MMHMMi
De maand juli op het zuidwestelijk veehouderijbedrijf
9LV
Landbouwvoorlichting
Kuil voer
opslag
Drinkwater, ga er bewust mee om
Melkveehouderij
Varkenshouderij
iiii
«I
17
We hebben de langste dag
van 1991 weer achter ons.
Het voorjaar is voorbij gegaan
met veel koude luchtaanvoer
en weinig regen. Door dit
koude weer viel vooral de her-
groei van het gras tegen. De
snijmaïs heeft lang in de
grond gezeten en na opkomst
een erg trage groei. Dit gewas
heeft warmte nodig om een
hoge opbrengst te krijgen per
ha. Goed weer in de maand
juli kan nog veel van de ach
terstand van de maïs goed
maken, maar een topop-
brengst zit er dit jaar niet in.
We moeten nu echter wel aan
de opslag van de te oogsten
maïs gaan denken.
Om de juiste opslagruimte voor
snijmaïs aan te leggen zijn de vol
gende gegevens van belang:
- hoeveel maïs bijvoeren in de
zomer,
- aantal dieren (GVE) aanwezig,
- hoeveel kg. ds voeren per dag,
- lengte van stalperiode,
- stapelhoogte (winter zomer)
- voersnelheid dag week.
Om broei in de kuil zoveel mogelijk
te voorkomen zal ongeveer 1.50 m
lengte kuil per week vervoerd moe
ten worden bij het uitkuilen met een
kuilvoersnijder. Bij het uithalen met
een grijper is dit 2.00 m. Meestal
wordt er in de winter per dier meer
droge stof (ds) snijmaïs gevoerd dan
in de zomer. Is dit verschil groot en
wil men toch de gewenste voersnel
heid halen, dan zal de zomerkuil la
ger in stapelhoogte moeten zijn dan
de winterkuil of deze moet smaller
zijn. Minimale plaatbreedte 5 m. Een
'broodkuil' bevat, afhankelijk van de
breedte en hoogte, de volgende kg
ds per strekkende (nv) plaat (zie
tabel 1).
Voor grotere rundveehouderijbedrij
ven kan een sleufsilo aantrekkelijker
zijn dan een vlakke plaat. Ook hier
geldt een minimale voersnelheid van
1.50 nv en 2.00 nv per week (zie
tabel 2).
Door de rechte zijkanten kan in een
sleufsilo meer ds/nv zitten bij de
zelfde vloerbreedte. Om een keuze
te maken tussen een vlakke plaat of
een sleufsilo is het aantal GVE dat
snijmaïs eet en het aantal kg ds snij
maïs GVE /dag van belang (voer
snelheid).
Voorbeeldberekening
Bedrijf met 60 melkkoeien wil in de
winter 6 kg ds en in de zomer 4 kg
ds snijmaïs voeren. In de winter 70
GVE (inkl. jongvee) x 6 kg 420
kg ds/dag. Per week is dit 2940 kg
ds, wat minimaal 1,5 m1 kuillengte
moet zijn, of 1960 kg ds/nv. Een
vlakke plaat van 8 m breedte of een
silo van 7 m breed en 1 m wand
past hier het beste (zie tabellen). In
de zomer zullen 60 melkkoeien a 4
kg ds 240 kg ds/dag opnemen. Dit
is 1680 kg ds/week of er mag 1120
kg ds/nv zitten. We zien dan dat
een broodkuil met een plaatbreedte
van 6 m en een voerhoogte van
1.25 hier de 1120 kg ds/nv het
kortst benadert.
Aanleg kuilvoeropslag
Ter plaatse gestort beton of beton
platen zijn het meest gebruikte ma
teriaal. Naast mechanische
belasting moeten we ook rekening
houden met chemische aantasting.
Voor snijmaïs opslag wordt beton-
kwaliteit B35 milieuklasse 5c gead
viseerd. Met een
Door nu uw voordroogkuHen te laten bemonsteren heeft u vroegtijdig de uitslag binnen.
LJ
het DVE. Om volgend stalseizoen
een goed rantsoen aan uw vee te
voeren is ruwvoeronderzoek van
graskuil een eerste vereiste. Door nu
uw voordroogkuil te laten be
monsteren heeft u vroegtijdig de
uitslag binnen. U kunt hier dan reke
ning mee houden bij eventuele voer-
aankopen voor de winter.
Grondonderzoek
Grasland heeft behalve vocht, licht
en warmte voldoende voedingsele
menten nodig om gras te laten
groeien. Naast stikstof zijn fosfaat
en kali onmisbaar. Een tekort of een
groot overschot zijn niet bevorderlijk
voor de groei. Wil men bewust be
mesten, dan is grondonderzoek
noodzakelijk. Bedrijven, welke met
het BAP (bemestings advies pro
gramma) mee doen hebben het
meest profijt hiervan als er recente
analyses van grondonderzoek be
schikbaar zijn. Is het laatste grond
onderzoek langer dan 6 jaar
geleden uitgevoerd, overweeg dan
om grondmonsters te laten nemen.
