TAZ en NTS willen teelt begeleiding samen aanpakken Noordelijke landbouworganisaties bundelen de krachten Nieuws en Commentaar yvU KNLC v* kommentaar Herinneringen landarbeider te boek gesteld Op de verkeerde weg? WÊBSmmÊÊtKÊÊmÊÊÊ Tussen de Takorganisatie Akker bouw Zeeland (TAZ) en de kring Zuid Wést Nederland van de vereni ging van Nederlandse Tuinbouw Studiegroepen vindt momenteel overleg plaats over mogelijke vor men van samenwerking. Reden hiervoor is het feit dat er vanuit de akkerbouw steeds meer belangstel ling is voor de teert van vollegronds- groentege wassen De teelttechnische belangen van de akkerbouwteelten worden sinds en kele jaren behartigd door de Takor ganisatie Akkerbouw Zeeland (TAZ). Voor de specifieke tuinbouw- gewassen gebeurt dit door de kring Zuid West Nederland van de NTS. De aktiviteiten van beide organisa ties richten zich voornamelijk op het organiseren van voorlichtingsbijeen komsten en exkursies en het stimu leren van onderzoek. Daarbij worden er nauwe kontakten onder houden met enerzijds het DLV-team akkerbouw te Goes en anderzijds het DLV-team vollegrondsgroente- teelt te Westmaas. Steeds meer akkerbouwbedrijven nemen vollegrondsgroenten als een "nieuwe" teelt in het bouwplan op. Daarbij gaat het niet alleen om spe cifieke tuinbouwgewassen, maar ook om de teelt van zogenaamde akkerbouwmatige tuinbouwgewas sen. Omdat het steeds moeilijker wordt om een exakte scheiding aan te geven tussen enerzijds akker bouw en anderzijds tuinbouw, wordt door TAZ en NTS bezien hoe de belangenbehartiging gestalte kan worden gegeven, en hoe er een meer strukturele samenwerking tus sen TAZ en NTS tot stand kan komen. Uitgangspunt is daarbij dat er een dusdanige struktuur ontstaat dat de betreffende teler optimaal van infor matie wordt voorzien. Direkte aanleiding voor het overleg tussen TAZ en NTS was de situatie in Zeeuws-Vlaanderen waar de te lers van witlofwortelen en winter peen te kennen hebben gegeven dat er behoefte bestaat aan een duidelij ke organisatiestruktuur, met daar aan gekoppeld een goede voorlichting. Voorstellen hiertoe zul len binnenkort in zowel het bestuur van de TAZ als de NTS worden besproken. Onder de titel 'Een sikkel als sou ve nier' geeft het gemeente-archief van Goes een manuscript uit van de heer M. Mallekoote uit 's-Heer Arendskerke. Mallekoote, geboren te Heinkenszand in 1906, stelde de afgelopen jaren zijn herinneringen aan zijn jeugd als landarbeider op schrift. Hij kwam hiermee in de krant, waarna het gemeente-archief besloot om een publicatie van dit zogenaamde egodocument te ver zorgen. Thans is dit boekje gereed. In deze geïllustreerde publicatie geeft Mallekoote een uitvoerige be schrijving van zijn jeugd en de leef omstandigheden van zijn ouders in Heinkenszand. Als achtjarige begint zijn loopbaan als landarbeider. Hij wordt vaste arbeider op dertienjari ge leeftijd. Vrijwel alle werkzaamhe den die, afhankelijk van het seizoen, op de boerderij moesten gebeuren worden gedetailleerd beschreven. Zo maken we kennis met in onbruik geraakte gereedschappen zoals het molbord en de sjeezelichter. Voor het nageslacht wordt het gebruik vastgelegd. Hier volgt een kort frag ment uit 'Een sikkel als souvenier': 'Het weer was soms niet best, van 's morgens tot 's avonds regen, maar je moest toch met het vee naar het land over diepe wagenspo ren vol water, waar je soms tot aan je knietjes in terecht kwam. Je had dan natte en koude voeten vanaf 's morgens vroeg. Mijn vader had van Het op schoven zetten van graan in 1919 (Foto's Gemeente-archief Goes). wat stokken en een paar jute zak ken een soort tent gemaakt. Daar kon ik als het veel of hard regende schuilen. Ik heb daar dikwijls zitten schreien van eenzaamheid en kou, en naar de warme school verlangd'. Het boek wordt uitgegeven op A4-formaat, telt 50 bladzijden, is geïllustreerd met zwart-witfoto's en kost f 15,00. Het is verkrijgbaar bij het Gemeente-archief Goes, Wijn gaardstraat 3, 4461 DA Goes, tele foon 01100-21212. M. Mallekoote Een leefbaar platteland wordt vaak als argument gebruikt om zoveel mogelijk mensen