Britse akkerbouwer nog weinig marktgericht Zeeuwse schapenhouders namen kijkje in Schotland iiMiiiinwi— Studiereis koördinator stichting SPP naar Engeland Het marktgericht produceren is in Engeland vooralsnog een illusie. Wijs ons de markt en wij zullen er direkt voor produceren", zo luidt een aan de overzijde van het Kanaal veelgehoorde kreet. De Britse akkerbouwers hebben hun graanareaal nog niet erg verlaagd, en naast deze marktordeningsgewassen zoeken zij hun heil in andere "steunbehoevende" teelten als koolzaad en olievlas. Dit bleek SSPP-koördinator ir. L.Th.J.M. de Wit tijdens een oriënterende stu diereis van enkele dagen in Engeland. De belangrijkste akkerbouwgewas sen in het Verenigd Koninkrijk zijn nog steeds tarwe en gerst. De helft van het akkerbouwareaal wordt door deze gewassen ingenomen. Bedenken we daarbij dat er zo'n 7 miljoen ha bouwland in Groot Brit- tannïe ligt, dan is het duidelijk dat dit land een hoge produktie aan gra nen heeft en derhalve ook zoekt naar vervangende gewassen. Opval lende verschillen met Nederland zijn de lage percentages aardappelen 2,5%) en suikerbieten 3%) in het bouwplan. In vergelijking met zo'n 20 jaar geleden blijkt dan dat het tarweareaal verdubbeld is en dat gerst en haver minder verbouwd worden. De aardappelteelt is in deze periode iets teruggelopen terwijl het suikerbieten-areaal praktisch .gelijk is gebleven. De belangrijkste verliezer in areaal, om meer tarwe te kunnen opne men, is het grasland. In Engeland kent men het systeem op de grotere bedrijven om gedurende 5 jaren een gedeelte te gebruiken als wei land voor rundvee en/of schapen. Doordat minder rundvee wordt ge houden en er voor de schapen ook minder weiland nodig is kon dit are aal gebruikt worden om de tarwe- teelt uit te breiden. Oliegewassen Een belangrijke uitbreider is het koolzaad. In 20 jaar tijd is dit areaal verhonderdvoudigd nl. van 4.000 ha in '70 naar 400.000 ha thans. Met ongeveer 6% van het totale areaal is koolzaad nu het 3de gewas na tarwe en gerst (grasland niet meegerekend). Als reden voor deze sterke uitbreiding wordt aangege ven dat dankzij de EG-subsidie op variëteiten met een laag erucazuur- gehalte in de olie, het interessant is om dit gewas op te nemen in het bouwplan. Deze steun wordt gege ven omdat de zaadolie van de eru- cazuurarme rassen geschikt is voor menselijke en dierlijke konsumptie. Een kwaliteitsaspekt waarnaar in de markt vraag is. Alhoewel er voor de non-food- toepassingen enige vraag is naar oliën, die rijk zijn aan een bepaald vetzuur, zoals bijvoorbeeld eruca- zuur, vindt toch geen teelt plaats van deze erucazuurrijkere rassen, dit i.v.m. kruisbestuivingsproblematiek en de lagere uitbetalingsprijs i.v.m. de EG-subsidie. Een gewas dat een hogere op brengst kan leveren aan erucazuur en geen kruisbestuivingsgevaar oplevert is Crambe. Dit gewas heeft enige aandacht in het Engelse on derzoek, al heeft ondergetekende de indruk gekregen dat het onderzoek en de praktische teelt in Nederland een hogere prioriteit heeft en een gerichtere aandacht. Een oliegewas, dat in Engeland wel Typisch Engels landschap. veel aandacht krijgt is olievlas. Dankzij o.a. de Brusselse steun van f 200,—/acre (f 660,— geeft dit gewas de laatste jaren (door de ho ge opbrengsten) een beter finan cieel resultaat dan de tarwe. Het is, zo verzekerden mij een aantal Engel se boeren, een gemakkelijk te telen gewas, dat weinig kunstmest vraagt en ook een geringe hoeveel heid gewasbeschermingsmiddelen. Voor de bewerkingen kunnen vrij wel dezelfde machines gebruikt worden als voor de graanteelt, zo dat voor een overschakeling naar dit gewas de boer geen investeringen hoeft te doen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er dit jaar zo'n 17.000 ha van dit gewas worden geteeld. Een uitbreiding van het areaal tot 40.000 ha werd niet uitgesloten geacht. Thans vindt nog import van lijnolie van elders (vnl. Canada) plaats. Alhoewel olievlas een type vlas is, dat meer geselekteerd is op een hoog zaadpercentage (korte sterk vertakte planten met veel zaaddozen per plant) zou