Een loopbaan in de landbouw
Markante figuren in agrarisch Nederland'
Sicco Mansholt
saties en het Landbouwkre
dietwezen.
Als collega in de Eerste Kamer heb
ik de Blerickse fruitteler Mertens le
ren kennen als een rustig, bekwaam
tacticus, die als zodanig inderdaad
invloedrijk werkzaam wist te zijn en
ontzag verwierf. Hij was geen pola-
risator, maar voorstander van het
harmoniemodel: het artikel memo
reert dat met reden. De latere scher
pe acties in agrarische kring waren
niet zozeer zijn stijl. Zijn streven
naar centralisatie van ons Neder
landse Coöperatieve bankwezen
werd in 1972 met succes bekroond.
Politiek
Het overzicht door W. Dijkstra van
het leven van de Wageningse hoog
leraar R.D. Politiek komt wat ver
schillend over, vergeleken bij de
eerdere schetsen. Dat komt omdat
het stuk over deze veeveredelaar,
over de 'architect van de heden
daagse fokkerijstructuur in Neder
land', geheel bepaald wordt door de
nadruk op het verloop van dit kern
gegeven in diens werk. In dit be
werkte vraaggesprek is de
wetenschapsman telkens zelf aan
het woord. Ik kan niet nalaten een
kenmerkend zinnetje te citeren: 'Op
centimeters fokken is verloren moei
te'. Wie zelf nu eens goed met de
'Werdegang' van de naoorlogse
rundveefokkerij in Nederland wil
kennismaken moet dit hoofdstuk le
zen. Zelf iemand zijnde, die in de di
recte familie een NRS-inspecteur als
gesprekspartner had, heb ik van dit
verhaal genoten.
Gerrit Braks
Alfred van Dijk tenslotte, de journa
list van o.a. 19NU interviewde oud
minister van Landbouw, Natuurbe
heer en Visserij, Gerrit Braks. Braks
blijkt een laatbloeier geweest, op
zijn 31e werd hij landbouwkundig
ingenieur. De media verzuimden la
ter niet te vermelden dat hij in het
bezit was van het diploma handmel-
ken. Het is de journalist Van Dijk wel
toevertrouwd geweest Braks als in
teressant en levendig mens te schil
deren. De geschiedenis is in zijn
geval zo recent, dat ik hier niet na
der op hoef in te gaan. Of we van de
huidige voorzitter van de KRO en de
toch wel specifiek Brabantse CDA-
er in de Eerste Kamer nog speciaal
zullen horen, moeten we af
wachten.
Al met al heeft het Gronings Insti
tuut voor insiders - en hopelijk ook
voor outsiders - een belangwekkend
geschrift gepubliceerd. Het kost
f 35,—. Het is goed uitgevoerd.
Onze boeren zouden er goed aan
doen er kennis van te nemen. Of le
zen ze niet meer, of zeggen of den
ken ze dat ze geen tijd hebben om
te lezen? Dan hebben ze ongelijk.
Ik denk niet dat een reeks als deze
met 12 figuren uitgeput is. Het moet
mogelijk zijn nog zo'n serie op te
zetten. Ik denk aan namen als P.B.
de Boer, prof. C.W. Visser, om er
maar een paar te noemen. Ander
zijds begrijp ik ook wel dat noch ge
gevens, noch auteurs gemakkelijk
voor het opscheppen zijn. Maar hoe
langer men wacht, hoe moeilijker
het soms wordt om zo getrouw mo
gelijk de waarheden der geschiede
nis te benaderen.
M.A. Geuze
Onder die titel is in 1991 als uitgave
XXIII van het Nederlands
Agronomisch-Historisch Instituut te
Groningen een boek van 200 blad
zijden verschenen, dat biografische
artikelen bevat over een twaalftal
topmensen in de vaderlandse land
bouw. Zeven van hen zijn niet meer
in leven, de andere vijf hebben - op
Braks na misschien - hun carrière
afgesloten. Aan tien is een artikel
gewijd, twee zijn bewerkte inter
views. Elf van de twaalf heb ik per
soonlijk gekend;één van de redenen
om een beschouwing over deze pu
blicatie te geven.
Ir. Pierre Lardinois
De ondertitel gewaagt van 'Markan
te figuren in agrarisch Nederland'.
Dit is ongetwijfeld het geval, boven
dien is de variatie in keuze ruim
gesteld. De helft heeft in Wagenin-
gen gestudeerd. Doch de sa
menstellende redacteur, drs. RC.M.
Hoppenbrouwers, signaleert wel dat
van de geportretteerden vier Gro
ninger van afkomst zijn, terwijl niet
één vrouw is opgenomen (wel was
één van de auteurs vrouw). Van tien
waren de ouders boer. Bij G.W.
