Mitotoiiyii
'Forse overschrijding quotum
houdt risiko's BMS-systeem in'
Kwaliteit van de grond
centraal op studiedag Tholen
'Akkerbouw wacht aan de zijlijn'
CSM-directeur F. Olieman spreekt Zeeuwse bietentelers toe
Bieten afleveren. Volgens CSM-directeur Olieman moeten de telers
hun areaal nog meer afstemmen op hun individuele quotum.
Bij een gemiddelde opbrengst is
115.000 ha suikerbieten voldoende
om het Nederlandse quotum binnen
het Bewaakte Mengprijs Systeem
(BMS-quotum van 915.000 ton wit-
suiker) te vullen. Als het areaal daar
flink boven zit komt er - naar ver
wachting - veel C-suiker, en dat
houdt het risiko in dat de Europese
Commissie het mengprijssysteem
zal verbieden. Het streven van de
Commissie is er immers juist op ge
richt de produktie van C-suiker ver
der te ontmoedigen.
F.J. Olieman
Deze waarschuwing liet algemeen
directeur ir. F. Olieman van CSM
Suiker bv afgelopen maandag in de
Jeugdhoeve te 's Heerenhoek horen
tijdens de algemene vergadering
van de bietentelersvereniging 'Zee
land'. Nederland is relatief de groot
ste produent van C-suiker in de EG,
de laatste drie jaren gemiddeld ca.
30 procent van de totale produktie
bij een EG-gemiddelde van 10 pro
cent. De CSM-directeur adviseerde
de telers daarom hun areaal nog
meer dan voorheen af te stemmen
op hun individuele quotum. Ook in
het kader van de GATT staat verde
re ontmoediging van de C-
suikerproduktie hoog op de prioritei
tenlijst van Brussel.
Het produceren van C-suiker is ove
rigens ook om financiële redenen
nauwelijks interessant, aldus de
heer Olieman. 'Met de prijs die C-
bieten opbrengen kunt u nauwelijks
de variabele kosten goedmaken.
Dan is zelfs een braaklegpremie nog
gunstiger'. Hij toonde zich niet al te
optimistisch over de prijs voor de C-
suiker, in verband met de dalende
prijzen op de wereldmarkt. Kregen
de telers vorig jaar nog ruim 40 gul
den voor hun C-bieten, dat lijkt er
dit jaar (oogst '91) niet in te zitten.
Over de te verwachten mengprijs
wilde de heer Olieman zich nog niet
uitspreken. Hij deelde de vergade
ring wel mee dat de eenjarige BMS-
prijs dit jaar op ongeveer f 100,—
per ton komt te liggen (vorig jaar
f 101,— De meerjarentoeslag
wordt dit jaar negatief beïnvloed
door de hogere kosten die de in
dustrie moest maken, maar daarte
genover staat dat deze hogere
kosten over minder bieten verdeeld
hoeven te worden. Olieman wilde
echter geen voorspelling doen over
Ligtermoet Chemie B.V. gaat van
af januari 1992 als Ciba-Geigy Agro
b.v. door het leven. Ciba-Geigy is
wereldwijd marktleider als het gaat
om gewasbescherming. De nieuwe
naam geeft internationale verbon
denheid aan. Ligtermoet Chemie
maakt al sinds 1967 deel uit van de
Zwitserse onderneming Ciba A.G.
Na de fusie in 1970 van dit bedrijf
met het eveneens Zwitserse Geigy,
is Ligtermoet een 100% dochteron
derneming van Ciba-Geigy A.G. Or
ganisatorisch verandert er dus niets.
hoe hoog de meerjarentoeslag per
saldo wordt.
De CSM-directeur liet de aanwezi
gen enkele cijfers zien over de af
gesloten campacjne. De
suikerproduktie bedroeg 1.046.000
ton, bij een areaal van 124.412 ha
bieten. De gemiddelde opbrengst
bedroeg 57,7 ton per ha, zodat in
totaal ruim 7,1 miljoen ton bieten
verwerkt moesten worden. Het sui
kergehalte was gemiddeld 1514 pro
cent, het tarragehalte 1714 procent
en de winbaarheidsindex 8614 pro
cent. Volgens de inleider moet het
suikergehalte nog verder omhoog,
onder andere door de bemesting
hierop af te stemmen, en uiteraard
door de komst van rassen met een
betere wortel/suiker verhouding.
Ook vroeg hij de telers bij de be
mesting en gewasbescherming re
kening te houden met de kwaliteit
van de tarra. 'Alles wat u erop
brengt komt u of komen wij vroeger
of later weer tegen'.
Concurrentie positie
De Europese suikersector heeft nog
altijd een sterke concurrentiepositie,
vooral in de noordelijke landen. De
suikerproduktie in de EG bedroeg
7,4 ton per ha in de jaren '86:90,
een stijging van 8,3 procent ten op
zichte van de voorgaande vijf jaren.
De sterkste stijging deed zich voor
in Nederland, een toename van 18,1
procent tot gemiddeld 8,74 ton sui
ker per ha over de jaren '86^90. In
Frankrijk is de suikerproduktie per
hectare nog steeds het hoogst, ge
volgd door Nederland en België.
