■Oni
Inkomstencompensatie is voor
de akkerbouw bespreekbaar
Melkquotering verschuift problemen
naar de andere sectoren
Veredelingslandbouw wil
garanties van de overheid
Inkomsten en inkomens
Europa
De KNLC-akkerbouwers zien een in
tensivering van de bedrijfsvoering in
het verschiet voor de bedrijven die
na een onvermijdelijke krimp in de
sektor overblijven. De sektor zal
minder afhankelijk moeten worden
van marktordeningsgewassen. Dat
houdt onder andere in uitbreiding in
de richting van andere takken van
landbouw. Voorts zal meer aan
dacht geschonken moeten worden
aan promotie. Het markt- en prijsbe
leid moet de veranderingen in goede
banen leiden, eventueel met behulp
van een (tijdelijke) inkomstencom
pensatie.
Bij de sektor akkerbouw vatte dis-
kussieleider J. Leeuwma, voorzitter
van de Afdeling Akkerbouw van het
KNLC, de uitkomsten samen, waar
na drs. J.C. Blom, hoofd Afdeling
Landbouw van het LEI, en de zaal
erop konden reageren.
Verschuiving
De boer is in eerste plaats een or.
dernemer en zal daarom de bedrijfs
voering zodanig aanpassen dat het
rendement zo hoog mogelijk wordt.
Een verschuiving in de richting van
agrifikatie en een meer milieuvrien
delijke akkerbouw is afhankelijk van
de onderlinge prijsverhouding.
De prijsverhouding tussen graan en
graanvervangers zal bepalend zijn of
meer graan in veevoer gebruikt zal
worden. De kans dat dit gebeurt
schatten de akkerbouwers niet zo
hoog in. Een daling van de prijs van
graan zal ook een prijsdaling bij de
graanvervangers tot gevolg hebben,
zo denkt men.
Blom is het eens met de konstate-
ring dat de alternatieven voor akker
bouw beperkt zijn. Hij wijst erop dat
er mogelijkheden zijn bij het veran
deren van de input/output verhou
ding bij de produktie. Uit onderzoek
zou zijn gebleken dat de input terug
gebracht kan worden.
Blom verwacht dat water een belang
rijkere rol zal gaan spelen. Het wa
tergebruik zal meer worden belast,
denkt hij, en ook worden beperkt.
Dit zal een remmende invloed heb
ben op de produktiestijging. De ver
schuiving van graanvervangers naar
graan acht Blom afhankelijk van de
transportkosten. In de rest van
Europa is al een verschuiving te zien
in de richting van graan en daarom
ziet hij dat ook in Nederland wel ge
beuren. De rem op de produktiestij
ging en een hoger gebruik van
graan in veevoer zullen tezamen een
oplossing vormen voor de sektor, al
dus Blom. Van agrifikatie verwacht
hij momenteel niet veel, omdat dit
ontzettend kostbaar is.
Inkomstentoeslag
De sektor verwacht dat de gevolgen
voor het inkomen van het nieuwe
beleid per saldo negatief zullen zijn
voor de Nederlandse akkerbouw.
Het heeft de voorkeur om het huidi
ge systeem van markt- en prijsbe
leid in de EG te handhaven. Op
basis van het EG-landbouwbeleid
moeten echter efficiënt produceren
de gezinsbedrijven wel in staat wor
den gesteld om een redelijk
bedrijfsresultaat te behalen, zodanig
dat kontinuïteit is gewaarborgd. Een
produktiebeheersingssysteem dat
dit respekteert is acceptabel. Dat
geldt ook voor een twee
prijzensysteem. Wel moeten er af
spraken worden gemaakt over de
omvang van importen uit niet-EG-
landen. Een meerderheid spreekt de
Joke Termeer, de co-referent bij de
workshop veredelingslandbouw
pleitte ervoor dat de overheid aan
de veehouders een garantie afgeeft
dat bepaalde investeringen, zoals
stalsystemen, in ieder geval binnen
de afschrijvingstermijn niet vervan
gen hoeven te worden. Alleen als
dat gebeurt zullen boeren hun nek
uitsteken en investeren in bijvoor
beeld een nieuwe groene stal. Ge
beurt dat niet dan bestaat het
gevaar dat diegenen die nu hun nek
uitsteken moeten betalen voor hun
durf en dat is niet goed.