Stroink - vóór 1941 o.a. voorzitter
van het Centraal Bureau, de Centra
le Raiffeisenbank en de OLM - was
dat niet het geval, evenmin als bij
Lardinois, wiens vader molenaar
graanhandelaar was.
Daar twaalf verschillende auteurs
de artikelen voor hun rekening ge
nomen hebben, is de aard van de
bijdragen uiteraard verschillend en is
ook de indruk die zij achterlaten uit
eenlopend. Stroink, waarmee de
reeks begint en die ik alleen van ho
ren zeggen gekend heb, komt zeker
als zeer markant naar voren. Ik heb
zijn levensverhaal met stijgende be
wondering gelezen - het was een
geweldige vent, coöperator en bou
wer. Waard om de spits van deze
serie af te bijten en hem niet te ver
geten. Dat zijn neef, mr. A.F.
Stroink, de vroegere secretaris van
de Groninger Mij. van Landbouw,
deze bijdrage kon verzorgen, moet
bepaald een voordeel geweest zijn.
Jakob Elema
Ook het verhaal over de Rijksland-
bouwleraar Jakob Elema, geschre
ven door drs. S.W. Foorthuis, is
boeiend uitgevallen. Van 1895 tot
1937 hield hij 774 lezingen in ca-
fé's, kerkzaaltjes en herbergen voor
Drentse boeren om nieuwe metho
den en technieken onder hen ingang
te doen vinden. Tienduizenden hec
taren heide- en veengronden wer
den tijdens zijn loopbaan ontgonnen
tot bouw- of grasland en Elema's
naam steeg parallel met deze om
vorming van het Drentse landschap.
Hij doceerde voor de oorlog het vak
Grondverbetering in Wageningen. Ik
ben één van de laatsten geweest
die examen bij hem deden. Eerst
moest hij weten waar je vandaan
kwam. 'Uit Zeeland, professor'.
'Voor mijn vak niet veel te doen',
vervolgde hij. 'Toch wel, professor' -
je was er op voorbereid - 'kleiwoe-
len op Walcheren'.
Elema was een groot kenner van ge-
breksziekten van de bodem. De wat
eenzijdige belangstelling van de col
lega's in het Wageningse voor de
zuurgraad van gronden in die decen
nia, kon hij ironisch op de korrel ne
men, door relativerend te spreken
over de poeha in plaats van de PH.
Elema was ook de man die een
examenkandidaat die bij hem afstu
deerde de raad meegaf: 'Je moet
nooit liegen. Je kunt toch niet alles
onthouden wat je ooit gezegd hebt
en dan ga je de boot in'. Er zullen
niet veel RLC's geweest zijn die hun
portret in vele boerenwoningen aan
de wand zagen hangen. Dat dat bij
Elema het geval was, zegt genoeg.
Chris van den Heuvel
Het derde artikel behandelt CBTB-
voorman Chris van den Heuvel, ge
schreven door drs. Lideke Leemhuis.
Met nummer 4, N.G. Addens, is Van
den Heuvel de enige die zowel voor
als na de Tweede Wereldoorlog aan
bod is geweest. Van den Heuvel -
eerst 10 jaar boer in de Haarlem
mermeer, daarna had hij een be
drijfsleider - was liefst van 19*22 tot
1956 AR-lid van de Tweede Kamer.
Hij verkreeg grote bekendheid door
zijn politieke activiteiten om in de
crisistijd overheidssteun voor de
landbouw te verkrijgen, te beginnen
met zijn interpellatie over de nood
toestand in de suikerindustrie, reeds
in 1928. En nog in 1957, herinner ik
mij, traden we gezamenlijk op voor
7.000 boeren in Utrecht, in het ka
der van de actie 'Ruk aan de bel'.
Nanno G. Addens
Zo slagvaardig met de tong als
Chris van den Heuvel was, zo goed
op papier was Nanno G. Addens,
ere-doctor van de Groningse Univer
siteit wegens zijn verdiensten voor
de geschiedbeoefening. Hoppen
brouwers, ook geschiedkundige,
heeft hem zelf voor zijn rekening ge
nomen. Zoals P.J. Bouman de ge
schiedenis van de ZLM verzorgde,
werd Addens de kroniekschrijver
van de Groninger Mij. met een Ge
denkboek 1837-1937. Addens was
geen boer, zeiden de Groningers, hij
was een geleerde. Als je bij hem op
bezoek ging, trof je hem nooit in het
veld, maar in zijn studeerkamer. Hij
had trouwens ook geen dankbare
grond op dat bedrijf op de rand van
Bellingwolde en Vrieschelo in die
crisis- en oorlogsjaren.
Piet M. van Nieuwenhuyzen
Dr. Piet M. van Nieuwenhuyzen,
Steenbergse boerenzoon, als eco
noom later directeur van het Econo
misch Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf, begon zijn carrière bij
het LEI. Hij heeft als zodanig samen
gewerkt met prof.dr. Jan Horring,
ook econoom en zijn chef-directeur
bij het LEI. Zijn bijdrage voor Horring
leest dan ook uit de eerste hand.