in de landbouw te houden. Ik heb al vaker in een kommentaar aange geven dat dit geen juiste redene ring is. Welzijn op het platteland is immers evenals in stedelijke gebieden afhankelijk van wel vaart. Van schone lucht en een mooie omgeving alleen kan je niet leven. De struktuur en de in- komste-mogelijkheden van de agrarische bedrijven moeten deu gen. Anders zijn er geen jonge ren meer die in dergelijke gebieden een agrarisch bedrijf willen voortzetten. Ontvolking van het platteland is dan alleen maar te voorkomen als daar niet-agrarische werkge legenheid komt. Volgens mij kan een landbouw die ondersteund wordt door inkomenstoeslagen en daardoor afhankelijk wordt van de gunst van de belastingbe taler, nooit de basis zijn van een leefbaar platteland. In platte landsgebieden, waar werkgele genheid en welvaart is uit niet-agrarische bedrijvigheid, kunnen inkomenstoeslagen hoogstens nog een deel van de mensen in de landbouw houden. Eerste doel van die toeslagen kan daarbij een goedlandschaps- onderhoud zijn en iet sw-AGRA- rische produktie. Konservatief De voorstellen van de Europese Commissie voor de hervorming van het landbouwbeleid zijn vol gens mij nog steeds gebaseerd op het in stand houden van het bestaande. Wij moeten er voor oppassen dat wij zelf niet gaan geloven dat zoveel mogelijk men sen in de landbouw zo goed is voor het platteland en de land bouw zelf. Ook de vakbeweging heeft in het verleden weieens deze verkeerde gedachtenweg bewandeld door de garantie van behoud van arbeidsplaatsen in een bepaalde sektor te eisen. Met name in Groot-Brittannië, maar ook in ons land, zijn sekto ren te vinden die daar groot na deel van hebben ondervonden. Bij het veranderende Europese landbouwbeleid vraag ik me daarom af of het wel verstandig is de nadruk te leggen op het be houd van het aantal agrarische bedrijven. Natuurlijk moet de toekomst van zoveel mogelijk bedrijven worden nagestreefd maar dan wel van ekonomisch en sociaal verantwoorde bedrij ven. Het voorgestelde toekom stige beleid dreigt echter in de richting te gaan van zoveel mo gelijk bedrijven, maar ten koste van de ekonomische en sociale levensvatbaarheid. Volgens mij hoort het laatste voorop te staan. Het gevolg van deze stelling is wel dat niet alle bijna tien mil joen bedrijven in de EG kunnen blijven bestaan. Maar is dit wer kelijk noodzakelijk? Een beetje ruim geïnterpreteerd zou, als het gemiddelde Nederlandse land bouwbedrijf het gemiddelde van de EG zou zijn, dezelfde Europe se landbouwproduktie met 60 a 70 procent minder mensen kun nen plaatsvinden. In Nederland zou dan nog niets in de agrari sche werkgelegenheid ver anderen. Geleidelijk Het is natuurlijk geen realiteit dat een dergelijke grote afvloeiing abrupt zal plaatsvinden. Maar het is wel noodzakelijk de struk tuur van de agrarische produktie en de werkgelegenheid in de landbouw geleidelijk aan te pas sen. Het feit dat 60 procent van de agrarische bedrijfshoofden in de EG ouder is dan 50 jaar en de meesten daarvan geen opvolger hebben, biedt mogelijkheden om op een sociaal verantwoorde wijze tot verandering te komen. Het beleid dat er nu dreigt te ko men leidt tot een kostbare blij vende ondersteuning van aflopende bedrijven (en gezien de financiële ondersteuning ook nog tot opvolgers) ten koste van een beleid gericht op een ekono misch en sociaal verantwoorde landbouw. A/s dit beleid wordt doorgezet leidt dit tot een verpauperend platteland. Beter is het de nadruk te leggen op bedrijven waar ge zinnen, zowel zelfstandigen als werknemers, een ekonomisch en sociaal verantwoord bestaan op hebben. Dat sommige stre ken in Europa daardoor vrijwel geheel ontvolken, zullen we moeten accepteren. Maar ook dat proces moet dan een onder deel van het aanpassingsbeleid zijn en financieel begeleid worden. Dam Jaarsma plv. alg. sekretaris KNLC De besturen van de Groninger Mij van Landbouw (GMVL) en het Drents Veenkoloniaal Landbouwge- nootschap (DVLG) hebben onlangs een ontwerp-intentieverklaring uit gebracht. Met deze verklaringen spreken de besturen uit om zo mo gelijk tot samenwerking