Bea 12 jongste 100.000 kg koe in Zeeland Minder mineralenuitstoot op ROC's door gebruik van mineralenbalans Opening Centrum voor de Varkenshouderij in Rosmalen 10 Tabel 1 Het gebruik van de mineralenbalans geeft inzicht in de oorzaken van de mineralenoverschotten. Dit inzicht heeft op proefbedrijven zoals Wai- boerhoeve en de Regionale Onder zoekcentra (ROC), waaronder ROC Cranendonck, geleid tot de beper king van deze overschotten. Tot nu toe leverde dit geen verlaging van het bedrijfsresultaat op. Gebleken is dat de stikstof-, fosfaat- en kaliver- liezen slechts beperkt zijn te beïn vloeden door de afvoer van produkten. Bij de beperking van de overschotten aan N, P en K moet de aandacht dan ook eerst op de aan voer worden gericht. De mineralenbalans laat zien welke produkten het bedrijf verlaten en welke grondstoffen worden aange voerd. Bij de aanvoer zijn (kracht)voer en (kunst)mest de be langrijkste grondstoffen terwijl het bij de afvoer voornamelijk om melk en vee gaat. Tot de aanvoer is ook gerekend de 'zure regen'. Deze hoe veelheid varieert van 45 tot 52 kg stikstof per ha en is afhankelijk van de regio waarin het bedrijf zich be vindt. Voor fosfaat en kali wordt hiervoor resp. 0,9 en 4,1 kg per ha aangehouden. Ook veenhoudende gronden en vlinderbloemigen als lu zerne en klaver leveren een bijdrage aan de stikstofaanvoer door de mi neralisatie en stikstofbinding uit de lucht. Verder zijn er nog enkele klei ne posten die in de mineralenbalans worden meegenomen. Het geheel toont hoe efficiënt in het bedrijf met stikstof, fosfaat en kali wordt omgesprongen. De eerste aanpassingen om tot een beter mi nerale gebruik te komen leiden vaak tot een beperking van dit gebruik zonder dat daar een lagere produk- tie tegenover staat. Bedrijfsecono misch is het dan ook aantrekkelijk de eerste stappen te zetten naar een bewustere aanwending van voer en mest. Voor de vleesveebedrijven die vaak ruwvoer aankopen en mest afvoe ren is het bijhouden van een minera lenbalans nog niet zinvol. De verliezen worden vrijwel uitsluitend veroorzaakt door verliezen in de stal en tijdens de opslag. De invloed van deze verliezen is voorlopig nog beperkt. De belangrijkste gegevens die in de mineralenbalans worden gebruikt, zijn direct op het bedrijf beschikbaar wanneer een bedrijfseconomische boekhouding of deeladministratie gevoerd wordt. Het gebruik van een mineralenbalans is dan ook niets an ders dan het kijken naar het bedrijf vanuit een andere invalshoek. Door de dagelijkse registratie is het een voudig mogelijk tijdens het lopende boekjaar een overzicht op te vragen hoe het gebruik van stikstof, fosfaat en kali zich ontwikkelt. Zo komt bij voorbeeld bij aanvoer van extra 'goedkope' organische mest heel duidelijk naar voren of daar bij de aankoop van kunstmest ook vol doende rekening mee is gehouden. Vaak vormt een verlaging van de gemiddelde bemesting op bedrijfs niveau een eerste aanzet tot beper king van het mineralenoverschot. Een volgende stap is om de aan dacht meer op de percelen te rich ten en de variatie in de bemestingsniveaus tussen de per celen te beperken. Hierbij is de be mesting meer afgestemd op de produktie en minder afhankelijk van hoe vaak een perceel vrij komt. Zo daalt het overschot duidelijk ook zonder dat dit direkt leidt tot een produktieverlaging per ha. Stikstof Van N, P en K is het stikstofover schot het sterkst gedaald, terwijl de vleesproduktie vrijwel gelijk bleef en de afvoer van stikstof door de melk in de vorm van eiwit licht toenam. De benutting van de eigen produk- tiemiddelen als mest en grond (grasland) is toegenomen. Daar naast heeft de gestegen bedrijfsop- pervlakte een drukkend effect op het overschot per ha. Door deze factoren is het totaal N-overschot in de betreffende boekjaren met 25% gedaald. Bij het terugd ringen van het stikstof - overschot heeft de beperking van de kunstmestaanvoer