Vrouwelijke ondernemers
succesvol in de landbouw
Kring West-Brabant in open gesprek
met wildschadecommissie
Voorlichtingscampagne
over gewasbescherming
Mestafzet uit
concentratie
gebieden
stijgt fors
'Haast maken met milieubewust produceren'
Wildstand Krammer-Volkerak een probleem
Margarine
fabrikanten
verliezen geding
Sinds de creatie van natuurgebied
Krammer-Volkerak is de wildschade
in met name de polders van Dintel-
loord drastisch toegenomen. Inten
sief jagen en het plaatsen van
afrasteringen blijken niet afdoende.
De afwikkeling van schadeclaims
verloopt niet naar de wens van de
boeren. In deze krijgt de Wico, wild
schadecommissie, veel kritiek. Re
den voor kring West-Brabant om, op
voorstel van afdeling Dinteloord-
Steenbergen, de leden van de Wico,
de heren Seelen, De Jager en Van
de Kroon, uit te nodigen.
Vanaf 1 september is Krammer-
Volkerak overgegaan naar Natuur
monumenten. Het bestuur van
Dinteloord-Steenbergen verwacht
dat hierdoor het wildbestand alleen
maar toeneemt omdat er op het ge
bied van wildbeheer weinig gere
geld is. De stapel schadeclaims
wordt jaarlijks groter, de uitbetaling
daarentegen laat op zich wachten.
Van de gemelde schadegevallen is
slechts 25% door het Jachtfonds
vergoed. Dit werkt frustrerend voor
de akkerbouwers die al het mogelij
ke doen om vreterij te voorkomen
en toch geen vergoeding krijgen.
Het uitblijven van een afdoende
wildbeheer werkt een onderlinge
strijd tussen grondgebruiker en ja
ger in de hand. De jager heeft als
taak overtollig wild af te schieten
maar staat voor een overmacht.
Voorzitter Seelen van de Wico on
derkent de problemen. 'De Wico is
een adviesorgaan dat op provinciaal
niveau door het ministerie van Land
bouw in het leven is geroepen.
Schade door hazen is een zaak tus
sen de jager en grondgebruiker. Al
leen oogstderving door o.a. ganzen
komt in aanmerking voor het Jacht
fonds. Doordat een natuurgebied in
het spel is komt alsnog het Jacht
fonds over de brug. Taxateurs stel
len een schaderapport op en het
Jachtfonds beslist. Dat wij steeds
meer geconfronteerd worden met
conflicten tussen jager en grondge
bruiker is geen goede zaak. Komt
zo'n geschil voor de kantonrechter
dan is het advies van de Wico vaak
doorslaggevend'.
Verlengstuk
De vergadering liet doorschemeren
dat de indruk bestaat dat de Wico
een verlengstuk van het Jachtfonds
is. Vooral de grensafbakening, tot
waar de hazen van Krammer-
Volkerak komen, is twijfelachtig.
Hierdoor komt de ene boer wel in
aanmerking en zijn buurman niet.
Landbouwvertegenwoordiger in de
Wico, de heer De Jager, merkte op
dat schade dikwijls te laat gesigna
leerd wordt. Oplettendheid is
geboden.
Omtrent de wijze van herbenoe
ming van de heer De Jager bestond
onduidelijkheid. Voorzitter Seelen
liet weten dat de invulling van de
landbouwman geen zaak is voor de
landbouworganisaties maar door
het ministerie plaatsvindt.
Afwikkeling schade
Aangaande de afwikkeling van
schade werd voorgesteld om de
taxateurs na beoordeling direct het
percentage vast te laten stellen en
dit door te geven aan de grondge
bruiker. Nu krijgt men pas na 4 of 5
maanden de uitslag. De oogst is
dan allang van het land verdwenen.
Tevens werd de Wico gevraagd om
soepel op te treden zolang de
'wildstand in Krammer-Volkerak on
gestoord uitbreidt.
Bestuursleden P Mol en D. Vogelaar van ZLM afdeling Dinteloord-
Steenbergen bij natuurgebied Krammer-Volkerak dat door de aanleg
van de Philipsdam is ontstaan: 'Dit natuurgebied beweegt a/s het wa
re door het wild. Wij vrezen het ergste voor de toekomst'.
Dat in veel gevallen de jachthouder
ook grondeigenaar is wordt door de
pachters als problematisch ervaren.
Om de goede vrede te bewaren
moet het eigenlijk noodzakelijk zijn
dat de Wico tussenbeide komt en
een advies uitbrengt. Nabij recrea
tiegebieden is het ondoenlijk om als
land- en tuinbouwer wild af te
schieten. Recreanten gaan zich er
mee bemoeien met alle gevolgen
van dien. Wettelijk moet er nog veel
geregeld worden. Wildbeheereenhe-
den zijn niet altijd gerechtigd om in
noodsituaties op te treden. Landelijk
gezien neemt de schade door wild
plaatselijk gigantische vormen aan.