De suikerproduktie in de Oosteuro-
pese landen is naar onze begrippen
zeer laag. Gemiddeld over de laatste
vijf jaar in Hongarije 4,75 ton suiker
per ha, Polen 4,0 ton, Tsjechoslowa-
kije 3,8 ton, de voormalige USSR
214 ton, Roemenië 1,9 ton en Bulga
rije 1,7 ton. Volgens de heer Olie
man duurt het nog tientallen jaren
voordat de infrastructuur, de teelt
mogelijkheden en het kennisniveau
in die landen zo ver verbeterd zullen
zijn dat er suikerprodukties mogelijk
zijn zoals nu in West-Europa. Maar
de mogelijkheden liggen er wel, en
binnen afzienbare tijd zullen een
aantal Oosteuropese landen geen
netto-importeur meer zijn. De netto-
importbehoefte van de Oost-europe-
se landen bedroeg de laatste jaren
nog 414 miljoen ton suiker per jaar,
zelf produceerden ze 12 miljoen ton.
De consumptie ligt er veelal erg
hoog, tot wel boven 40 kg per
hoofd van de bevolking per jaar. Als
voorbeeld van een land waar de
produktie-omstandigheden wel
eens snel zouden kunnen verbete
ren noemde hij Oekraïne. 'Als ze
daar goed hun best doen kunnen ze
straks de hele (voormalige) Sovjet
Unie van suiker voorzien'.
De totale suikerproduktie in Europa
lag de laatste tien jaar vrij stabiel
tussen 12 en 15 miljoen ton. Daarbij
is de consumptie per hoofd van de
bevolking niet gedaald en in sommi
ge landen zelfs licht gestegen. De
hoeveelheid quotumsuiker die geëx
porteerd moet worden is de laatste
jaren dan ook steeds afgenomen.
'Dat is gunstig, maar we moeten
dus nog wel steeds quotumsuiker
exporteren', aldus Olieman. Hij stel
de tevreden vast dat de 'doemver-
halen' van sommigen dat de
kunstmatige zoetstoffen de suiker
van de markt zouden dringen niet
zijn uitgekomen.
De totale Europese suikerquota be
dragen nu 13,6 miljoen ton, terwijl
de totale consumptie ca. 12 miljoen
ton bedraagt.
Toewijzingspercentage
Het indicatief toewijzingspercenta
ge (vorig jaar 87 procent) is voor de
CSM-telers dit jaar vastgesteld op
92 procent.
Cichorei
Naar aanleiding van een vraag uit de
zaal deelde de heer Olieman mee
dat iedereen het wel eens is dat er
voor de fructose die uit cichorei ge
wonnen gaat worden een suiker
quotum moet komen. Het is echter
nog niet duidelijk of de cichoreite-
lers dit erbij krijgen of dat het ten
koste van hun bietenquotum gaat.
De cichorei wordt geteeld om het
produkt induline, de fructose is een
bijprodukt.
is onze grond voldoende gezond?
Deze vraag stond centraal tijdens
de gezinsstudiemiddag van de ZLM,
Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting,
RAK en de Agrarische Commissie
van de Nederlandse Bond van Plat
telandsvrouwen die gehouden werd
op donderdag 9 januari j.l. Gezien
de hedendaagse ontwikkelingen is
het van belang te weten wat er in
onze gronden zit en op welke wijze
onze gronden in optimale conditie
worden gehouden.
De heer H.J. Lamers, distriktleider
van het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek te
Oosterbeek, ging in op het belang
van een goede analyse van de bo
dem. Het Bedrijfslaboratorium
speelt een belangrijke rol daar waar
het gaat om het uiteindelijke be-
De akkerbouw staat weer aan de
zijlijn af te wachten. Deze stelling
bracht dr. Eenink, directeur van het
Wageningse Instituut van Agrotech-
nologisch Onderzoek, naar voren op
een bijeenkomst in Schoondijke af
gelopen maandag. Deze algemene
vergadering van de drie West
Zeeuws-Vlaamse Landbouworgani
saties was geheel gewijd aan het
agrifikatieonderzoek
In zijn openingswoord wees funge
rend voorzitter O. de Meijer erop dat
we ondertussen in het veelbespro
ken jaar 1992 zijn beland. De onder
handelingen over landbouwbeleid
en de wereldhandel vlotten niet,
maar nog steeds gaat men uit van
zeer drastische veranderingen die
dito gevolgen zullen hebben. Zo zal
er eenderde deel van de grond uit
produktie moeten. Het feit dat tradi
tionele gewassen voor de vrucht
wisseling onontbeerlijk zijn, is
volgens de voorzitter een goede re
den om agrifikatie te onderzoeken
en te stimuleren.