de grootste bijdrage geleverd. Slechts in beperk te mate werd de verlaagde N-gift gecompenseerd door een hogere stikstofbinding bij de teelt van vlin derbloemigen. Bij het doelgericht werken naar een verlaging van de mineralenverliezen kan op veel bedrijven de gemiddelde kunstmest N-aankoop or.der de 300 kg dalen zonder dat dit tot vermin dering van de produktie leidt. De grondsoort en het bouwplan spelen daarbij een duidelijke rol. Denk daar bij aan de stikstofmineralisatie van veengronden en aan de teelt'van snijmais. Op enkele proefbedrijven werd in 1989/90 minder dan 200 kg N- kunstmest per ha aangekocht, zoals op Cranendonck en Zegveld, waar deze hoeveelheid rond de 180 kg N per ha liggen. Naast de beperking van het stikstofoverschot bij de kunstmestaankoop heeft ook een verminderde aanvoer van stikstof in ruw- en krachtvoer hieraan bijgedra gen. In het eerste jaar is deze aan voer namelijk 134 kg N tegen 103 kg in 1989/90. Fosfaat In de drie boekjaren daalde het fos faatoverschot eveneens aanzienlijk, procentueel met 20%. De mestaan- voer bleef met een beperkte daling vrijwel op niveau. Om een aanzien lijke daling van het fosfaatoverschot in de komende jaren te realiseren is Overzicht van het gemiddelde mineralengebruik in 1987/88 tot 1989/90 van 4 ROC's en 4 afdelingen op de Waiboerhoeve 1987/88 Boekjaar 1988/89 1989/90 Voor het beperken van de mineralenoverschotten moet de aandacht het eerst op de aanvoer gericht worden een kritische beschouwing van het bemestingsadvies door onderzoek noodzakelijk. In het praktijkonder zoek zijn de eerste stappen gezet. Uit de tabel blijkt dat de daling van het fosfaatoverschot voornamelijk is veroorzaakt door een beperking van de voeraankopen. De krachtvoer- aanvoer daalde, maar de sterkste daling is gerealiseerd door de aan voer van ruwvoer drastisch te be perken. In 1989/90 steeg de aanvoer van ruwvoer echter weer licht. Kali Evenals bij het fosfaatoverschot is de beperking van het kaligebruik het sterkst in 1988/89. In dat jaar nam het mestoverschot met ruim 30% af. Bij de aanvoer van voer zien we in 1988/89 een daling tot 59 kg kali per ha of wel met 27%. Daarna een stijging in 1989/90 met bijna 10%. Deze stijging is veroorzaakt door een lagere perceelsopbrengst op en kele bedrijven. De trage ontwikke ling van de herinzaai op gras-klaverpercelen is hiervan de be langrijkste reden. Het ruwvoertekort dat hierdoor ontstond werd onder vangen door de aankoop van hoofd zakelijk voordroogkuil. Deze kuil heeft, met een ca. 3% kali per kg ds, een duidelijke invloed op de stij ging van het kalioverschot. Conclusie De N-, P- en K-verliezen zijn slechts beperkt te beïnvloeden door de af voer van produkten. Bij de beper king van de overschotten aan N, P en K zullen we dan ook de aandacht op de aanvoer moeten richten. C. Jagtenberg PR Lelystad Stikstof aan- en af voer (kg/ha) Kunstmest en organi sche mest 341 320 250 Kracht- en ruwvoer 134 104 103 Stikstofbinding 4 5 15 Overige 47 46 46 Melkproduktie - 63 - 63 - 65 Vleesproduktie - 12 - 12 - 11 Overschot 451 400 338 Fosfaat aan- en afvoer (kg/ha) Kunstmest en organi sche mest 24 23 23 Kracht- en ruwvoer 27 20 21 Overige 2 2 1 Melkproduktie - 11 - 11 - 11 Vleesproduktie - 3 - 4 - 3 Overschot 39 30 31 Kali aan- en afvoer (kg/ha) Kunstmest en organi sche mest 33 24 24 Kracht- en ruwvoer 81 59 64 Overige 6 6 6 Melkproduktie - 18 - 18 - 18 Vleesproduktie - 1 - 1 - 1 Overschot 101 70 75 Meetmelk produktie (ton/ha) 13 13 13 Op 28 november 1991 opent het Centrum voor de Varkenshouderij officieel haar deuren. Ir. E. Pierha- gen, plaatsvervangend Directeur- Generaal Landbouw en Voedsel voorziening van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visse rij zal de openingshandeling aan de Lunerkampweg 7 te Rosmalen ver richten. Het Centrum voor de Varkenshou derij bestaat uit het Proefstation voor Varkenshouderij, het