De teelt van pootaardappelen Akkerbouw Resultaten veldkeuringen pootaardappelen Veel pootgoed met Rhizoctania 14 De teelt van pootaardappelen is kennisintensief. Mede door de veel heid van rassen vraagt het veel ken nis en ervaring van de teler over de teelt in het algemeen en over het specifieke ras dat hij gaat telen. Een aantal aspekten worden in dit artikel behandeld. Ook het handelshuis kan u informatie verschaffen over hun specifieke rassen. Grondsoort en perceelskeuze De aardappel heeft een zwak wor telstelsel. Een goede struktuur, be mestingstoestand en ontwatering is gewenst. Vroeg poten, eind maart, is met name gewenst voor ba- sispootgoed en bontgevoelige ras sen waarvoor een vroegere rooidatum van toepassing is. Op zware grond kan men veelal pas later poten. Dichter poten is hier noodzakelijk in verband met een la gere knolzetting. Op zwaardere gronden groeit overigens een prima kwaliteit en er is minder kans op rhizoctonia-aantasting. AM-beleid De teelt van pootaardappelen mag uitsluitend plaatsvinden op percelen die voorafgaand aan de teelt zijn be monsterd en vrij bevonden zijn van cysten van het aardappelcysteaaltje. De Keuringsdienst RDN van de NAK voert de bemonstering en het on derzoek uit. Tijdige aanmelding bij de NAK is dus noodzakelijk om op tijd een perceelskeuze te kunnen maken. Percelen waarop eën besmetting wordt aangetroffen, krij gen van de PD een besmetver klaring. U kunt ook eigen "intensief grond onderzoek" (laten) doen, van be lang voor het opsporen van een eerste besmettingshaard en voor bi- otypeonderzoek. De uitslag hiervan gaat niet naar de PD. Wanneer na intensief grondonderzoek een ver klaring "vrij van levende AM- cysten" afgegeven is, is bij de teelt van 1 op 3 geen grondontsmetting meer verplicht. Bemesting Fosfaat bevordert de wortelontwik keling en heeft een positief effekt op de beginontwikkeling en de knol zetting van het gewas (sortering). Bij Pw-getal 25 is het advies 140 kg P205 per ha. Kali. Een goede kalitoestand van de grond is belangrijk. Kali heeft in vloed op de opbrengst en de kwali teit. Het verdient aanbeveling chloorhoudende kali, zoals kali-60 te strooien in het voorafgaande na jaar. Bij aanwending kort voor het poten heeft chloorarme meststof de voorkeur. Bij een K-getal van 18 is het advies 230 kg K20 per ha. Bij bouwplanbemesting uiteraard hoger. Stikstof. Er bestaat geen goede re latie tussen N-voorraad in de bodem en de opbrengst van pootaardappe len. Voor de praktijk betekent dit een gift van 120 N (var. 80-160 N), afhankelijk van de grondsoort, het ras, de voorraad in de grond, toepassing van organische mest en de lengte van de groeiperiode. Over bemesting en ook bepaling van het NO.-gehalte in de bladsteeltjes is alleen zinvol bij de doorgroeiteelt met een langere groeiperiode. Beperking van de N-gift heeft vele voordelen: vroegere knolzetting, be tere knolzetting en sortering, minder loofontwikkeling en betere selektie, minder aantrekkelijk voor luizen, minder kans op phytophthora, snel lere ouderdomsresistentie tegen vi rusziekten en gemakkelijker loofdoding. Organische mest Een beperkte gift van organische mest is mogelijk met een aange paste stikstofgift. Bij teelt op ad viesdatum is organische mest minder aantrekkelijk, omdat een deel van de stikstof pas vrij komt na het groeiseizoen. Bij toepassing van organische mest kunnen de hoe veelheden fosfaat en kali in minde ring worden gebracht op de kunstmestgift. Magnesium Bij een aantal rassen kan magnesi Bij goed voorgekiemd pootgoed hoort planten met een Strukturai of Vicon Koningsplanter (foto Eric Vegter). umgebrek optreden. De plant krijgt een bleekgroene kleur tussen de nerven, de bladrand blijft lang groen. Er zijn duidelijk rasverschillen in gevoeligheid voor magnesiumge brek. Gevoelig zijn o.a. Desirée, Dia mant, Cardinal, Jaerla, Saturna, Spunta en Marijke. Weinig gevoelig zijn o.a. Bintje en Agria. Bij het zichtbaar worden van mag nesiumgebrek wordt geadviseerd te spuiten met 80 kg bitterzout per ha in 600 liter water en zo nodig herha len. Bladvoeding met Wuxal of Ferti- chel Mg bevat te weinig magnesium om het gebrek op te heffen. Pootafstand, aantal planten en sten gels per m2 Voor een goede produktie en sorte ring is een aanslag