het ook een geringe vezelopbrengst kunnen leveren. Bij de oogst geeft men in Engeland er de voorkeur aan om met een hoge stoppel te maaidor- sen en het stro op het veld te ver branden (zo lang dit nog mag!). Het Landbouwkundig onderzoek werkt in diverse onderzoekprogramma's om deze teelt gedurende deze deca de veilig te stellen. Men geeft toe wel afhankelijk te zijn van Brusselse subsidie, maar intussen raakt ook de industrie meer geïnteresseerd in de verwerking van deze - relatief - sneldrogende lijnolie. Ondergetekende heeft de indruk ge kregen, dat de Engelse landbouw (inklusief het onderzoek) meer aan dacht geeft aan dit vlastype dan de Nederlandse landbouw, die zich nog steeds blijft richten op het vezelvlas. De toekomst zal leren wie de juiste keuze heeft gemaakt. Zo duidelijk aktief men zich bij lijnolie betrokken voelde, zo volgend leken de ontwik kelingen in het onderzoek naar het gebruik van andere plantaardige oliën voor industrie-doeleinden. Het zal van de politieke beslissingen in de EG en van de GATT-regels afhan gen of Bio-diesel, koolzaad of lijnolie uit Westerse landen zal worden ge bruikt of dat palm- en/of cocosolie uit tropische landen goedkoper zul len zijn om als "groene" grondstof te dienen. Deze afwachtende hou ding geldt voor de oliën voor de to tale oleochemische industrie. Het volgend karakter van het Engelse onderzoek bleek ook uit de belang stelling die men heeft voor het Ne derlandse onderzoek naar de mogelijkheden van carvonolie uit karwij en het gammalinoleenzuur (GLA) uit Teunisbloem en Borago. Vezelgewassen In het algemeen worden vezelge wassen als zeer perspektiefvol ge zien als men het over agrifikatie heeft. De papierindustrie immers vraagt steeds meer vezels als grondstof voor de papierproduktie, daarnaast groeien er maatschappe lijke weerstanden tegen het kappen van bossen, die thans de grondstof leveren. In de akkerbouwpraktijk, zo bleek, werd aan de teelt van vezel gewassen (nog) niets gedaan. In het landbouwkundig onderzoek was een houtproduktieprogramma pas opgestart en hoopt men dit najaar te participeren in een op te starten EG-programma met miscanthus (oli fantsgras). Op Bridgets EHF ('n proefboerderij van 419 ha) in de nabijheid van Win chester (Hants) worden in samen werking met de Foresty Commission proeven genomen met Corsiaanse den en Noorse Esdoorn. Plantverbanden en onderteelten om de onkruidbestrijding te minimalise ren waren in het onderzoekspro gramma de voornaamste items. Over dit langjarige programma kon den nog geen resultaten gegeven worden. Opvallend voor ondergetekende was, dat de belangstelling voor braakregeling en/of boomaanplant zeer minimaal was. Wel werd ver wacht, dat een versoepeling van de regeling van 5 jaar naar 1-jarige kon trakten de belangstelling fors zou doen toenemen, ir. L.Th.J.M. de Wit Koördinator SSPP In de week van 29 mei tot en met 5 juni jl. ging de Zeeuwse Vereniging van Schapenhou ders op exkursie naar Schot land. Het doel van deze exkursie was, om zelf te zien hoe professioneel de scha penhouders in deze regio be zig zijn. Op het programma stonden o.a. Scotsheep 91, Scottish Agriculture College en een aantal bedrijfsbe zoeken. De manifestatie Scotsheep 91 was op Schotland gericht. Het doel was om de schapenhouders te laten zien welke mogelijkheden er zijn om on der hun omstandigheden hun bedrijf naar een hoger niveau te brengen. Dit omdat de marges steeds kleiner worden, zeker nu na januari '92 de variabele slachtpremie verleden tijd is. Om de marges te vergroten was kwaliteit het sleutelwoord. Kwali teitsverbetering door verminderen van vet en door een betere bespie- ring. De bezoekers konden lamme ren levend klassificeren om zo hun kennis te verhogen. Naast beoorde ling werd aandacht besteed aan ver hoging van de lammerproduktie door middel van diverse kruisings systemen. Scottish Agriculture College SAC is een samenbundeling van on derzoek, onderwijs en voorlichting. Op het SAC is in de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het ont wikkelen van een systeem voor het testen van rammen op