te komen per 1 januari 1993. Deze verklaring wordt op 2 september aan de af zonderlijke hoofdbesturen voor gelegd. De GMVL en het DVLG streven naar een juridische fusie tussen beide or ganisaties. Dat wil zeggen dat beide organisaties op gaan in een nieuw op te richten vereniging, de Noorde lijke Landbouworganisatie (NLO). De vereniging krijgt één bestuur en één sekretariaat. Het hoofdkantoor van de NLO komt in Assen. In Gronin gen komt een nevenvestiging. De beide organisaties besluiten tot een dergelijke fusie om ook in de toekomst, gezien het afnemend aantal boeren, een breed draagvlak te hebben voor een goede belan genbehartiging en dienstverlening. De boeren hebben steeds meer be hoefte aan een hoogwaardige en professionele belangenbehartiging. Een grote organisatie kan veel beter op de wensen en eisen van de leden inspelen en ook een veel ruimer pakket aan dienstverlening bieden. Leden De nieuwe vereniging krijgt de orga nisatiestruktuur van het DVLG. Dat wil zeggen dat de leden recht streeks lid worden van de organisa tie en ondergebracht worden in afdelingen. Deze afdelingen zijn een orgaan van de vereniging en bezit ten geen rechtspersoonlijkheid. De huidige afdelingen van DVLG blijven zoveel mogelijk bestaan. In het werkgebied van de GMVL zullen een nog nader te bepalen aantal af delingen worden gekreëerd. Deze opzet vergt nog al wat aan passingen bij de Groninger Mij. De boeren en tuinders in Groningen zijn niet rechtstreeks lid van de Gronin ger Mij, maar van een afdeling of landbouwvereniging, die op hun beurt weer lid zijn van de Groninger Mij. De landbouwverenigingen kun nen als lid worden overgeschreven naar de nieuwe organisatie Boeren en tuinders die lid zijn van een land- bouwvereniging, maar geen lid van de Groninger Mij worden - ook al wordt hun landbouwvereniging lid - niet automatisch lid van de nieuwe organisatie De leden kiezen per afdeling een bestuur en een voorzitter. Deze laat ste wordt lid van het'hoofdbestuur van de nieuwe organisatie Het hoofdbestuur zal het beleid van de NLO gaan bepalen, het hoogste or gaan van de vereniging wordt ech ter de Algemene vergadering. Deze vergadering kiest ook de voorzitter van de vereniging. Stemrecht De afdelingsvoorzitters zijn de rechtstreekse vertegenwoordigers van de leden in het hoofdbestuur. Zij brengen het aantal stemmen uit dat korrespondeert met de omvang van de afdelingen die zij vertegenwoor digen. Bij de bepaling van het aantal stemmen zal niet alleen naar het aantal leden, maar ook naar de ge middelde bedrijfsomvang worden gekeken. Het hoofdbestuur kan kommissies van advies instellen voor bepaalde sektoren en beleidsterreinen. De voorzitters van deze kommissies maken ook deel uit van het hoofd bestuur. Deze voorzitters zullen zo veel mogelijk uit de leden van het dagelijks bestuur gekozen worden. De kommissies zullen een belangrij kere inbreng krijgen in de organisa tie dan nu het geval is. Het werkgebied van de NLO wordt ingedeeld in acht kringen; vijf in de provincie Drenthe en drie in Gronin gen. Vanuit elke kring wordt een vertegenwoordiger in het Dagelijks bestuur gekozen. Friesland/LMU Ook het overleg tussen de Friese Mij en de LMIJ over integratie verloopt voorspoedig. De hoofdlijnen van de plannen worden in de herfst aan de leden van beide organisaties voor gelegd. De juridische struktuur van de integratie is nog niet helemaal duidelijk, maar zal niet veel afwijken van een fusie. De Friese Mij en de LMIJ kiezen voor een platte organisatie met kor te lijnen. Er wordt een niet te groot bestuur gevormd met voldoende zeggenschap om het hele werkge bied te kunnen vertegenwoordigen. Binnen de organisatie komen sterke sektorale kommissies voor veehou derij, akkerbouw, tuinbouw en vere- delingslandbouw, die een eigen verantwoordelijkheid krijgen bij de behartiging van de sektorale belan gen. Het plan is de feitelijke integra tie per 1 januari 1993 te laten ingaan. In de praktijk moet de nieu we organisatie al vanaf 1 januari 1992 van start gaan. Ingeborg Schurtemaker

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 5