gewenst van 80-100 knollen per m2 (voor de kon- sumptieteelt bedraagt het gewenste aantal knollen slechts 30-40 per m2). Hoe dit te bereiken, is afhankelijk Uit een uitgebreide monstéranalyse is gebleken dat er in het pootgoed uit Noord- en Oost-Nederland veel Rhizoctania voorkomt. De monster- name werd uitgevoerd door Sche ring AAgrunol in partijen pootaardappelen geteeld op de Gro ningse, Drentse en Overijsselse zand- en dalgronden. De gevonden aantasting is veel zwaarder dan in de afgelopen jaren en valt voor drie kwart in de klasse 'matig' of 'zwaar besmet'. Van de 69 genomen monsters bleken er slechts twee vi sueel blank. van: ras, potermaat, wel of niet voorkiemen, en grondsoort en voch tigheid grond tijdens de knolzetting. De lengte van de groeiperiode is van belang voor de vraag hoeveel sten gels per m2 er noodzakelijk zijn. Het uitgangspunt is minimaal 30 sten gels per m2. Bij rassen met een ge ringe knolzetting en bij de doorgroeiteelt zijn 35 40 stengels per m2 nodig. Het schema dient als richtlijn. Eerstgenoemde aantallen gelden bij de normale teelt van Bint je, goed voorgekiemd. De laatstge noemde aantallen gelden voor veel andere rassen met een mindere knolzetting en een langere groeiperi ode. Zie schema. Potermaat Voor een regelmatige opkomst en een vroege selektie is poten per maatsortering van 5 mm (max. 10 mm) verschil van belang. Grote ma ten zijn sneller böven maar geven bij sommige rassen meer problemen met moederknollen bij de oogst. Bij de groeiteelt geeft dit minder pro blemen. Voorkiemen Voor de pootgoedteelt is voorkie men zinvol en afhankelijk van: ras, klasse en moment van loofvernieti- ging, virusgevoeligheid van het ras en de lengte van de groeiperiode. Pootgoed dat fysiologisch ouder is bij het poten, geeft een snellere en gelijkmatiger opkomst, een vroege re knolaanleg. Anderzijds geeft het minder loof en een eerdere afrijping. Hoe korter het groeiseizoen, des te groter is de meeropbrengst van voorgekiemd ten opzichte van niet voorgekiemd pootgoed. De topspruit dient verwijderd te wor den, anders komen er te weinig kiemen. Indien er vroeg gerooid wordt, is het voorkiemen zeer lonend en geeft 3-6 ton per ha meer opbrengst. Bij rooien op de A-datum levert voor kiemen ongeveer 1-3 ton meerop brengst. De ogen moeten los zijn bij het poten, poot dus nooit uit gangsmateriaal rechtstreeks uit de mechanische koeling. Bij een warm- testoot tot 18°C dient verder voor gekiemd en afgehard te worden in kiembakken of kiemzakken (systeem Joppe). Bij een geleidelijke stijging van temperatuur tot 8 10°C verloopt de kieming minder snel. De traagkiemende rassen zoals Agria, Turbo en Nicola, die van natu re een lange kiemrust hebben, altijd op één of andere manier voor kiemen. Pootmachine Bij goed voorgekiemd pootgoed hoort planten met een Strukturai of een Vicon Koningsplanter. Poterma- ten tot 5 mm verschil geven de bes te regelmaat in de rij. Bij witte puntjes kan ook een gewone poot- machine met dubbele pootketting gebruikt worden. Let er op dat de Schema Poter maat 28/35 35/45 45/50 Planten/ha 90.000-120.000 60 000- 75.000 50.000- 60.000 Pootafstand in de rij 15-11 cm 22-18 26-22 Kg pootgoed/ha 2200-2900 kg 3200-4000 kg 3900-5000 kg Vorig jaar werd in het district van de keuringsdienst Rivieren-Delta- Nederland van de NAK 3,7 procent van de pootaardappelen afgekeurd, een gemiddeld beeld ten opzichte van de andere jaren (met uitzonde ring van 1989). Gedeklasseerd werd 28,5 procent, wat duidelijk beter is dan het resultaat van de voorgaande drie jaren. De aangifte had vooral betrekking op de klassen E (45,2 procent) en A (48,7 procent). Mozaïek- en bladrolvirus zijn oorza ken van 27,7 procent van de afkeu ringen. Andere oorzaken: primair virus 9,1 procent, bacterieziekten 24,3 procent, nacontröle 14,4 pro cent en overige oorzaken 24,5 pro cent. De oorzaken van de deklasseringen liggen in een zelfde lijn. Uit een meerjarig overzicht van de oorzaak 'virus' blijkt dat mozaïek op hetzelfde niveau uitkomt als een jaar eerder en er van oogst 1991 re latief weinig primair werd geconsta teerd. Op grond van de resultaten van de nacontröle is er vanwege vi rus iets meer afgekeurd dan van oogst 1990. Bij de deklasseringen op virus is een gelijksoortig