Akkerbouw
Het voorkiemen van aardappelen
Adviesdienst
bladsteeltjes-
onderzoek
ftüÉÉ," "TT!
Kansen bouwmaterialen van afbreekbare
vezels uit akkerbouwgewassen
Uienmateriaal met resistentie tegen
bladvlekkenziekte èn valse meeldauw
1
Marktverkenning LEI wijst uit:
Of het voorkiemen van aardappelen
zin heeft, is een vrij veel voorko
mende vraag. Voorkiemen vraagt
veel arbeid en door volautomatisch
planten gaan vaak veel kiemen weer
verloren. Uit proeven en praktijker
varingen blijkt, dat spruitverlies
sterk kan worden beperkt als goed
is voorgekiemd, d.w.z. afgeharde
kiemen.
De opbrengst van een aardappelge
was wordt in sterke mate beïnvloed
door de lengte van de produktieperio-
de ofwel het aantal groeidagen.
Het groeipatroon van het gewas
wordt mede bepaald door de fysio
logische ouderdom van de poter.
Pootgoed dat fysiologisch ouder is
bij het poten, zal een snellere ont
wikkeling te zien geven. Dit bete
kent een vlottere en gelijkmatiger
opkomst (belangrijk voor de selek-
tie), een snellere grondbedekking
(eerder maximale produktie) en de
knolaanleg vindt iets vroeger plaats.
Anderzijds zal minder loof gevormd
worden en het gewas zal eerder af
rijpen. Hoe korter het groeiseizoen,
des te groter is de meeropbrengst
van voorgekiemd, ten opzichte van
niet voorgekiemd pootgoed.
De fysiologische ontwikkeling
van de poter
De perioden van ontwikkeling kun
nen op de volgende manier worden
ingedeeld. De overgang van de ene
fase naar de volgende is niet scherp.
I Kiemrustperiode
Faktoren die de kiemrust beïnvloe
den zijn o.a. temperatuuf tijdens de
groei, rijpheidsstadium bij het rooi
en, verwondingen, de bewaartem-
peratuur en het ras. Zo is bekend
dat een hoge temperatuur tijdens de
groei de kiemrust verkort. Ook rijp
gerooide aardappelen hebben een
kortere kiemrust, evenals bescha
digde aardappelen. Na de oogst lo
pen de kiemen van een
aardappelknol niet uit. Een lage
temperatuur, beneden de 4°C,
geeft praktisch geen kieming. Er zijn
rasverschillen.
II Periode van topspruit
Na de kiemrust gaat één topoog uit
lopen en we zien meestal een gehe
le of gedeeltelijke remming van de
andere ogen. Voor de zeer vroege
consumptieteelt laat men deze
topspruit goed ontwikkelen en plant
men deze aardappelen met weinig
stengels. Wanneer men deze
topspruit verwijdert, wat in de
meeste gevallen gebeurt bij de poot-
en consumptie-aardappelteelt, zul
len zich meer kiemen ontwikkelen.
III Periode van normale kiemen
De meeste ogen gaan kiemen en
geven een gewas met _yrij veel
stengels.
IV Periode van de versleten
aardappel
In deze periode worden de kiemen
Cebeco-Zuidwest start een advies
dienst voor bladsteeltjesonderzoek
in aardappelen. Deelnemers kunnen
de bladsteeltjes bij de regionale
vestigingen inleveren. Ze worden
onderzocht op nitraatgehalte, op ba
sis waarvan de coöperatie een
stikstofadvies geeft. De uitslag kan
via Agrotel binnen één dag bekend
zijn.
De doelstelling van deze service is
de telers ervaring op te laten doen
met een lagere stikstofgift in aard
appelen, zonder dat dit ten koste
gaat van opbrengst of kwaliteit.
dun en lang. Bij koud weer is er een
gerede kans op onderzeeërvorming.
De temperatuur is van grote invloed
op de kieming. Als we in staat zijn
de aardappelen lang op een lage
temperatuur te houden, zal het uit
lopen van de topspruit vertraagd
worden. In een mechanisch gekoel
de bewaarplaats bereiken we dit het
best. Pootaardappelen die in een
glazen bewaarplaats met veelal
sterk schommelende temperaturen
worden bewaard, lopen sneller uit.
Bij het voorkiemen moet met boven
genoemde gegevens rekening ge
houden worden.
Het doel van de teelt
Uit bovenstaande blijkt, dat de bes
te manier van pootgoedbehandeling
vooral afhangt van het doel waar
voor de aardappelen geteeld wor
den. Het type grond (vroeg of laat)
en het ras zijn mede bepalend.
I De teelt van vroege consumptie
aardappelen (primeurs)
Om het bijzonder korte groeiseizoen
zo goed mogelijk te benutten, is
voorkiemen bij de teelt van vroege
consumptie-aardappelen één van de
belangrijkste teeltmaatregelen. Ver
lenging van het groeiseizoen is hier
alleen maar mogelijk in het vroege
voorjaar, door te zorgen dat het ge
was eerder boven staat. Zorg daar
om voor goed ontwikkelde en
afgeharde kiemen van 1 a 2 cm. De
wortelaanleg is dan reeds zichtbaar.