Informatie en Kennis Centrum Veehouderij, af deling Varkenshouderij en de Stich ting Informatieverwerking Varkenshouderij. Het Proefstation voor de Varkenshouderij zoekt sa men met twee regionale Var kensproefbedrijven te Raalte en Sterksel naar praktijkgerichte oplos singen voor knelpunten in de var kenshouderij door het doen van praktijkgericht onderzoek. Het IKC- V, afdeling Varkenshouderij, is een afdeling van het landelijke Informa tie en Kenniscentrum Veehouderij. Dit centrum richt zich op voorlichtings- en beleidsinstanties, onderzoek- en onderwijsinstellin gen, handel en industrie. Het voor ziet in technische en economische informatie op het gebied van de var kenshouderij. De SIVA is een organisatie van var kenshouders, die de belangen be hartigt op het gebied van informatievoorziening, nodig voor het optimaal laten functioneren van het varkenshouderijbedrijf. Dit vindt plaats door coördineren, stimuleren en ontwikkelen van automatise ringsprojecten in de varkenshoude rijsector en het opstellen van het Informatiemodel Varkenshouderij. De hoogproduktie Bea 12 van fami lie J.C. Catseman de Nood uit Zaamslag is de jongste koe in Zee land die ooit de grens van 100.000 kg melk heeft bereikt. Afgelopen vrijdag onderging zij een uitgebreide huldiging. Het is de op een na laat ste keer in deze provincie dat de produktiemijlpaal zo uitbundig ge vierd wordt. Bea 12 is de dertiende koe in Zeeland en de eerste in Zeeuws-Vlaanderen die een ton melk heeft gegeven. Het veehouderijbedrijf van Catse man de Nood behoort tot de beste tien in Zeeland. De melkproduktie per koe ligt gemiddeld boven 9000 kg per lactatie. Bea 12 heeft de laat ste vijf lactaties zelfs meer dan 10.000 kg gegeven. 'Het is de jongste koe met 100.000 kg melk die we ooit gehad hebben', vertelt Piet Hannewijk van het Zeeuws Rundvee Syndicaat (ZRS). 'Doordat de produktie omhoog gaat wordt de leeftijd van de koeien met 100.000 kg wel steeds lager, maar gemid deld ligt die op ca. 15 jaar. Bea 12 is van 12 mei 1978, die is dus 1314 jaar oud. De koe stamt nog af van een 'ouderwetse FH-stier' (Herego- vina G14), maar de grootvader was een Canadese stier. Via de moeder lijn heeft de gelauwerde koe dus wel Holsteinbloed meegekregen'. Ook de percentages vet en eiwit zijn goed, gemiddeld 4,14 procent vet en 3,28 procent eiwit. 'Het eiwit laat het bij de wat oudere koeien wat zitten', zegt Hannewijk. 'Destijds werden de koeien nog al leen gefokt op een hoog vetgehalte, dat werd betaald. Nu wordt voor een kg eiwit meer betaald dan voor een kg vet, resp. ca. f 11,en f 9,—. Ik verwacht dat dit verschil de komende jaren nog groter zal worden ten nadele van het vet'. Eén na laatste keer De voortreffelijke eigenschappen van Bea 12 werden door diverse be trokkenen belicht. ZRS-voorzitter J.L. de Schepper hield een toespraak bij de huldiging van het dier op het bedrijf. Tijdens de feestelijke bijeenkomst in restaurant 'De Kraag' te Zaamslag volgde hem nog een hele schare sprekers, onder wie burgemeester R. Barbé van Ter- neuzen en vertegenwoordigers van de ZRS-afdelingen, Campina- Melkunie, de Rundveeverbeterings- Bea 12 in het middelpunt van de belangstelling (foto Cami/e Sche/straete). organosatie Mid West, veevoederle verancier, stallenbouwer, Gezondheidsdienst voor Dieren, etc. 'Het is de op een na laatste keer dat we een 100.000 kg koe op deze uit gebreide manier huldigen', vertelt Piet Hannewijk. 'We gaan, net als Zuid-Holland en Utrecht, per 31 de cember a.s. het huldigen onderdeel maken van de algemene vergade ring. De veehouders krijgen dan een mooi wandbord met de afbeelding erop van hun 100.000 kg koe. We volgen daarmee de landelijke lijn. Een Zuidbevelandse veehouder heeft een koe die tegen de produk tiemijlpaal aanzit, en dat zal de laat ste zijn waar we nog zo uitgebreid aandacht aan besteden'.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 26