beeld te zien, alleen ligt de nacontröle hier meer in lijn met oogst 1990. De overige oorzaken bestaan vooral uit opslag/vermenging, beschadiging, belending en stand/open plaatsen. Als oorzaak voor deklassering ne men de 'overige oorzaken' in bete kenis af. Het voorkomen van bacteriezieke planten als oorzaak voor deklasse ring en afkeuring ziet er vrij stabiel uit: deklassering 5,3 procent en af gekeurd 1,2 procent. In de nacontröle werden mede als gevolg van het gewijzigde rooida- tumbeleid 2.042 percelen onder zocht, een duidelijke toename in de afgelopen drie jaren. Gedeklasseerd werd 5,2 procent en afgekeurd 0,8 procent. Het lage percentage afkeu ringen betekent een duidelijke ver betering ten opzichte van de voorgaande jaren. pootmachine op nauwe afstand in de rij kan poten. Beregening Beregening is gunstig voor de knol zetting en schurftbestrijding alsme de de produktie en sortering in droge jaren. Men begint gauw te laat. Om de knolzetting te bevorde ren, dient de grond rond de knol in de rug vochtig te zijn op het mo ment van knolzetting. Dus juist daarvoor dient beregend te worden. Er zijn ook goede resultaten opge daan met beregenen kort voor het aanfrezen van de ruggen in een dro ge periode. Onkruidbestrijding Mogelijkheden bij de teelt van poot aardappelen: - Bodemherbiciden op bezakte grond: Patoran, Aresin, Afarin of Kombyrone. Kans op schade, niet te hoge dosering gebruiken. - Kontaktherbiciden kort voor op komst: Herbogil olie, Igrater. - Na opkomst: kappenspuit met Herbogil olie. U mag geen sten- - gels raken, daat dit problemen kan geven bij de keuring. - Mechanisch door een verlate rug- opbouw bij de opkomst. Rhizoctonia Rhizoctonia solani (lakschurft) is een gevreesde schimmelziekte die met het pootgoed overgaat. Er kan ook besmetting vanuit de grond op treden. De sclerotiën komen vooral na het doodspuiten op de nieuwe knollen. Daarom dient na doodspui ten binnen 10 dagen gerooid te wor den. De knollen moeten dan echter wel afgehard zijn. Looftrekken is in dit opzicht veel gunstiger. Ook na een grondbehandeling met Monce- reen heeft u meer ruimte tussen loofvernietiging en rooien, zodat dit voor de meeste pootgoedtelers een must is. Bij de partijkeuring door de NAK geldt voor klasse S en SE een bo vengrens van maximaal 10% van de knollen licht bezet met sclerotiën. Voor de klassen E, A, B en C geldt een bovengrens van maximaal 25% licht. De sorteerverliezen kunnen bij een besmetting erg groot zijn. Er is eerder kans op rhizoctonia- besmetting bij: een kortere groeipe riode, lichtere gronden, grond met een hoog humusgehalte, en een nauwere teeltfrequentie. Om besmetting vanuit de grond te gen te gaan, dient u tijdens het po ten een grond/knolbehandeling toe te passen door middel van een rij- enspuit op de pootmachine. Bij een hoge infektiedruk: 10 liter Monce- reen per ha. Bij een matige infektie druk: 7,5-5 liter Moncereen per ha. Voor deze rijenbehandeling dient de pootmachine uitgerust te zijn met een speciale rijenspuit, voorzien van 2 of 3 spuitdoppen per rij, die op de vallende grond en/of de knol spui ten. De voorste dop dient 1/3 en de achterste dop(pen) 2/3 van het mid del te verspuiten. Een aparte knol- behandeling is dan niet meer noodzakelijk. Bij geen of een nauwelijks te ver wachten infektiedruk vanuit de grond (zware grond, ruime teeltfre quentie), kan ook volstaan worden met een knolbehandeling tijdens het poten met Moncereen, Solacol of Rovral. Ook kunnen de knollen vóór het poten worden behandeld door middel van dompelen of douchen met een 3% Solacol of een 4% Monceréen-oplossing. Met een schijfvernevelaar kan ook Monce reen vloeibaar tijdens het vullen van de kiembakken worden toegepast. Andere teeltmaatregelen zoals luis- bestrijding, bespuiting met minerale olie ter voorkoming voor virusinfek- tie en loofdoding, zullen in een vol gend artikel worden behandeld. Er kan reeds vermeld worden, dat voor de loofdoding het middel Finale in middels is toegelaten. Dit middel is goed op de stengeldoding en voor komt nieuwe uitloop beter. Finale is toegelaten op een geklapt gewas, als rijenbespuiting of volvelds- bespuiting. ing. A. Bakker, DLV Akkerbouw Goes

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1992 | | pagina 14