Pootgoed met dergelijke kiémen
geeft een vlotte, regelmatige op
komst, een vroege knolzetting, een
matige loofontwikkeling en al vroeg
een goede opbrengst. Om dit te be
reiken, kan men het pootgoed reeds
vroeg in het najaar in kiembakjes
doen en bewaren bij een streeftem-
peratuur van 6 a 8°C. Zodra de kie
men cm lang zijn, in dag- en
kunstlicht plaatsen om af te harden.
Bij open weer is latere opslag bui
ten, voor een werkelijk goede afhar
ding, heel goed mogelijk.
Voorkiemen volgens bovenstaande
methode geeft slechts enkele, goed
ontwikkelde kiemen (topspruiten).
Om werkelijk vroeg te zijn moet niet
afgekiemd worden.
II De teelt van middenvroege
consumptie-aardappelen en poot
goed dat vroeg gerooid wordt
Hierbij streven we naar meerdere,
goed ontwikkelde kiemen. Het
pootgoed wordt tot eind februari
kiemvrij bewaard. Als er topspruiten
aanwezig zijn, dan moeten deze ver
wijderd worden. Eventueel kan door
middel van een warmtestoot
18-20°C de kiemgroei op gang ge
bracht worden. Zorg er voor, dat de
kachels zijn uitgerust met een rook
gasafvoer. Ventileer hierbij voldoen
de om zwarte harten door
zuurstofgebrek te voorkomen.
Bij het geven van een warmtestoot
is er enig risiko dat de kieming uit de
hand loopt. Dit bezwaar kan onder
vangen worden door de tempera
tuur 6 weken voor het poten
langzaam op te laten lopen tot
10°C. Als het pootgoed 'los' is, kan
het buiten, of in een schuur met ge
opende deuren worden geplaatst.
Bij deze methode ontstaan meestal
kleine, vrij taaie kiemen.
III De normale consumptieteelt, de
teelt voor de verwerkende industrie
en de uitgroeiteelt van pootgoed
De groeiperiode is voor deze teelt
doeleinden langer. Daarom wordt
hiervoor minder ver voorgekiemd.
Het streven is alleen 'witte puntjes'.
Het pootgoed wordt hierbij zo lang
mogelijk kiemvrij bewaard.
Voor de consumptieteelt is bij Bintje
bekend dat, wanneer wordt voorge
kiemd, de 'winst' aan het begin van
de groeiperiode meestal weer teniet
wordt gedaan vanwege een vroeger
afsterven op het eind. Alleen op
"zware grond kan het voorkiemen
extra opbrengst geven.
Momenteel zijn er nieuwere rassen
zoals Agria, Turbo en Nicola, die van
nature een lange kiemrust hebben.
Deze rassen blijven lang groen, tot
dat in het seizoen. Voor deze rassen
kan het voorkiemen wel degelijk zin
hebben om hiermee de groeiperiode
te verlengen.
Methoden van voorkiemen
I Voorkiemen in kiembakken
Het voorkiemen in poterbakjes
vraagt veel arbeid: sorteren in bak
jes, bakjes omzetten, bakjes naar
het land brengen, etc. Gebruik van
pallets geeft wel enige vermindering
van het werk, maar het blijft ar
beidsintensief. Voorkiemen in poter
bakjes is vrij duur. Voor de teelt van
vroege consumptie-aardappelen
(primeurs) heeft deze methode nog
steeds de voorkeur.
II Voorkiemen in speciale voorkiem
zakken
(systeem Joppe)
Hierbij worden wijdmazige
kunststofzakken gebruikt, met een
inhoud van 125 kg per zak. De aard
appelen liggen 20 cm breed in de
voorkiemzakken. De voordelen zijn
goedkoper dan in kiembakjes, veel
minder arbeidsintensief en gemak
kelijker af te dekken. Nadelen zijn
dat de knollen binnenin minder licht
krijgen. Enige malen omstorten on
dervangt dit nadeel enigszins. Een
goed systeem voor de teelt van
pootgoed en de teelt van zeer late
rassen voor consumptie en verwer
kende industrie.
III Voorkiemen in grote kisten
Bij vroeg sorteren kan het pootgoed
ook in de winter in deze m3-kisten
In de grond, water- en wegenbouw
sector liggen kansen voor natuurlij
ke, biologisch afbreekbare
produkten uit vlasvezels, hennepve
zels, miscanthusvezels, stro en riet.
Dat komt naar voren uit een markt
verkenning van het Landbouw-
Economisch Instituut.
Het gebruik van zulke vezels als uit
gangsmateriaal voor zogenaamde
geotextielen zal sterk gestimuleerd
kunnen worden door de ook in het
NMP uitgesproken voorkeur voor
het- gebruik van meer natuurvrien
delijke materialen. Riet- en wiepen-
matten zijn al vanouds bekende
materialen voor de grond-, water- en
wegenbouwsector. Opdrachtge
vers, waaronder de overheid, kun
nen dan ook figuurlijk optreden als
Het Centrum voor Plantenverede-
lings- en Reproduktie-onderzoek
(CPRO) heeft onlangs uienmateraal
aan de verdelingsbedrijven aangebo
den met resistentie tegen zowel blad-
vlekkenziekte als valse meeldauw.
