Rassen en Gewassen
Ruime keus in snijmaisrassen
16
Rassenkeuze voedergewassen
Overzicht van de raseigenschappen bij snijmais 3)
In 1991 is in ons land ruim 200.000
ha snijmais verbouwd. Het meeste
hiervan is geteeld op de zandgron
den in het oosten en het zuiden. Het
aanbod van rassen voor snijmais
wordt steeds groter. U kunt nu kie
zen uit wel 20 rassen. Deze rassen
zijn verdeeld in drie groepen, n.l.:
zeer vroege, middenvroege tot mid-
denlate rassen. Tussen de vroegste
en de laatste rassen zit ongeveer 3
weken verschil om een drogestof
gehalte van 25% te bereiken.
Vooral op de lagere en natte perce
len, waar toch snijmais wordt ge
zaaid is een ras dat op tijd rijp is zeer
belangrijk. Wilt u na de snijmais nog
grasland inzaaien, dan is een zeer
vroeg ras ook aan te bevelen.
Standdichtheid
De meest gebruikelijke standdicht
heid is 9 a 10 planten per m2. Voor
zeer vroege rassen is het gewenst
te streven naar 11 12 planten per
m2. Er wordt dan een hogere op
brengst verkregen. Voorwaarde is
wel dat het een stevig ras is. Daar
voor, om de hoogste opbrengst te
halen, moet de standdichtheid wor
den afgestemd op het ras dat we
zaaien. Aan de hand van de tabel uit
de rassenlijst 1991 kunt u de ver
schillende rassen beoordelen (zie
overzicht raseigenschappen
snijmais).
Vroegheid bloei
De rassenlijst vermeldt bij snijmais
een nieuw raskenmerk, n.l. vroeg
heid bloei (kolom 5). Heeft een ras
hiervoor een laag cijfer, dus laat
bloeitijdstip, dan betekent dit een
extra risico onder ongunstige om
standigheden want een late bloeier
heeft in een ongunstig jaar vaak re
latief een lager droge-stofgehalta
Opbrengst
In kolom 9 van het overzicht van de
rasseneigenschappen bij snijmais is
de opbrengst in VEM per ha weer
gegeven in verhoudingsgetallen.
Het gemiddelde van alle rassen is
op 100 gesteld. Rassen met een cij
fer lager dan 100 geven gemiddeld
een lagere opbrengst. Daarentegen
geven rassen met een cijfer boven
100 gemiddeld een hogere op
brengst. Voor bedrijven die toch nog
voer moeten bijkopen, dus met een
zware veebezetting, is dat een be
langrijk cijfer. Maar veehouders die
toch al ruwvoer teveel hebben is de
VEM/kg droge stof in kolom 7 inte
ressant.
Maiskolvenschroot, CCM en kor
relmais
Vorig jaar is van deze gewassen
14.000 ha gezaaid. Dat wil niet zeg
gen dat al deze mais ook als zoda
nig is geoogst. Een deel hiervan is
gewoon als snijmais ingekuild. In
minder mooie zomers of in een nat
ter najaar valt het niet mee om een
voldoende drogestofgehalte te krij
gen. Daarom is de vroegrijpheid van
de rassen zeer belangrijk. In verband
met de droogkosten geldt dit voor
korrelmais nog sterker dan voor
CCM. Omdat het gewas langer
moet blijven staan, moeten vooral
aan stevigheid en de resistentie te
gen stengelrot hogere eisen worden
Overzicht van de raseigenschappen bij voederbieten
Hoge cijfers
betekenen gunstige
waardering van de
betrokken
eigenschap.
"5 '5
oi -
V
o 2 2
Eénkiemig zaad
Gehaltegroep 14-16%
A Kyros t
A Monoval t
Gehaltegroep 16-18%
A Monotoro t
Meerkiemig zaad
Gehaltegroep 11-14%
B Capax p
u> Groenblijven van het loof
Resistentie tegen schieten
m Takkigheid
o> Aankleven van grond
Droge
stof
gehalte
biet in
Opbrengst in
verhoudingsgetallen
gem. 1981 t/m 1986
gem.
