Rassenkeuze bij de teelt van konsumptieaardappelen Rassen en Gewassen De belangrijkste vragen bij de rassenkeuze van konsumptieaardappelen zijn: Past het ras op mijn bedrijf en zijn er voldoende afzetmoge lijkheden. Het rassen- sortiment voor konsumptieaardappelen is de laatste jaren flink uitgebreid. mmm a* De laatste jaren zit er duidelijk be weging in de rassen die voor de teelt van konsumptieaardappelen worden gebruikt. Dit heeft verschil lende oorzaken. In de eerste plaats is er de noodzaak om in het kader van het nieuwe aardappelmoeheids- beleid, een deel van het areaal met AM-resistente rassen te betelen. Daarnaast hebben enkele handels huizen, door middel van gerichte promotie, nieuwe rassen op de tafel- aardappelmarkt gebracht. In een aantal gevallen is dit succesvol ver lopen, waardoor binnen enkele jaren een marktaandeel van betekenis is verworven. Dit is ten koste gegaan van oude rassen als Eigenheimer, Irene en ook van Bintje. Tenslotte kan worden aangenomen, dat ook de akties van de milieu- en konsu- mentenorganisaties tegen met na me het ras Bintje, ook nog een steentje aan deze ontwikkeling heb ben bijgedragen. Vanwege zijn bij zondere geschiktheid als grondstof voor frites en zijn gewaardeerde kwaliteit als tafelaardappel zal Bintje voorlopig echter nog het belangrijk ste konsumptieaardappelras blijven. De konsumptieaardappeltèlers kun nen echter hun voordeel doen met de ruimere keuze aan rassen. Eisen afnemers Meer dan vroeger zal een ras van nu af aan voor een bepaalde bestem ming worden geteeld. In de eerste plaats omdat de meeste nieuwe ras sen - in tegenstelling tot Bintje - slechts voor één bestemming ge schikt zijn, bijvoorbeeld als tafelaard appel of als grondstof voor de fritesindustrie. Bovendien is het van belang om ook bij de teelt rekening te houden met de bestemming. Zo zullen tafelaardappelen een fijnere sortering moeten hebben dan aard appelen die voor frites moeten wor den verwerkt. Aardappelen die gewassen moeten worden zullen niet van betekenis door schurft mo gen zijn aangetast. Om de kans te vergroten dat men aardappelen van de gewenste kwa liteit krijgt aangeleverd, zien we steeds meer dat de handelshuizen de telers adviseren over de ge wenste teeltmaatregelen. Teneinde ook de afnemers hogerop in de af- zetketen te kunnen informeren over zaken als de gevolgde produktiewij- ze, de kans op aanwezigheid van re siduen van gewasbeschermingsmiddelen e.d. zijn enkele handelshuizen begonnen met de introduktie van de zoge naamde gekontroleerde teelt. Be langrijke doelstellingen hierbij zijn het zo weinig mogelijk gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen, een matige stikstofbemesting etc. Dit sluit nauw aan bij de geïnte greerde teelt van aardappelen, waarvoor de belangstelling in de praktijk groeiende is. Bij de rassenkeuze moet voorop staan of er voldoende afzetmogelijk heden zijn voor het ras dat men op het oog heeft. Daarbij geldt voor de meeste monopolierassen, dat m«n slechts aan één of enkele handels huizen kan leveren. Daarnaast moet het ras uiteraard in de bedrijfssitua tie passen en moet het liefst met zo weinig mogelijk gewasbescher mingsmiddelen kunnen worden geteeld. Belangrijke eigenschappen AM-resistentie Opvallend is, dat de nieuwe rassen die de laatste jaren nogal opgang hebben gemaakt, overwegend AM- Vullen van de pootmachine. resistentie bezitten (Tabel 1-3). Dit betreft dan wel in verreweg de meeste gevallen resistentie tegen pathotype A van het aardappel- cysteaaltje Globodera rostochiensis. Met resistentie tegen het andere aardappelcysteaaltje G.pallida is nog slechts één konsumptieaardappel ras in de Rassenlijst opgenomen, namelijk Santé. Gelukkig bestaat het merendeel van de AM- besmettingen in Z.W.-Nederland uit G.rostochiensis, pathotype A. Hier tegen is al een vrij ruime keuze aan resistente rassen beschikbaar. Het is overigens bijzonder belangrijk om in geval van een besmetting te we ten om welke soort het gaat, opdat men de juiste resistentie kan kiezen. Behalve de in de tabellen 1 tot 3 ge noemde rassen, die alle in de Ras senlijst staan, wordt ook een aantal AM-rassen die nog bij het PAGV in onderzoek zijn, zoals Asterix, Aziza, Maritiema en Turbo, al op ruimere schaal geteeld. Resistentie tegen ziekten Om het gebruik van gewasbescher mingsmiddelen bij de aardappelteelt te kunnen terugdringen is het van belang, dat een ras een goede re sistentie tegen Phytophthora bezit. Zoals uit de tabellen 1-3 valt op te maken, is deze resistentie in het loof bij de meeste nieuwe rassen welis waar beter dan die van Bintje, maar toch niet meer dan matig. Echter bij een ras met een cijfer 6 voor loofre- sistentie is het al goed mogelijk om, over het hele groeiseizoen gemeten, met minder middelen te volstaan, dan bij rassen met een 3 of 4, zoals Bintje. Bij de teelt van tafelaardappelen