgen en over
zien. Twistpunt is nog steeds de
subsidieregeling voor diervriendelij
ke huisvesting. Doordat de mesters
met voergeld werken ziet het minis
terie hen niet als zelfstandig on
dernemer.
Een gerichte vakopleiding heeft de
vlot pratende mester niet gevolgd.
"Ik heb het thuis geleerd door dage
lijks na mijn huiswerk in de stal te
helpen". De Sprundelse vleeskalver-
producent heeft een afgeronde
VWO en boekhoudstudie. "Gaat
het met de kalveren snel bergaf
waarts dan behoort een job elders
nog tot de mogelijkheden".
J.v.T.
Het landbouwbeleid is nog
steeds volop in discussie. Zowel
het GATT-overleg, alswel de her
vormingen van het gemeen
schappelijk landbouwbeleid
worden door velen met spanning
afgewacht. Als we afgaan op de
voorstellen zoals we ze kennen,
dan zal dat zeker voor veel be-
drijfsgenoten een zware hypo
theek op de toekomstmogelijkhe
den als boer of tuinder betekenen.
Daarmee is dan ook geen rekening
gehouden met het feit dat de land
bouw duurzaam moet produceren,
afgezien van de vraag wat duur
zaam produceren is. Duurzame
landbouw is goed, maar het gaat
wel om de vraag in welke vorm en
onder welke voorwaarden.
Bederver
Voorzover nu kan worden over
zien zal het voorlopig gepaard
gaan met lastige wet- en regel
geving en vele plannen en dat
maakt ons kopschuw. Tot voor
kort diende de landbouw als pro
ducent van voedsel, is zelfs ex
porteur, en boert daarmee vele
miljarden aan inkomsten voor de
overheid bij elkaar. Wie nuzijn
oor te luister legt komt tot de
ontdekking dat we worden aan
gemerkt als natuur- en milieube
derver. Gemakshalve wordt er
niet aan gedacht dat de land
bouw als pijler onder onze eco
nomie belangrijk is.
Toch zullen we er voortdurend
op moeten wijzen dat niet alles
in een handomdraai kan veran
deren. Als men uiteindelijk de
keuze wil maken om tot een
duurzame landbouw te komen,
moet Den Haag zich er terdege
van bewust zijn, dat dat alleen
maar mogelijk is met medewer
king van de boer. Nu lijkt het
draagvlak daarvoor behoorlijk af
te nemen.
'Groen Label'
Dat de overheid zelf nogal eens
ongecoördineerd werkt mag uit
het navolgende blijken. Het hui
dige volume aan gebruikte ge
wasbeschermingsmiddelen
moet voor 1995 worden gehal
veerd. Als boeren hebben we
daartoe andere, meer milieu
vriendelijke middelen nodig,
maar de toelating stagneert door
de trage ambtelijke molens. Vo
rig jaar zomer opperde minister
Bukman het idee van een 'groen
label' voor stallen met een mini
male ammoniak uitstoot, en on
dertussen blijft hij roepen dat we
onvoldoende investeren in mi
lieumaatregelen. Per 1 juli, als
zijn 'groene label' komt, zullen
we weten aan welke mitsen en
maren deze gelabelde stallen
moeten voldoen, wat de kosten
zullen zijn en of de ecologische
richtlijn dan in de kast kan. Het
lijkt er steeds op dat economie
en duurzame landbouw bij som
migen niet veel meer is dan een
kreet, met alle gevolgen van
dien.
Orkaan
Nota's en voornemens komen
als een orkaan over ons heen,
waarbij de boer zich afvraagt
hoe hij dat in zijn bedrijfsvoering
kan vertalen. Dat onderzoek en
voorlichting niet op alle vragen
een duidelijk antwoord kunnen
geven is niet verwonderlijk. Im
mers zij krijgen vanwege de be
zuinigingen niet de ruimte om
hier op in te spelen. Maar laat in
elk geval duidelijk zijn dat de
wisselwerking tussen mensen,
dieren en planten moeilijk in wet
en regelgeving zijn vast te
leggen.
De medewerking van boer en
tuinder is daarom van groot be
lang en kan niet worden gemist.
Daarom moeten wet- en regelge
ving uitvoerbaar zijn in het be
lang van een duurzame
landbouw.