Joke Termeer kenschetste de ver-
edelingssektor als volgt: lichte markt
ordening, geen overschotten,
milieu- err welzijnsproblematiek, een
sektor die gediend is bij een gehar
moniseerd veterinair beleid.
Milieu
Zij vindt het milieuprobleem een
reëel probleem. Er is teveel mest,
maar de boeren doen er van alles
aan om op bedrijfsniveau oplossin
gen te zoeken. Waarom mag er wel
een heffing worden opgelegd voor
de gezondheidszorg voor dieren,
maar komt de EG niet over de brug
met toestemming voor een heffing
voor de oplossing van het mestpro
bleem? Voor het benzine-kwartje
was toch ook geen toestemming
van Brussel nodig?
Er moet volgens Joke Termeer snel
duidelijkheid komen over het mest
en ammoniakbeleid. De boeren mo
gen wat dat betreft niet meer in on
zekerheid blijven. Als ze nu in
bijvoorbeeld een stal investeren die
op dit moment het predikaat milieu
vriendelijk heeft, mogen ze niet,
wanneer de inzichten veranderen,
gedwongen worden tot andere in
vesteringen. Vanuit de zaal kwam
de opmerking dat de proefbedrijven
eerst maar eens moeten onderzoe
voorkeur uit voor produktiebeheer-
sing, echter wel met behoud of zelfs
verhoging van de prijs. Een quote
ring moet dan uniform in de EG
worden toegepast en goed kontro-
leerbaar zijn. Als er inkomsten
toeslagen komen, mogen deze niet
aflopend zijn.
Blom verwacht niet veel van een
tweeprijzensysteem, omdat dat
moeilijk ligt in de diskussie over ex
portvermindering. Hij vindt, gezien
het verleden, de keuze voor het
prijsbeleid logisch, maar stelt dat
ook vooruit gekeken moet worden.
Hij wijst erop dat inkomenstoesla
gen niet meteen weg moeten wor
den geschoven, maar dat ook naar
de mogelijkheden ervaa moet wor
den gekeken. Verder waarschuwt hij
ervoor dat deze toeslagen makkelijk
kunnen worden afgebouwd. Hij
geeft het advies om eventuele
inkomsten-toeslagen voor langere
termijn bij wet te regelen. Hierbij
moet rekening worden gehouden
met het inbouwen van mogelijkhe
den voor bijstelling naar boven.
'Land- en tuinbouw in Europa
zonder grenzen' was dit jaar
het discussiethema van het
KNLC. De afsluitende confe
rentie vond plaats op 27 fe
bruari j.l. in Amersfoort. Daar
werd o.a. het woord gevoerd
door minister Bukman (zie
ZLM-krant vorige week). Ook
werden op die dag de uit
komsten van de discussies in
de afdelingen per sector
besproken. Op deze pagina
leest u hiervan een samen
vatting.
J.C. Blom (LEI)
Vanuit de zaal kwam de opmerking
dat de akkerbouw op moest passen
niet te veel met de stroom van de
Nederlandse landbouw mee te lo
pen. Andere sektoren hebben ande
re belangen. Een tijdelijke
inkomstencompensatie is wenselijk
om de akkerbouw de tijd te geven
om te schakelen naar een produktie
met meer toegevoegde waarde. Om
de ruimte voor de Europese bulkpro-
duktie in de non-food sektor te be
nutten, wordt braaklegging niet
wenselijk geacht.
Blom stelde meteen dat de grond in
Nederland te duur is om veel baat te
hebben bij agrifikatie. Volgens hem
moet de landbouw de tijd krijgen.
De markt zal uitkomst brengen.