Het is insiderswerk. Zowel de op
bouw van het LEI als Horrings kun
digheid en onafhankelijke opstelling
- mede als Raadsadviseur bij Land
bouw later - komen uitstekend voor
het voetlicht.
Lardinois
Beeldend is ook de schets van Foort
huis en drs. J.D.R.. van Dijk over
Pierre Lardinois, Limburger,
rijkslandbouwconsulent, landbouw-
attaché, Tweede Kamer-lid, NCB-
voorzitter (de eerste van buiten). Eu
roparlementariër, minister van Land
bouw, Europees Commissaris en
tenslotte 'Mister Rabo'. Maar 62
jaar oud geworden, al werd deze
Bourgondiër 'zo sterk als een beer'
genoemd. Een citaat: 'Een rustige
oude dag heeft hij niet gekend,
maar rust was ook niet kenmerkend
voor zijn karakter'.
Sicco Mansholt
Drs. J. Jaspers waagde zich aan de
socialist Sicco Mansholt. Wie
Mansholt goed uit de doeken zou
willen doen, zou daarvoor honder
den bladzijden behoeven en niet
tien zoals hier de toegemeten ruim
te. Toch geeft de auteur een ver
dienstelijk samenvattend overzicht
van Mansholts veelvervige levens
geschiedenis. Zo zal niet iedereen
weten dat Mansholt op een thee
plantage op Java gestart is. Terecht
eindigt de schets met de Mansholt
van vandaag, die zijn licht nog
steeds niet onder een korenmaat
heeft verborgen.
Knottnerus
De van zijn 40ste tot zijn 65ste als
KNLC-voorzitter opgetreden ir. Cees
Knottnerus wordt door de vroegere
secretaris van het Landbouwschap,
drs. M.L. de Heer, gekenschetst als
onderhandelaar, waarbij ook diens
COPA-lidmaatschap en voorzitter
schap, kortom zijn internationale op
treden, ruim en verdiende aandacht
krijgt. Toch is het een wat vlak stuk
geworden. Over Knottnerus was
nog wel meer markants te vertellen
geweest. Overigens is de afsluiting
over hem als persoon bepaald juist
gekarakteriseerd en treffend sa
mengevat.
Schilleman Herweijer
Dan is de landinrichter ir. Schilleman
In 1976 nam ir. C.S. Knottnerus afscheid a/s voorzitter van het KNLC en het Landbouwschap, waarvan
hier een foto. V.l.n.r. mevrouw en de heer Knottnerus, drs. P. Bukman, de huidige minister van Landbouw,
die toen voorzitter van het Landbouwschap werd, en mevrouw en de heer buteijn, die ir. Knottnerus a/s
voorzitter van het KNLC opvolgde.
Mertens
'Eén van de tweehonderd' geeft drs.
W.J.M.J. Rutten mee aan het stuk
over C.G.A. (Gérard) Mertens. Dit
slaat op een uitspraak van diens
naamgenoot Mertens, de voorzitter
van het Nederlands Katholiek Vak
verbond, die vond dat de economi
sche politieke macht in Nederland in
handen was van een groep van
slechts 200 personen. Men kan het
zo laten, zeker is dat Mertens 40
jaar lang als voorman is opgetreden
van de Katholieke landbouworgani-
Herweijer aan de beurt, de man die
Zeeland zich herinnert als eerste in
specteur, daarna Directeur van
Landbouwherstel, gestart in
1944/'45. Hij studeerde tegen de
oorlog in Wageningen en net als
schrijver dezes werd hij gegrepen
door de colleges van de Utrechtse
economisch geograaf Van Vuuren.
Zijn ex-medewerker dr.ir. A. van den
Brink beschrijft Herweijer zeer juist
als een voortvarend man die onmid
dellijk na de bevrijding het land
bouwherstel fors aanpakte en niet
aarzelde nieuwe experimentele we
gen te doen inslaan. Zowel op Wal
cheren direct, als in de Zeeuwse
noodgebieden, later in 1953, heeft
men van zijn zienswijzen gepro
fiteerd.
Ik herinner mij nog levendig de grote
vergadering in Middelburg waar hij
het diep onderploegen van gips ka
pittelde. 'En als Reynierse (die hij dit
tussen Nieuwland en Middelburg
had zien doen) daar niet mee op
houdt, krijgt hij geen gips meer',
hield hij de zaal voor. Als opvolger
van Mesu bij de Cultuurtechnische
Dienst heeft hij met zijn verkave
lingsschema's hele gedeelten van
het platteland modern gestempeld
en zodoende gezorgd dat men daar,
met zijn (inmiddels aangebroken
EEG-)tijd meekon. Alleen zijn latere
ambtelijke jaren buiten de landbouw
hebben we gemist.