Waterschap versoepelt regels
voor beplanting langs sloten
Waterschappen willen minder
meststoffen in de sloot
Dijken en
natuurterreinen
erkennen als
bedrijfsgrond
Grondgebruiker krijgt meer mogelijkheden
Zeeuwse landbouw
blij met besluit
over Haringvliet
Landbouwschap:
geen landbouwgrond
voor oefenterrein
12
Mini i\A/c n
I V V w
y ii f
Het Waterschap Noord- en Zuid-
Beveland heeft de beplantingsregels
voor stroken langs wegsloten, ka-
velsloten, en dijksloten versoepeld.
De nieuwe regels komen er op neer
dat beplantingen (fruitbomen, wind
schermen) en afrasteringen onder
bepaalde omstandigheden dichter
op de sloot mogen worden ge
plaatst.
Officieel bestaat er een verbod om
binnen zeven meter van een sloot
bouwwerken of beplantingen neer
te zetten. Dit om het machinale* on
derhoud van sloten en watergangen
niet te belemmeren. In de praktijk
werd door het waterschap, indien
enigszins mogelijk reeds ontheffing
verleend van dit verbod, waarbij tot
nu toe als regel een vrije strook van
minimaal 5 meter breed werd aan
gehouden.
Lange armen
Doordat nieuwe types machines op
de markt komen, is het waterschap
thans in staat de noodzakelijke be
plantingsafstanden te verkleinen.
De moderne machines voor sloot-
en bermonderhoud hebben zodanig
lange armen dat sloten met een bo
venbreedte tot zes meter vanaf één
zijde volledig kunnen worden ge
maaid. Juist sloten tussen de vijf en
zes meter breed komen in de prak
tijk veelvuldig voor.
De nieuwe machines maken het
mogelijk tegemoet te komen aan
verzoeken uit de praktijk, vooral van
fruittelers, die een windscherm wil
len plaatsen of nieuwe vruchtbo
men willen planten. Een verplichte
vrije strook van vijf meter langs de
sloot kost immers nogal wat op
brengst, zeker als het om grote af
standen gaat. Voor sloten met een
bovenbreedte tot maximaal zes me
ter kan de grondgebruiker door het
gewijzigde ontheffingenbeleid sinds
kort tot één meter uit de insteek van
de waterloop inplanten. Dat bete
kent dus een winst van vier meter
aan één zijde van de sloot.
Alvorens de ontheffing te verlenen,
stelt het waterschap als eis dat er
aan de andere zijde van de sloot in
elk geval een vrije ruimte van vijf
meter breed beschikbaar moet zijn.
In dat geval is dus de medewerking
van de 'overbuurman' vereist. Deze
zal eerst een 'verklaring van geen
bezwaar' moeten ondertekenen,-
waardoor hij aangeeft zijn collega
aan de overzijde terwiile te zijn. De
ervaring leert dat de medewerking
graag wordt verleend. De overbuur-
De Gewestelijke Raad voor Zeeland
van het Landbouwschap heeft met
instemming kennis genomer van
het besluit van het Bestuurlij* Over
leg Hollandsch Diep Haringvliet
Biesbosch om vooralsnog af te zien
van het terugbrengen van de getij
debeweging in het Haringvliet.
Een wijziging in het beheer van de
Haringvlietsluizen zou tot gevolg
hebben dat het zoete water veran
dert in brak water, hetgeen de
sastreus zou zijn voor de
zoetwatervoorziening van de land
en tuinbouw in zuidwest Nederland.
Het Zoommeer, dat in verbinding
staat met het Hollands Diep en Ha
ringvliet, is de enige bron voor een
aantal zoetwatervoorzieningsprojek-
ten in de provincie Zeeland. De reali
sering ervan is reeds ter hand
genomen. De georganiseerde land
bouw hecht er grote waarde aan
dat het Zoommeer voor genoemde
funktie behouden blijft.
man profiteert immers mee van de
beplanting (windscherm) aan de an
dere kant van de sloot.
Nieuwe regels
Voor de volledigheid volgen hier de
nieuwe regels van het Waterschap
Noord- en Zuid-Beveland.
- Bij wegsloten en dijksloten met
een bovenbreedte tot max. zes me
ter (was vijf) waarbij geen beplan
ting op de wegberm staat, kan
ingeplant worden tot op één meter
uit de insteek van de waterloop.
- Bij kavelsloten met een boven
breedte tot max. zes meter (was
vijf) kan de eerste aanvrager inplan
ten tot op één meter uit de insteek
van de waterloop (met overlegging
van een verklaring van geen be
zwaar van de overliggende gebrui
ker). De tweede aanvrager kan
planten tot op een afstand van vijf
meter uit de insteek van de wa
terloop.