is een goed uiterlijk van de knol, met een gezonde gladde schil, een be langrijk kwaliteitsaspekt. Pokschurft mag daarom op goede tafelaardap pelen niet voorkomen. Voor aard appelen die gewassen worden is dit zelfs een eis. Van de in tabel 1 ge noemde nieuwe rassen hebben Ac- Tabel 1. Enkele eigenschappen van een groep nieuwe tafelaardappelrassen t.o.v. Bintje (Rassenlijst, 1992) ras resistentie tegen gevoeligheid voor AM Phytopht. schurft rooi- blauw knol- vroeg- loof knol beschad. opbr rijph. Accent A 4 8 7 5 8 8,5 8 Bildtstar A 3 3 6 5,5 9 6,5 6 Nicola A 5 8 7,5 7 8 9 6 Santé ABCD 6 8 5 6,5 8 9 6,5 Timate A 5 8 5 6,5 8 9 7 Bintj e 3 3 5 8 8 8,5 6,5 Tabel 2. Enkele eigenschappen van fritesgeschikte nieuwe rassen t.o.v. Bintje (Rassenlijst, 1992) ras resistentie tegen gevoeligheid voor AM Phytopht. schurft rooi- blauw knol- vroeg- loof knol beschad. opbr rijph. Agria A 6 7 4 7 8 9 5,5 Van Gogh A 6 8 6,5 7,5 8 9 5,5 Marij ke A 5 4 6 6 8 8,5 5 Morene A 6 7 6,5 8,5 8 9 4,5 Bintje 3 3 5 8 8 8,5 6,5 Tabel 3. Enkele eigenschappen van een tweetal chipsrassen (Rassenlijst, 1992) ras resistentie tegen gevoeligheid voor AM Phytopht. schurft rooi- blauw knol- vroeg- loof knol beschad. opbr rijph. Lady Rosetta A 4 6 7 7 8 6,5 6,5 Saturna A 5 9 8 7 7 7 5,5 cent en Nicola het minste last van schurft. Pokschurft geldt ook bij aardappelen bestemd voor in dustriële verwerking als een kwali teitsgebrek. In het geval men over beregening beschikt, kan men pokschurft effek- tief bestrijden, door ervoor te zorgen dat de grond in de rug vanaf het be gin van de knolaanleg gedurende 2 3 weken vochtig is. Gevoeligheid voor blauw- en rooibe- schadiging Tot de ernstige knolgebreken van konsumptieaardappelen behoren blauwgevoeligheid en rooibeschadi- ging. Uit de tabellen blijkt, dat de meeste nieuwe rassen gevoeliger zijn voor rooibeschadiging dan Bint je. De nieuwe rassen blijken nauwe lijks te verschillen voor wat betreft blauwgevoeligheid. Pootgoed prijs Pootgoed van een bepaald ras moet tegen een redelijke prijs te verkrijgen zijn (als er meer vraag is dan aanbod wil het tegendeel wel eens het geval zijn), anders wordt al meteen een flinke aanslag gedaan op het saldo: opbrengst minus toegerekende kosten. Dit betekent niet, dat men voor het ene ras niet meer kan beta len dan voor het andere. Eigen schappen zoals een extra hoog percentage grote knollen bij frites- aardappelen of een hoge op- brengstprijs kunnen tot een hogere geldopbrengst per ha leiden. Dit kan de extra pootgoedkosten weer goedmaken. De teelt van nieuwe rassen Nieuwe rassen vragen dikwijls op onderdelen een andere teeltwijze dan Bintje. Dit geldt bijvoorbeeld de pootgoedvoorbereiding, de be mesting en de standdichtheid. Zo moet het pootgoed van rassen met een lange kiemrust, zoals Agria en Morene duidelijk warmer worden bewaard dan dat van Bintje. In elk geval dient ervoor te worden ge zorgd dat deze rassen "wakker" (witte puntjes!) zijn bij het poten. Als dit niet het geval is, dan is de beginontwikkeling te traag en rijpen de rassen te laat af. Voor de teelt op zware grond kunnen deze beide ras sen eigenlijk het best worden voor- gekiemd. Zoals uit de tabellen blijkt, zijn ver schillende rassen later rijpend dan Bintje. Dit betekent, dat bij dergelijke rassen met een lagere stikstofgift, dan voor Bintje gebruikelijk is, kan worden volstaan. Onderzoek van het PAGV heeft laten zien dat ras sen als Agria, Morene en Van Gogh respektievelijk 50-75, 75-100 en 25 kg N minder nodig hebben dan Bint je. Echter ook bij andere rassen kan vaak met minder N worden volstaan dan bij Bintje. De betreffende han delshuizen kunnen hierover nadere informatie verstrekken. Het PAGV/ATO-onderzoek naar de optimalisering van de teelt en ver werking van AM-resistente rassen geschikt voor verwerking tot frites heeft ook aangetoond dat een extra kaligift in het voorjaar bij rassen als Morene en Van Gogh evenals bij Bintje de blauwgevoeligheid kan be perken. Chloorkali geeft daarbij een groter effekt dan chloorarme kali. Een extra kaligift in het voorjaar blijkt bij enkele rassen, waaronder Lady Rosetta, averechts te werken. Ten aanzien van de standdichtheid geldt in het algemeen, dat bij tafel en chipsaardappelen naar 20-25 stengels per m2 moet worden gestreefd, tegen 15-20 stengels per m2 bij fritesaardappelen. Bij het al eerder genoemde PAGV/ATO- onderzoek is ook gebleken, dat het ras Van Gogh ongeveer even dicht moet worden gepoot als Bintje. Bij rassen als Agria en Morene mag de plantafstand maximaal 33 cm of eventueel nog wat minder bedra gen, om te vermijden dat de oogst te grof wordt. Ook ten aanzien van de standdichtheid geldt, dat de han delshuizen het best zijn geïnfor meerd over de eisen die hun ras in dit opzicht stelt. C.D. van Loon PAGV Lelystad

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1992 | | pagina 9