1981
t/m
1986
7
verse massa
drogestof
biet2) loof2)
8 9
biet2) loof2)
10 11
8 8 7 7»
15,3
97 50
103 31
8 7 6 6
14,2
100 48
98 30
8 6 6 5
16,5
87 48
99 31
7» 7 8* 8®
11.2
127 41
99 23
M t - triplo id; p polyploid. 2) De verhouding,
a/s die in kolom 10 en 11 direct vergelijkbaar.
Open dag snijmais op roe Cranendonck
Op het regionaal onderzoek cen
trum Cranendonck te Maarheeze
vindt op woensdag 19 februari tus
sen 10.00 en 16.00 uur een open
dag snijmais plaats. Een dag eerder
vindt er in De Smeltkroes te Maar
heeze een themadag plaats over
snijmais. Voor opgave en inlichtin-
Studiemiddag voor pluimveehouders
DLV Team Pluimveehouderij te Box
tel organiseert op donderdag 5
maart a.s. een studiemiddag in Mo
tel Goes. De studiemiddag is be
doeld om te laten zien welke
gevolgen belangrijke ontwikkelingen
als 1KB en het wegvallen van de bin
nengrenzen in Europa hebben op
bedrijfsniveau. Medewerking wordt
verleend door de Gezondheids
dienst voor Dieren te Gouda. Na
mens deze dienst zal drs. J.F.
Heijmans een inleiding houden over
veterinaire aspecten in relatie tot
kwaliteit en ketenbewaking. Vervol
gens houdt ing. G. Rooijakkers van
de DLV te Boxtel een inleiding- over
hygiëne op het bedrijf. Er is gelegen
heid tot vragen stellen en discussie.
De studiemiddag in motel Goes be
gint om 13.30 uur en eindigt om
16.00 uur.
gesteld. Soms worden wel snijmais
rassen voor korrelmais en CCM ge
bruikt. In het algemeen zijn de
speciale rassen hier beter voor ge
schikt (zie overzicht raseigenschap
pen bij MKS, CCM en korrelmais).
Voederbieten
De oppervlakte voederbieten be
droeg in 1991 2800 ha. Door het op
eindafstand uitzaaien van éénkiemi-
ge rassen kan het werk in het voor
jaar sterk worden verminderd. De in
het overzicht vermelde drogestofge
halten zijn gebaseerd op oogst eind
oktober. Bij vroegere oogst, zoals
b.v. bij het gemengd inkuilen met
snijmais, zal het drogestofgehalte
lager zijn. Ovale tot kegelvormige
voederbieten met een hoger d.s.-
gehalte dan 15% zijn het meest
geschikt voor het oogsten met een
suikerbietenrooier.
Tot slot
In dit artikel is de nadruk gelegd op
de rassenkeuze van de beschreven
voedergewassen. De vraag of deze
gewassen wel of niet passen op uw
bedrijf is niet besproken. Wilt u hier
over meer informatie, dan zijn wij als
DLV daartoe graag bereid.
ing. A. Biemans
DLV-team
Rundveehouderij Breda
Tel.. 076-203190
Hoge cijfers beteke
nen goede stevigheid,
grote resistentie, vlot
te beginontwikkeling
en vroege bloei. De
cijfers en getallen zijn
gem. van 1986 t/m
1991.