In een vlot betoog wees Eenink erop
dat het ATO nog maar enkele jaren
bestaat, met de overschotten als
extra stimulans om het onderzoek
te starten. Deze start is wel erg laat
in vergelijking met de petrochemi
sche industrie, die hebben de afge
lopen 40 jaar miljarden aan research
uitgegeven. Het ATO onderzoekt
overigens ook voor de tuinbouw en
de voedingsmiddelenindustrie. Een
belangrijke poot is het agrifikatie
onderzoek dat in overleg met het
bedrijfsleven wordt uitgevoerd. Voor
het onderzoek gelden enkele duide
lijke regels: het moet economisch
interessant zijn, er moet vraag naar
zijn, het produkt moet milieu (en
dus consument-)vriendelijk zijn en
het procédé moet schoon zijn.
mestingsadvies aan de praktijk. Dit
bemestingsadvies komt tot stand
na uitgebreid onderzoek op Institu
ten en Proefstations en vertaling
van de resultaten van dit onderzoek
door de Informatie- en Kenniscen
tra. De heer Lamers gaf aan dat de
taak van het Bedrijfslaboratorium
zich niet alleen beperkt tot be
mestingsadviezen, maar dat er ook
onderzoek verricht wordt naar bij
voorbeeld het vóórkomen van zwa
re metalen in de bodem en ook de
uitvoer van analyses ten behoeve
van de afgifte van 'schone grond-
verklaringen' in waterwingebieden.
Mevrouw A. Keijzer stond stil bij het
Besluit Overige Organische
Meststoffen (B.O.O.M.). Dit besluit
vloeit evenals het Besluit Gebruik
Dierlijke Meststoffen voort uit de
A. Eenink
Voor de landbouw hoort daar nog
een belangrijke faktor bij. Men heeft
haast, perspektieven voor overmor
gen zijn leuk maar eerst moeten we
vandaag en morgen doorkomen.
Daarom wordt zo'n 70% van het
budget aan bestaande gewassen
besteed. Dit onderzoek richt zich
vooral op vezels, olie en eiwitten.
Het vezelonderzoek betreft vooral
hennep en vlas. Van het éénjarige
gewas hennep is een prima papier
pulp te maken, het fabrieksmatige
procédé is binnen 2 jaar gereed,
maar de industrie is zeer kritisch op
kwaliteit en prijs. Ook voor vlas zijn
zeer goede toepassingen te vinden.
De vlasvezels hebben een prima
struktuur en kunnen bijvoorbeeld
glas- of koolstofvezels vervangen.
Dat geeft minder vervuiling en de
produkten zijn soms sterker of lich
ter dan de chemisché vezels.
wet bodembescherming. Verwacht
wordt dat het besluit ingaat per 1
april 1992 met o.a. als doelstelling
een betere kwaliteit van de
meststoffen te bewerkstelligen. Dit
betekent dat er maximum-normen
vastgesteld zullen worden voor ge
halte aan zware metalen. Daarnaast
zullen er ook normen gesteld wor
den voor de gehaltes aan organi
sche stof en de zuurbindende
waarde van de emststof.
Mevrouw Keijer gaf aan dat het een
groot belang is om zeer kritisch met
het gebruik van organische
meststoffen zoals GFT-compost, pa
pierpulp en zuiveringsslib om te
gaan. Mede ook gezien de stringen
tere regelgeving en controle. In dit
verband merkte mevrouw Keijzer
op: 'gratis is niet altijd goed'.
Oliehoudende gewassen
Het olie-onderzoek is veelzijdig. Veel
planten leveren een zeer hoogwaar
dige, dure olie, maar de meeste zijn
door de lage ha-opbrengsten voorlo
pig niet interessant. Het onderzoek
richt zich dan ook vooral op kool
zaad en cramba Van olie is groene
diesel te maken, het procédé is be
kend, maar de toegevoegde waarde
is volgens de ATO-directeur te klein.
Belangrijker voor de boer is het mo
dificeren van oliën. Door toevoegin
gen bijvoorbeeld met behulp van
bacteriën die bepaalde stoffen pro
duceren kunnen plastics of dure
oliën ontstaan.
Voor het onderzoek naar het ge
bruik van eiwitten en andere ingre
diënten van planten geldt hetzelfde:
door moderne technologie is er zo
wel uit eiwit als zetmeel en suikers
een veelheid aan produkten te ma
ken. Te denken valt aan plastics,
lijm, maar bijvoorbeeld ook wasver-
zachter. Al deze produkten hebben
grote voordelen: ze zijn afbreekbaar,
ze hebben een gesloten-
C02-kringloop en ze houden de
landbouw en dus het platteland en
het landschap in stand.
Afrondend stelde Eenink dat agrifi
katie één van de oplossingen van de
akkerbouwproblematiek kan zijn.
Maar de achterstand is groot waar
door afnemers ook voorzichtig zijn.
En zo waarschuwde Eenink dat de
producenten zullen moeten mee in
vesteren in onderzoek. Veel onder
zoek wordt deels of zelfs 100%
door de industrie betaald, hun be
lang weegt dan zwaar, te zwaar
wellicht als we het direkt boerenbe-
lang daar tegenoverzetten. Vanuit
deze optiek moet er snel een moge
lijkheid komen om als producent te
participeren in het onderzoek.
J.A. Flik weert