Op papier is de financiële pot van
het Jachtfonds onuitputtelijk. De
praktijk leert echter dat een beroep
op overheidsmiddelen een klus is
die slechts in enkele gevallen (karig)
gehonoreerd wordt.
De landelijke voorlichtingscampag
ne 'Naar gewasbescherming met
toekomst' is onlangs van start ge
gaan. De uitvoering van de campag
ne, die gedurende vier jaar gevoerd
wordt, is in handen van het Informa
tie en Kennis Centrum Akker- en
Tuinbouw (IKC-AT), dat hierbij sa
menwerkt met diverse landbouw-
en voorlichtingsorganisaties, zoals
het Landbouwschap, de DLV, de
NFO en de KAVB. De campagne
richt zich voor een deel rechtstreeks
tot boeren en tuinders.
Voor de voorlichtingscampagne zijn
twaalf werkgroepen ingesteld, die
deels sectorgericht, deels sector
overschrijdend werken. De voorlich
tingsactiviteiten van de
werkgroepen moeten laten zien wel
ke mogelijkheden er zijn voor een
gewasbescherming waarbij boeren
en tuinders minder gebruik hoeven
te maken van chemische middelen.
De werkgroep 'algemeen deel van
de campagne' heeft haar eerste pro-
Het logo van de campagne.
dukt al afgeleverd, een kennistest
over gewasbescherming, die ge
plaatst wordt in diverse vakbladen.
Dezelfde werkgroep zorgt ook voor
een panelententoonstelling. Voorzit
ter van de werkgroep 'algemeen
deel van de campagne' is ir. A. van
der Linden van het Consulentschap
Landbouw in Zeeland.
Op initiatief van de Boerinnengroep
Wageningen is door Annemieke
Sweere onderzoek verricht naar
vrouwelijke ondernemers in de land
bouw. Uit het onderzoek blijkt dat
vrouwen er goed in slagen om een
agrarisch bedrijf te leiden. De vrou
welijke ondernemers zijn tevreden
en enthousiast over hun keuze voor
het ondernemerschap.
De Bond van Nederlandse Margari
nefabrikanten heeft het door haar
aangespannen kort geding tegen El
mer Food C.V. verloren. Elmer Food
- een initiatief van de drie grote Ne
derlandse zuivelkoöperaties - intro
duceerde onlangs met veel succes
de nieuwe Elmer botermelanges. De
margarinefabrikanten, die grote kon-
kurrentie vrezen van het nieuwe
prcdukt, eisten voor de Utrechtse
rechtbank een onmiddellijk verbod
op de reklame en verpakking van El
mer botermelanges.
De margarinefabrikanten vielen
vooral over de geclaimde hoeveel
heid roomboter in de melanges. El
mer bestaat voor meer dan de helft
uit melkvet, terwijl op de verpakking
gesproken wordt van 'een vleugje
roomboter'. De rechter zag hierin
evenwel geen bezwaar.
Volgens Elmer loopt de introduktie
van de nieuwe melanges zeer voor
spoedig. Na een aanvankelijk af
wachtende houding van enkele
supermarktketens blijkt de distribu
tie nu snel toe te nemen.
Agrarische ondernemers moeten
sneller tot een milieubewuste be
drijfsvoering overgaan. Tuinders en
boeren die pas milieuvriendelijk
gaan werken als ook hun buurman
daartoe overgaat, lopen achter de
feiten aan. Zij zijn uiteindelijk duur
der uit omdat de overheid een af
wachtende houding van de
agrarische sector met een scherper
milieubeleid beantwoordt.
Dit zei voorzitter Jef Mares van het
Landbouwschap vorige week vrij
dag tijdens de opening van het
milieu-voorbeeldbedrijf Champig
nonteelt in Zeeland (Noord-
Brabant).
Mares signaleerde een dreigende
kloof tussen de overheid en de agra
rische sector: het milieubeleid houdt
onvoldoende voeling met de moge
lijkheden voor agrarische onderne
mers om binnen het aangegeven
tijdspad aan alle geëiste milieu
doelstellingen te kunnen voldoen.
Het gebrekkig functionerende toela
tingsbeleid van nieuwe en milieu
vriendelijke
gewasbeschermingsmiddelen is
daarvan een voorbeeld. Tegelijkertijd
signaleerde de voorzitter van het
Landbouwschap echter dat teveel
tuinders en boeren nog een afwach
tende houding innemen om over te
gaan op een milieubewuste bedrijfs
voering. Dit versterkt het onbegrip
tussen overheid en agrarische on
dernemer.
Initiatieven
Volgens Mares moeten agrarische
ondernemers nu initiatieven nemen,
die tot een meer milieubewuste be
drijfsvoering leiden. Boeren en tuin
ders kunnen daarmee een stuk
krediet bij de overheid opbouwen.
Met dit krediet kan een onnodige
aanscherping van milieunormen
worden voorkomen. De voorzitter
van het Landbouwschap benadruk
te dat een individuele agrarische on
dernemer niet alleen ten eigen bate
op een milieubewuste produktie
overgaat, maar dat hij daarmee te
vens een voorbeeld aan de gehele
sector stelt.