Voor een deel zal dit afvloeiing bete
kenen. De akkerbouw moet z'n
voordeel halen uit de kennis van in
tensieve gewassen, die er in Neder
land is. Een inkomstencompensatie
kan hierbij enige ruimte kreëren,
besloot Blom.
ken wat nu werkelijk milieuvriende
lijk is, voordat de boeren gaan
investeren.
Fosfaat
Een ander punt van zorg was de
verlaging van de fosfaatnorm. De
overheid moet daar nu eens mee
ophouden, vond men. De boeren
zijn op het ogenblik hard bezig een
oplossing voor het probleem te vin
den. Als de overheid nu de normen
verlaagt blijft ze steeds achter de
feiten aanhollen. Laat eerst de
mestafzet maar eens geregeld
worden.
Op zich voelde de zaal wel voor een
groen label. Dit label zou zowel op
de stal als op de stalinrichting moe
ten worden gegeven. Het is echter
nog onduidelijk wat er precies onder
het groene label wordt verstaan.
Daarbij verweet men de overheid
onbetrouwbaarheid. De overheid
stelt nu normen aan de groene stal,
maar misschien zijn morgen die nor
men wel veranderd en dan blijven
de boeren met de gebakken peren
zitten. Wie nu investeert in een stal
met een groen label moet subsidie
krijgen en moet zijn stal niet bin
nen de afschrijvingstermijn hoeven
te vervangen.
Ook vinden de veredelaars dat boe
ren die echt bezig zijn om schoner
te produceren daar ook van mogen
profiteren, zoals uitbreiden. De over
heid zou daartoe individuele kon
trakten met de boeren moeten
kunnen sluiten. Dat werkt veel beter
dan convenanten.
Afdekken
Ook werd er nog even stilgestaan bij
het afdekken van mestsilo's. Het is
voor de boeren onbegrijpelijk waar
om een veel goedkopere strokoek,
die even goed voldoet als een duur
dak niet toegestaan wordt. De over
heid moet goede alternatieven juist
stimuleren.
Het veehouderijbeleid van de EG is
al jarenlang mede beïnvloed door
sociale overwegingen. Dit geldt zo
wel voor de melkveehouderij, de
roodvleessector als voor de scha
pensector. De veehouders in de ver
schillende landen gaan bij hun
standpuntbepaling uiteraard uit van
de eigen situatie. Het standpunt van
de KNLC-veehouders zoals dit naar
voren komt uit de beantwoording
van de veehouderijvragen bij het
Discussiethema 'Land- en tuinbouw
in Europa zonder grenzen' is daar
een duidelijke illustratie van.
Dr.ir. G. Meester van het Ministerie
van LNV, die op hoog ambtelijk ni
veau een belangrijke rol speelt bij de
voorbereiding van het Europese
landbouwbeleid, prikte tijdens de
KNLC-conferentie meerdere malen
door de typisch Nederlandse opvat
tingen heen. Wat op korte termijn
goed voor de sector is kan op lange
termijn als een boemerang op de
Nederlandse veehouderij werken.
Ruim zestig veehouders namen deel
aan de 'workshop' Veehouderij. Be
rend Jan Warmelink, voorzitter van
de KNLC-afdeling Veehouderij, gaf
als hoofdpunten van het KNLC-
standpunt veehouderij aan: een re
delijk inkomen moet mogelijk ge
maakt worden door een goed
markt- en prijsbeleid, een twee
prijzen- of een twee heffingen
systeem is aanvaardbaar, pr kunnen
afspraken gemaakt worden over ex
portquota, de melkquotering moet
worden gehandhaafd maar er mo
gen geen verdere quotumkortingen
plaatsvinden, directe inko
menstoeslagen zijn ongewenst en
als de Nederlandse veehouderij
Europees gezien onevenredig door
milieuheffingen wordt getroffen dan
moet dit worden gecompenseerd.
Verschuiving
Dr.ir. Meester was het op meerdere
punten niet met de KNLC-opstelling
eens. De melkquotering heeft een
verschuiving en uitbreiding van de
problemen naar andere sectoren tot
gevolg gehad. In de veehouderij be
treft dit de schapen- en roodvlees
sector. Binnenkort zal besloten
moeten worden of voor deze secto
ren een premiequotering gaat gel
den. Dit betekent dat het aantal
dieren waarvoor maximaal premie
ontvangen kan worden bepaald zal
worden door het aantal dieren op
het bedrijf in een bepaald basisjaar.