bevleesd- heid, vetbedekking en groei. Op het SAC heeft men de beschikking over 250 Suffolk ooien. De zgn. "ESCA" ooien. Deze kudde is in het begin van de tachtiger jaren samengesteld uit dieren afkomstig van 40 bedrij ven uit het hele Verenigd Koninkrijk. Deze brede genetische basis heeft het onderzoek de mogelijkheden ge geven om te ontdekken waar de grenzen liggen van groeisnelheden bij fokrammen. Sinds 1985 is voor de koppel ooien alleen een ram gebruikt op basis van een eigen prestatietoets. Selek- tie is gebaseerd op een gekombi- neerde index van de dikte van de rugspier, onderhuidse vetdepots en gewicht in relatie met leeftijd en worpgrootte. De lammeren worden gespeend op een leeftijd van 8 weken en tot een leeftijd van 150 dagen op stal ge houden. De lammeren krijgen onbe perkt krachtvoer. De resultaten van de geselekteerde lammeren t.o.v. de kontrole groep zijn sprekend. In 5 jaar tijds is met een dergelijke test de prestaties van de rammen met ruim 50% ten opzichte van de kon- trolegroep gestegen. Geselekteerde rammen hebben gemiddeld een ho ger levend gewicht, een dikkere rugspier en minder vet. Het meten van het vet en de rugspier gebeurt door middel van scannen. Na het wegen berekent de computer de index. Dit systeem wordt nu ook in de praktijk gebruikt. MLC gaat hiermee de boer op. Op ruim 400 praktijk bedrijven worden de dieren gescand en gewogen en van een index voorzien. De kosten hiervan zijn 300-£ 400 afhanke lijk van de bed rijfsg rootte 2/ooi. Wanneer je dergelijke resultaten ziet, dan zou het ook voor Neder land een goede zaak zijn als er geld werd vrijgemaakt voor een dergelij ke eigen presentatietest voor vleeslamvaderdieren. Hiermee kan daadwerkelijk aan de belangrijkste eigenschappen van een vleeslamva- der dier worden gesleuteld. Klaverweide Een ander praktijk-onderzoek dat net was afgesloten is een 4 jarig ex periment met witte klaver. Naast Engels raai was het aandeel klavers rond de 45 procent. De resultaten zijn goed. Uit het onderzoek blijkt dat klaverweide, waarop geen stikstof gestrooid wordt, dezelfde groei bij lammeren oplevert als gras land waarop 160 kg-180 kg N gestrooid wordt. Bedrijfsbezoeken De bedrijven die we bezocht hebben hadden 800 tot 1200 ooien. Twee bedrijven waren vleeslamproducen- ten. Het derde bedrijf was een fok bedrijf van de Scottish Blackface. Op de vleeslambedrijven is men vol op bezig met verhoging van de pro duktie, het verbeteren van de kwaliteit en het verlagen van de kosten. In de gebieden waar de schapen op stal aflammeren en waar men nog redelijke wei heeft, probeert men een lammerproduktie van 2 lam/ooi te krijgen. Op dergelijke bedrijven wordt de invloed van de betere bespierde rassen zoals de Texel, Vendeen en Charolais steeds groter. De vleeslamvader dieren die ingezet worden moeten èen zo hoog moge lijke index hebben, zoals die door het MLC bepaald wordt. De kosten worden verlaagd door minder kunstmest te gaan strooien en meer klaver in de grasmat te gaan opne men. Door een dergelijke bedrijfs voering kunnen de vleeslamproducenten (met de bete re weilanden) ondanks de lagere prijzen hun saldo per hektare gelijk houden. De "Swaledale", een ras dat be kend staat om zijn "hardheid". Overleven onder slechte omstan digheden. Konklusie Wanneer je een week door een der gelijk schapengebied trekt waar mil joenen schapen lopen van allerlei rassen en kruisingen, dan valt op dat de schapenhouderij enorm in beweging is. Men is er van door drongen dat wanneer men een bo terham wil blijven verdienen in de schapenhouderij dit alleen kan wan neer men het professioneel be nadert. In Schotland is er op organisato risch gebied een voorsprong opge bouwd over de aanpak van kwaliteitsbeoordeling en verbetering. Het inzetten van vader- dieren met een voorspelbare verbe tering is hiervan een sprekend voorbeeld. Kwaliteit is het sleutel woord voor de negentiger jaren. ing. Mannus Westhuis Op bezoek bij een fokbedrijf van Scottish Blackface, het uitgangsras voor het fokken van de bekende "mule".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 10