De veredelingsbedrijven kunnen
hiermee rassen maken die tegen
beide ziekten resistent zijn.
Bladvlekkenziekte en valse meel
dauw zijn de belangrijkste bedrei
gingen voor de teelt van uien in
Nederland. Bij moderne uierassen
zijn door bladvlekkenziekte uienop-
brengstverliezen van 26% ge
constateerd. Bij aantasting door
valse meeldauw kan de schade zelfs
oplopen tot 70%. Daarnaast kan de
zaadproduktie als gevolg van valse
meeldauw compleet mislukken,
doordat de bloemstengels knikken
voordat het zaad heeft kunnen
rijpen.
Tegen beide ziekten wordt op grote
schaal gespoten: acht maal per jaar,
"m
ftm,;
bewaard worden. Een kistenwand
voor ventilatie is dan noodzakelijk.
Zodra er kieming van betekenis op
treedt, worden de kisten omgestort.
Het omstorten wordt meestal enke
le malen herhaald. Voordeel: weinig
arbeidsintensief. Nadelen zijn: hoge
investeringen (o.a. kisten en hef-
mast); gevaar voor uitbreiden van
ziekten als fusarium en bakterieziek-
ten; het gewas is duidelijk later dan
bij het voorkiemen in bakjes of voor
kiemzakken.
Samenvatting
Volledig voorkiemen van pootgoed
in kiembakjes met afharding van de
kiemen in het licht, vraagt van alle
methoden de meeste arbeid. Echter
wegbereider voor een meer milieu
vriendelijke produktie, aldus de on
derzoekers.
Veel materialen moeten nog worden
uitgetest op de verschillende moge
lijke toepassingen. De moeilijkheid
hierbij is dat het gaat om nieuwe
produkten. In veel gevallen moet de
verbinding nog worden gelegd tus
sen de akkerbouw als producent
van natuurlijke vezels, de industrie
als producent van materialen voor
de aanleg van infrastructurele wer
ken en de markt.
Taludbescherming
De technische mogelijkheden zijn er
en de natuurlijke vezels hebben als
belangrijk voordeel hun milieuvrien
delijke karakter, zegt het LEI. Vooral
Bloei wijze Allium roy/ei, de wilde
soort waaruit de resistenties te
gen bladvlekkenziekte en valse
meeldauw afkomstig zijn.
naarmate het groeiseizoen korter is,
zal deze extra arbeid vergoed wor
den door een hogere opbrengst.
Daar waar de faktor arbeid schaars
is, kan voorkiemen in wijdmazige
voorkiemzakken een goed alterna
tief zijn. De resultaten van het voor
kiemen in grote kisten zijn redelijk.
Tenslotte behoeft het geen verdere
uitleg, dat alle kosten en moeite die
aan het voorkiemen en afharden zijn
besteed, teniet kunnen worden ge
daan door een te ruwe behandeling
of een ongeschikte machine tijdens
het poten.
L.N. Bax,
bedrijfsdeskundige DLV
team Akkerbouw Goes
als taludbescherming en in een aan
tal toepassingen in de tuinbouw zijn
geotextielen uit natuurlijke materia
len kansrijk. Verder toegepast on
derzoek naar de
vezeleigenschappen is echter be
langrijk om de mogelijkheden van
natuurlijke vezels als plaatsvervan
ger voor synthetische produkten
goed te benutten. Uit dit toegepast
onderzoek moet tevens blijken wat
de financiële consequenties zijn van
het gebruik van nieuwe geotextie
len. Wanneer in het kader van de
braakregeling uit produktie geno
men akkerbouwland mag worden
bestemd voor industriële teelten
('braak-plus') kan aan de kant van
de primaire produktie de haalbaar
heid van het gebruik van deze vezels
worden ondersteund.
met in Nederland een totale hoe
veelheid werkzame stof van circa
110.000 kg (circa 11 kg/ha). Dit ge
beurt met middelen waarvan het
gebruik binnen enkele jaren groten
deels aan banden wordt gelegd, als
voortvloeisel van de Regerings
beslissing Meerjarenplan Gewasbe
scherming. Door de teelt van
resistente rassen kan het gebruik
van deze bestrijdingsmiddelen te
gen bladvlekkenziekte en valse
meeldauw verder, of zelfs volledig,
worden teruggedrongen. Alleen dan
zal in Nederland de teelt van uien
ook in de toekomst kunnen plaats
vinden.
Het resistente uienmateriaal is ver
kregen door kruising van de cultuur-
ui met een wilde verwant van ui, af
komstig uit het westelijke deel van
de Himalaya. Het materiaal is reeds
twee maal met de cultuur-ui terug-
gekruist. Het materiaal vertoont
daardoor al grote gelijkenis met de
ui.
Voorkiemen in speciale voorkiemzakken (systeem Joppe