Gedacht wordt aan grondgebonden
en overdraagbare premierechten.
Met ooi- en stierenpremies hebben
inkomstentoeslagen al enkele jaren
een rol gespeeld in het EG-
landbouwbeleid. Meester is er van
overtuigd dat deze inkomstentoesla
gen bij een verdere aanpassing van
het EG-landbouwbeleid veel meer
zullen worden toegepast. Hij
bestreed de opvatting dat dergelijke
toeslagen meer afhankelijk van poli
tieke beslissingen zouden zijn dan
de financiële ondersteuning van het
Het lijkt een woordenspel, maar
er is een groot verschil tussen
inkomens- en inkomstentoesla
gen. Onder inkomen wordt ver
staan het verschil tussen alle
inkomsten uit arbeid en vermo
gen van alle gezinsleden minus
de bedrijfsuitgaven. Onder in
komsten worden de bedragen
verstaan die ontvangen worden
voor de verkoop en afzet van de
op het agrarische bedrijf voort
gebrachte produkten.
Als gepleit wordt voor blijvende
inkomstentoeslagen die, door
wijziging van beleid veranderen
de, bedrijfsinkomsten volledig
compenseren, dan betekent dit
dat de geldelijke bruto opbrengst
van de produkten niet terug mag
gaan. In de praktijk kan zich dat
vertalen in een lagere kiloprijs
met als compensatie een hecta
retoeslag of een toeslag per
stuks melkvee. De toeslag is dan
afhankelijk van de gemiddelde
produktie.
Een inkomenstoeslag vertaalt
zich in de praktijk als een inko
mensaanvulling tot het
bijstandsniveau. Bedrijfsgenoten
met hogere inkomens, met neven
inkomsten, met in of buiten het
bedrijf meewerkende echtgeno
ten of kinderen worden niet ge
compenseerd als het inkomen
boven het bijstandsniveau blijft.
De akkerbouwregeling die twee
jaar geleden tot stand kwam, is
een voorbeeld van een dergelijke
inkomens-regeling. Toen werd
tevergeefs gepleit voor in-
komsten(hectare)-toeslagen.
G. Meester
huidige markt- en prijsbeleid van de
EG. Hoe kwetsbaar die prijssteun is,
is de laatste jaren wel gebleken. De
discussie of de inkomstensteun af
hankelijk moet zijn van de bedrijfs-
grootte is voorbij. Er zijn volgens
Meester maar weinigen meer die in
de EG voor differentiatie pleiten.
Een twee heffingensysteem, waar
door een onderscheid tot stand
komt tussen de melkopbrengstprijs
bij afzet binnen en buiten de EG, ziet
Meester als een gevaarlijke weg
voor de Nederlandse melkveehou
derij. Nederland heeft als EG-land
het hoogste percentage melkexport
naar de wereldmarkt. Hierop zit,
mede afhankelijk van de wereld
marktprijs, dertig tot vijftig cent
steun. Deze export is dus zeer
kwetsbaar. Bij doorvoering van een
twee heffingensysteem om de we
reldexport van de EG in stand te
houden zou de last waarschijnlijk
eenzijdig op de Nederlandse vee
houderij komen te drukken. In het
ergste geval kan dit onze melkvee
houders 800 miljoen gulden in
komsten kosten, aldus de heer
Meester.
Leasen
Dat de melkquotering de eerste ja
ren zal blijven bestaan is voor
Meester zeker. De regels kunnen
mogelijk wel veranderen maar de
hoofdlijn zal wel de grondgebonden-
heid blijven. Door de grondgebon-
denheid worden ook de
landenquota in stand gehouden.
Meester is er vrijwel zeker van dat
leasen in de landen waar dat nu nog
niet mogelijk is, ook ingevoerd zal
worden. Een verdere korting of
schorsing van melkquota is on
gewenst.