B.J. Warmelink
voorzitter Afdeling Veehouderij
Gedeeltelijke vervanging van gras
door snijmaïskui! of eiwitarme
krachtvoeders vermindert de uit
scheiding van stikstof bij grazende
koeien met maximaal 30 procent.
Dit blijkt uit beweidings- en zo-
merstalvoederingsonderzoek van
het Instituut voor Veevoedingson
derzoek (IVVO-DLO) en het
Proefstation voor Rundveehouderij
(PR) te Lelystad.
Voor een hoge melkproduktie moet
het voer van hoge kwaliteit zijn.
Ruim de helft van het rantsoen van
melkkoeien bestaat uit gras en
grasprodukten. Door een hoge
stikstofgift krijgt het gras zo'n hoog
eiwitgehalte, dat koeien in de weide
wel tweemaal zoveel eiwit kunnen
opnemen dan nodig is. Aangezien
gras een hoge onbestendige-
eiwitbalans (OEB) heeft betekent dit
dat een groot deel van het overtolli
ge graseiwit in de voormagen door
bakteriën wordt afgebroken tot
ammoniak-stikstof. Deze stikstof
komt via de urine op het land en
draagt bij aan de ammoniakemissie
en nitraatuitspoeling. Door nu een
deel van het gras te vervangen door
eiwitarme produkten neemt de
onbestendige-eiwitbalans en de ver
houding tussen stikstof en organi
sche stof in het rantsoen af.
In het onderzoek van het IVVO-DLO
is gras gedeeltelijk vervangen door
eiwitarme produkten, zoals snij-
maïskuil, maïskolvensilage,
maïsmeel en bietenpulp. Hierbij zijn
de effekten op voeropname, melk
produktie en stikstofuitscheiding
bepaald. Verder zijn de uitkomsten
van deze proeven door het PR ge
bruikt om de ekonomische en mi
lieutechnische resultaten van
dergelijke voedingsmaatregelen op
bedrijfsniveau te voorspellen. Het
bleek dat de verdringing van gras
door bijvoer afhankelijk was van de
hoogte van het grasaanbod en van
het soort bijvoer. Bij een hoger gras
aanbod was de verdringing hoger.
In geval van een hoog grasaanbod
namen de dieren per kilogram droge
stof uit snijmaïskuil ongeveer 0,53
kilogram minder droge stof uit gras
op; bij krachtvoeders was dat ge
middeld 0,45 kilogram. De verdrin
ging van gras door maïs was lager
dan door pulp. Bij maïskolvensilage
was de verdringing van gras hoger
dan bij krachtvoer.
Zomerstalvoedering
In zomerstalvoederingsproeven gaf
gedeeltelijke vervanging van gras
door snijmaïskuil een lagere energie
opname. De melkgift bleef daarbij
gelijk, terwijl het melkeiwitgehalte
licht daalde. Gedeeltelijke vervan
ging door Corn-Cob-Mix, maïskol
vensilage en droge en natte
bietenpulp leiddé tot een iets lager
melkvetgehalte en een iets hoger
melkeiwitgehalta Verschillen tussen
deze bijvoeders in melkgift kwamen
voort uit verschillen in energie
opname. Droge pulp als bijvoer gaf
de beste melkproduktieresultaten,
gevolgd door maïskolvensilage. Bij
maïsprodukten was het melkvetge
halte meestal iets lager.
Uit onderzoek blijkt dat snijmaiskuii en eiwitarme krachtvoeders a/s
veevoer voordelen biedt.
In het Boerenbondsmuseum in El-
sendorp bij Gemert gaat in het
Paasweekend een grote ten
toonstelling van start over 'Honderd
jaar mest en milieu'. De expositie
schetst een beeld hoe sinds 1900
het mestprobleem in deze regio is
ontstaan en hoe de boeren het nog
deze eeuw denken op te lossen.
NCB-voorzitter ir. A. Latijnhouwers
opent de tentoonstelling op 18 april
met een lezing over mest in het jaar
2000. Rondom het museum zal ook
een optocht te zien zijn van mest-
transporten door de jaren heen: op
een kruiwagen, op een houten kar
met mestton, in een gierton en in
een zelfrijdende mestinjecteur.
De expositie in het Boeren
bondsmuseum is opgebouwd rond
vier kringloopmodellen, van mestte-
kort via evenwicht en overschot
naar opnieuw een evenwicht. Het
publiek krijgt te zien bij de produktie
van welke consumptie-artikelen
mest een rol speelt.