- Bij watergangen met een boven
breedte tussen zes meter (was vijf)
en tien meter kan aan beide zijden
worden ingeplant tot op vijf meter
uit de insteek. Bij watergangen met
een bovenbreedte tussen tien en ze
ventien meter kan aan beide zijden
worden ingeplant tot op 5,50 meter
uit de insteek van de waterloop. Is
de bovenbreedte groter dan zeven
tien meter dan dient aan beide zij-
Op Noord- en Zuid-Beveland heeft het waterschap de beplantingsmo
gelijkheden langs sloten en watergangen verruimd
den de reglementaire vrije strook
van zeven meter in acht te worden
genomen.
De Zeeuwse waterschappen willen
dat de boeren zich beter aan de re
gels houden ten aanzien van het op
slaan van pluimveemest op het land
en het meebemesten van sloten.
Door onachtzaamheid vanuit de
landbouw komen er volgens de wa
terschappen teveel meststoffen in
het oppervlaktewater. In on
derstaand artikel wijst de Zeeuwse
Waterschapsbond op de nadelige
invloed die dat heeft op de water
kwaliteit. De waterschappen oefe
nen de zorg uit over de kwaliteit van
het oppervlaktewater.
In Nederland is de belasting vap het
oppervlaktewater met stikstof en
fosfor zeer hoog, als gevolg waar
van de sloten en plassen erg voed
selrijk zijn. In het kader van
verschillende actieplannen (onder
andere Rijn en Noordzee) is over
eengekomen dat de fosfor- en
stikstofbelasting van het oppervlak
tewater in 1995 met de helft ten op
zichte van 1985 zal worden
teruggebracht. Zonder tot ingrijpen
de maatregelen te hoeven overgaan
kan het op deskundige wijze op
slaan van mest en het verminderen
van meemesten helpen om de
fosfor- en stikstof belasting van op
pervlaktewateren terug te dringen.
Mestopslag
Op verschillende plaatsen worden
vanaf het vroege voorjaar tot het
einde van het seizoen op akkers
hoeveelheden mest opgeslagen.
Veelal gaat het om van elders af
komstige (kippe)mest die men op
reeds ingezaaide akkers tijdelijk be
waart. De praktijk leert dat men de
ze mest veruit in de meeste gevallen
op de strook langs een sloot of zelfs
op een toegangsdam deponeert.
De volgende problemen doen zich
daarbij voor:
1. Uitvoeren van onderhoud wordt
bemoeilijkt, soms zelfs onmogelijk.
Met name het wegzetten van vrijko
mende specie levert problemen op.
2. Bij opslag van natte mest zakt in
een aantal gevallen de uit de mest
afkomstige vloeistof weg naar de
bodem. Zeker in natte periodes
vloeit deze stof echter af naar het
oppervlaktewater. Ook bij droge
mest speelt in vochtige periodes dit
probleem. (Met het op doelmatige
wijze afdekken van de mestopslag
kan overigens al een groot deel van
de verontreiniging worden voorko
men). Door onjuiste opslag gebeurt
het bovendien regelmatig dat grote
hoeveelheden mest rechtstreeks in
het oppervlaktewater terecht
komen.
Omdat deze lozingen zeer nadelig
zijn voor de zuurstofhuishouding
van het oppervlaktewater en hier
aan bovendien een veel te grote
hoeveelheid voedsel wordt toege
voegd is er sprake van een uiterst
ongewenste sitiiatie. De WVO (Wet
Verontreiniging Oppervlaktewate
ren) verbiedt het brengen van veront-
reinigde stoffen in het
oppervlaktewater. Ook de opslag
van mest binnen zeven meter uit de
insteek van een waterloop is verbo
den (VWWZ: Verordening Waterke
ring en Waterbeheersing Zeeland).
De waterschappen zullen, omdat
het euvel zich steeds vaker voor
doet en er bovendien extra kosten
mee gemoeid zijn, het handhavings
beleid op dit gebied stringenter toe
passen. Vooralsnog hopen ze door
aanwijzingen in de preventieve sfeer
het-handhaven van de regels op re
pressieve wijze te kunnen
voorkomen.
Door ongewild meebemesten van sloten komt veel meer stikstof en
fosfor in de sloot terecht dan eerst werd aangenomen, zo hebben on
derzoekers onlangs vastgesteld
Meemesten van sloten
Directe lozingen in het oppervlakte
water zijn verboden. Het mee
mesten van sloten, alhoewel
onbedoeld, hoort ook in deze cate
gorie thuis. Recent onderzoek aan
de Rijksuniversiteit van Leiden heeft
uitgewezen dat de totale hoeveel
heid stikstof en fosfor die zo in het
oppervlaktewater terecht komt veel
groter is dan werd aangenomen.