Legering
-g .2
CU O
-c 53
O) V
.2 01
Q) V)
0) <u
C/> CM
1 2
co
3
?2
0) <X>
cn
Ef
0) <U
O 3
o'
-O
"U
O
O cn
4
£5
O.S
6
Zeer vroeg
A - LG 20.80
N Pursan
N Diabolo
N Optima
N Aviso
Vroeg
A Kajak
A - DK 218
N Allegro
N - LG 22.42
N - DK 200
T Sogetta
Middonvroeg tot
middenlaat
A Aladin
A - Scana
A Brutus
A Slavis
B Splenda
B Sonia
B Presta
8 Carlos
B Elgon
N Luna
8
8
89
8»
81
8»
7
8
7»
8
5»
7
8
5
6
8
7»
7»
7»
7»
4»
6»
8
8»
7
5
5
7
5»
6»
5»
6S
6»
7»
7
6s
6
8
6s
6s
6
7s
85
8
8»
9
9
8s
9
8s
8»
65
9
7s
8
8
8»
9
8s
92
90
78
92
80
96
106
97
107
95
108
108
97
90
111
106
100
95
112
112
101
8s
8s
9
7'
9
7s
6s
8
6
7
65
6
7s
7
6
6
7s
7
5s
6
6s
114
122
109
108
109
103
101
103
100
107
99
95
95
95
93
94
97
91
92
94
96
0
to
O) J
2
T3 3
O)
-* JZ
1 I
7
Opbrengst
in verhou
dingsge
tallen
102
101
102
102
102
101
101
100
99
100
96
100
100
102
100
99
98
101
98
98
100
Q
8
5
LU
9
95
90
91
93
94
99
101
100
107
99
105
105
102
98
104
100
102
97
104
104
103
97
92
92
95
96
100
102
101
105
99
101
105
102
100
104
99
100
98
101
102
103
1) De vroegheid van vrouwelijke bloei is vooral van belang in een ongunstig jaar. Bij twee rassen met
gemiddeld hetzelfde drogestofgehalte heeft in zo'n jaar het laatstbloeiende ras vaak relatief een lager
drogestofgehalte.
2) De VEM/kg drogestof is berekend op basis van een in-vitro bepaalde veneerbaarheid.
De eigenschappen "gevoeligheid voor kou in de voorzomer", "resistentie tegen builenbrand" en
"kolfhoogte" zijn alleen in de rasbeschrijvingen vermeld.
WiJM r v i
- V.
-■
wÊÉÊk-
Md.
De maisteler krijgt de beschikking over een steeds breder rassenpakket.
Overzicht van de raseigenschappen bij korrelmais, CCM en maiskolvenschroot
gen inl. hierover tel. 04959-1251.
Op beide dagen wordt aandacht be
steed aan het snijmaisonderzoek op
Cranendonck. Op het roc is vijf jaar
lang een- bedrijfssysteem onder
zocht waarbij melkkoeien en jong
vee alleen maar snijmais en ruwvoer
kregen.
Hoge cijfers beteke
nen gunstige waar
dering van de betrok
ken eigenschap. De
cijfers en getallen zijn
gem. van 1986 t/m
1991.
Rubricering
Verhoudingsgetallen
Korrelmais
CCM
tn
iZ
0
c
m
1
-C
jf
O
2
XI
<n
cn
o
O
3
(O
-O
M
O
O
4
1
o
5
O)
c
6
A
A
A
Anjou 09
6»
7»
8
8'
8'
99
B
B
-
Buras
7
8
6'
8
7
102
N
N
- -
Aviso
7»
8
9
9
8
91
N
N
N
Pyton
7
7'
9
8
6'
98
N
N
N
Saphir
7
8
7
8
7»
108
-
A
A
Scana
7»
6'
7
8
5*
113
-
A
A
Challenger
7»
7'
6
6'
7»
106
-
B
-
LG 11
7»
7'
8
7'
5»
100
-
N
N
Hiro
7
8
7»
7
6'
90
-
N
N
Allegro
8
7
7»
7»
7
117
-
-
N
DK 200
8
6
6
6'
6
112
korrel spil
O)
o
O
7
8
9
104
100
100
99
101
98
102
98
100
101
103
101
99
98
100
100
101
100
99
100
100
101
100
95
99
100
103
102
101
97
106
100
107
korrel
O)
10 11
12
103
100
102
99
101
98
101
98
100
100
99
101
98
100
100
100
101
101
98
101
101
101
99
95
100
100
104
102
101
96
107
100
109
V)
o>
c
£2
-O O
CL O
O
fc#
o
V ZD
13
97
97
100
100
104
101
100
98
106
99
108
De oogstbaarheid duidt op de kans op omgevallen planten door zowel legering als stenge/rotaantasting.
De VEM per kg drogestof is berekend op basis van een in-vitro bepaalde verteerbaarheid.