De vrouwen nemen op het bedrijf
een positie in die in de landbouw als
typisch mannelijk wordt be
schouwd. De landbouwwereld rea
geert vaak onwennig en afwerend
op vrouwen die bedrijfshoofd zijn.
De eerste periode van de bedrijfs
overname is het moeilijkst. Naast
het werk op het bedrijf hebben de
onderneemsters ook de verant
woordelijkheid voor het huishouden.
Ze zijn boer en boerin tegelijk. Ze
vinden allen dat je als vrouw een
grotere dosis doorzettingsvermogen
nodig hebt om ondernemer te wor
den en te blijven.
Het aantal vrouwelijke bedrijfshoof-
den groeit. In 1980 was 2,3% van
de bedrijfshoofden in de landbouw
vrouw en in 1989 is dit percentage
opgelopen tot 4,4%. Dit is bijna een
verdubbeling in 9 jaar. Tot nu toe is
deze groep nauwelijks zichtbaar,
noch voor hun omgeving, noch voor
elkaar. De Boerinnengroep heeft on
derzoek gedaan naar de situatie,
motivatie en problemen van vrou
welijke ondernemers.
De voor dit onderzoek geïnterview
de vrouwelijke bedrijfshoofden zijn
allen zeer gemotiveerd voor het on
dernemerschap. Vrijheid, zelfstan
digheid en vakinteresse zijn
belangrijke motieven om onderne
mer te worden. Hierin verschillen
onderneemsters niet van hun man
nelijke collega's. Wel noemen vrou
wen vaker het werken met levende
have als motivatie voor hun beroep.
De meeste vrouwelijke bedrijfshoof
den hebben een veeteeltbedrijf; vee
verzorging ligt in het verlengde van
het arbeidsterrein van de boerin.
Vrouwen hebben het idee dat ze
zich, vooral in de beginperiode, extra
moeten bewijzen. Als dit eenmaal
lukt worden ze door hun omgeving
normaal geaccepteerd als be
drijfshoofd.
Twee categorieën
Uit het onderzoek blijkt dat de groep
vrouwelijke ondernemers globaal uit
twee categorieën bestaat. Aan de
ene kant heb je vrouwen met een
partner die naast zijn baan buitens
huis, meehelpt op het bedrijf. Deze
vrouwen worden iets makkelijker
geaccepteerd in de landbouwwe
reld. De vrouw doet het grootste
deel van het werk en haar man
helpt met de zware klussen en
denkt mee over belangrijke bedrijfs
beslissingen. Aan de andere kant
heb je vrouwen die volledig zelfstan
dig het bedrijf runnen. Voor deze
vrouwen speelt het verlangen om
zelfstandig, dat wil zeggen zonder
samenwerking met een partner, het
bedrijf te leiden een rol. Zij stuiten
op grotere weerstand en komen va
ker onbegrip tegen.
Vaak hoort men het argument dat
het werk van een boer lichamelijk te
zwaar is voor een vrouw. De geïn
terviewde vrouwen houden er bij de
organisatie van het werk rekening
mee. Ze plannen zwaardere werk
zaamheden op momenten dat er
meerdere arbeidskrachten aanwezig
zijn. Ze maken vaker gebruik van
machines e.d. en ze spreiden het
zwaardere werk over langere tijd.
leder vindt eigen oplossingen voor
knelpunten die men tegenkomt.
De veehouders in de concentratie
gebieden hebben in 1990 bijna de
helft (45%) van de totale hoeveel
heid fosfaat afgezet buiten de con
centratiegebieden. In 1990 is vanuit
de concentratiegebieden 34% meer
mest afgevoerd dan in het jaar daar
voor. Ten opzichte van 1988 is de
toename zelfs 62%. Dit blijkt uit de
registratie van de afleveringsbewij-
zen bij de Landelijke Mestbank.
Uit de gebieden die in het Plan De
Bekker als concentratiegebied wor
den aangemerkt, is in 1990 3,25
miljoen ton mest afgevoerd. In 1989
was dat nog 2,4 miljoen ton. Het
grootste deel van de 3,25 miljoen
ton ging naar binnenlandse afzetge
bieden, ongeveer 2,77 miljoen ton.
Ruim 300.000 ton is eerst verwerkt
en daarna afgevoerd. Ongeveer
175.000 ton ging naar het buiten
land. De hoeveelheid van 3,25 mil
joen ton mest komt overeen met
25,3 miljoen kg fosfaat.
Landelijk is in 1990 13,9 miljoen ton
mest van de veehouderijbedrijven
afgevoerd. Deze hoeveelheid komt
vrijwel overeen met die van 1989.
Djt is logisch, omdat in beide jaren
de gebruiksnormen gelijk zijn geble
ven. Er hoeft dus niet meer mest
van veehouderijbedrijven afgevoerd
te worden. Uit het feit dat er deson
danks meer mest uit de concentra
tiegebieden is afgevoerd, blijkt
opnieuw dat de mestdistributie in
de praktijk als oplossing succes
heeft: de kwalitatief betere mest is
over grotere afstanden afgezet.