Voorzichtige schattingen wijzen op
een totaal van 6,5 miljoen kilo
stikstof (kunstmest) en 0,43 miljoen
stikstof (drijfmest). Voor de fosfor-
belasting bedragen deze cijfers:
0,47 miljoen kilo bij kunstmest en
0,17 miljoen kilo bij drijfmest.
Per sloot (uitgedrukt in kilogram per
kilometer slootkant) levert dat de
volgende resultaten op.
stikstof fosfor
Kunstmest 13,0 0,94
Drijfmest 0,86 0,34
De belasting van een sloot wordt
behalve dopr de breedte ervan en
het bemestingsniveau van de aan
liggende percelen ook bepaald door
de mestverdeling over het perceel.
Verder van de tractor af komt min
der mest. Bij de volgende rondgang
overlappen de strooibeelden elkaar
en ontstaat er een gelijkmatig be
mestingsniveau. Dit leidt echter tot
het ongewild meebemesten van de
sloot. Op eenvoudige wijze en met
financiële voordelen voor de betrok
kenen is die verontreiniging in te
dammen door vergroten van de rij
afstand bij het uitrijden van de mest
en het toepassen van andere tech
nieken, zoals zodebemesting,
mestinjectie en een kantstrooivoor
zieningen aan de kunstmeststrooier.
Bij het uitrijden van dierlijke mest is
de mestverdeling van de gangbare
mesttanken zodanig dat er door een
grotere rijafstand tot de sloot nog
geen sprake is van onderbemesting.
Voor het verspreiden van kunstmest
is er bijvoorbeeld een pc-
programma voor melkveehouders
ontwikkeld: het KantstrooiAdvies
Systeem. Het systeem berekent de
gevolgen van een gekozen rij af
stand tot de sloot. Zowel bedrijfsbe
lang (mestverliezen, oogstderving
door onderbemesting) als milieube
lang (emissies naar slootkant en
sloot) zijn hiermee gediend. Het be
palen van een gunstige rijafstand is
op deze wijze mogelijk.
Zelfs zonder toepassing van de
meest ingrijpende maatregel, het
verminderen van het bemestingsni
veau, zijn de resultaten in velerlei
opzicht al aanzienlijk. Door het mee
mesten te voorkohien kan al een be
langrijk deel van de reductiedoel
stelling worden gehaald.
P. Pijpelink,
voorlichter Zeeuwse
Waterschapsbond
- Bij dijksloten met een bovenbreed
te tot max. zes meter (was vijf) en
een berm onderlangs de dijk zonder
dat daarop een weg is gelegen, kan
slechts ingeplant worden tot op één
meter uit de insteek van de water
loop als de aanvrager ten behoeve
van het waterschap een zakelijk
recht op de dijksberm vestigt. Is on
derlangs de dijk geen berm gelegen
waardoor geen rijbaan aanwezig is,
dan kan ingeplant worden tot op vijf
meter uit de insteek van de wa
terloop.
Voor alle gevallen waarbij men wil
planten op minder dan zeven meter
uit de slootinsteek, moet een aan
vraag om ontheffing van de beplan
tingsvoorschriften bij het
waterschapsbestuur worden inge
diend. Voor zo'n ontheffing is
f 100,— aan legeskosten ver
schuldigd.
Het Landbouwschap wil dat de re
gering definitief afziet van verdere
verplaatsing van militaire oefenter
reinen naar landbouwgrond. De in
ternationale ontspanning heeft de
behoefte aan oefenterreinen ver
minderd, waardoor het beslag op
natuurterreinen almaar minder is ge
worden.
Het Landbouwschap stemt ermee
in dat schapen vanaf 1 februari on
der de mestwetgeving vallen. Wel
dringt het er in een brief aan de mi
nister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij op aan ook dijken en na
tuurterreinen te erkennen als grond
die tot het bedrijf behoort.
Het huidige mestproduktierecht ver
eist grondbezit en langlopende
pachtcontracten. Veel schapenhou
ders beschikken echter niet over
langlopende contracten, voor de dij
ken en natuurgebieden waar zij hun
dieren beweiden bestaan slechts
kortdurende overeenkomsten. Deze
beide weidegronden worden thans
niet erkend als behorend tot het
bedrijf.
Wettelijk beschikken deze bedrijven
dus over zo weinig areaal dat ze al
snel als overschotbedrijf worden
bestempeld. Ten gevolge daarvan
wofden sbhapenhouders onterecht
door een overschotheffing bedreigd,
temeer omdat de milieuvriendelijk
heid van de schapenhouderij niet ter
discussie staat. Ze heeft zelfs een
belangrijke rol in het natuurbeheer.