Voor het bespreken van de uitslagen
van grondonderzoek en mogelijkhe
den van BAP deelname kan de DLV
Rundveehouderij u helpen,
ing. R. van der Meer,
bedrijfsdeskundige Breda,
tel.: 076-203190
superplastificeerder is deze beton
goed te verwerken. Om na het stor
ten te snelle droging van de beton te
voorkomen, kan men deze afdekken
met folie en gedurende een week
steeds nat houden (tuinsproeier), of
door een parafine-emulsie over de
beton te spuiten. Laat de beton
goed uitharden (20 dagen) alvorens
er met zwaar materiaal over te rij
den. Houdt bij de aanleg van voer-
opslag rekening met afschot en
opvang van perssap. Op dit moment
is er de mogelijkheid om 25% sub
sidie te krijgen op de investering in
de aanleg van een vloeistofdichte
plaat met opvang van perssappen.
Voor verdere vragen t.a.v. ruwvoer-
Tabel 1
Kg ds per rrr bij 'broodkuil'
Breedte E
opslag en subsidies zijn de bedrijfs-
deskundigen DLV rundveehouderij
gaarne bereid u te helpen.
Ruwvoeronderzoek
Waarschijnlijk zal er dit najaar
gestart worden met het nieuwe ei-
witwaarderingssysteem (DVE). Ook
op het gebied van voordroogkuil zal
er een grote verschuiving zijn van
het oude eiwitsysteem (vre) naar
gem. hoogte
1.00
720
900
1.25
870
1090
1330
1555
1.50
1575
1860
1.75
-
2165
Tabel 2
-
Kg ds per nv bij silo met gronddek
Gem. hoogte
silo breedte (m)
wand h. (m)
kuil (m)
7
8
9
10
0.80
1.10
1500
1715
1930
1.00
1.30
1820
2080
2340
2660
1.20
1.50
2150
2460
2770
3075
1.50
1.80
3025
3460
3780
Water is onmisbaar voor elk levend
wezen, dus ook voor een varken.
Net als de meeste dieren bestaat
een varken voor verreweg het groot
ste deel uit water. Goed en voldoen
de drinkwater is een eerste vereiste
voor goede resultaten. Als een var
ken te weinig water krijgt zal dit na
delig zijn voor de voeropname. Door
de lagere voeropname zal ook de
produktie (melk, of groei) omlaag
gaan. Aan de andere kant zorgt te
veel water eveneens voor een daling
van de voeropname.
Als er water van de drinkwater
maatschappij wordt betrokken zal
de kwaliteit van het geleverde water
aan alle voorschriften voldoen. Als
er water uit een eigen bron wordt
gehaald is het raadzaam om regel
matig (1-2 keer per jaar) monsters te
laten onderzoeken, bv. bij De Ge
zondheidsdienst voor Dieren. Als de
kwaliteit van het aangevoerde water
goed is, kan er op het bedrijf nog
een stuk "kwaliteitsverlies" optre
den. Dit kan bv. doordat er vervui
ling in de leidingen ontstaat. Dit zien
we vaak bij oude leidingen. Na ver
loop van tijd treedt verwering op,
waardoor er zwevende deeltjes in
het water kunnen komen.
Een andere vervuilingsbron kan het
voorraadvat zijn. Het vat moet stof-
en lichtdicht zijn. Stof is een voe
dingsbron voor bakteriën die zich
dan explosief kunnen vermenigvul
digen. Als er licht door het voor
raadvat kan dringen, zorgt dit vaak
voor algengroei in het vat. Stof en
algen hebben niet alleen een nadeli
ge invloed op de kwaliteit van het
water, maar ze kunnen ook leider
tot verstoppingen in nippels.
Hoeveel water geven
Zeugen
Dragende zeugen hebben ongeveer
dens de opfok 2,5 liter water per ki
lo voer nodig hebben.
4 liter water per kilo voer nodig, dus
8-12 liter per dag. In de praktijk kan
dit prima door de zeugen alleen
rondom voeren drinkwater te geven.
Als de zeugen de gehele dag water
kunnen drinken zullen ze vrijwel al
tijd veel te veel water opnemen. Dit
is nadelig voor de mestkwaliteit, de
hoeveelheid mest en de voerbe-
nutting.
Voor zogende zeugen geldt eigenlijk
het omgekeerde; deze hebben vaak
moeite om de gewenste hoeveel
heid water op te nemen. Als een
zeug volop melk produceert en hard
gevoerd wordt in de kraamstal loopt
de waterbehoefte op tot 25-30 liter
per dag. Beperken in de kraamstal is
dus nooit raadzaam. Vaak wordt
aan pas geworpen zeugen handma
tig extra water bijgegeven. Doe dit
niet langer dan twee dagen omdat
de zeugen snel verwend zijn. Het
gevaar bestaat dat de zeugen dan
de nippel niet meer willen gebrui
ken! Bij zieke of zwakke zeugen is
het wel wenselijk om langer door te
gaan met water bijgeven. In de gra
fiek is nog eens weergegeven hoe
veel water een zeug op
verschillende momenten in de cy
clus nodig heeft.
Waterbehoefte van zeugen
Biggen
Voor biggen is moeilijk te bepalen
wat de exakte waterbehoefte is,
omdat niet bekend is wat ze bij de
zeug opnemen. Het advies is om
vanaf de geboorte steeds vers en
schoon drinkwater zonder beperkin
gen beschikbaar te stellen.
Omdat een big weinig water drinkt,
heeft beperken hier niet zoveel zin.
Beren
In principe zal de waterbehoefte van
een beer op een vergelijkbaar niveau
liggen als bij een zeug. Bij een nor
male voergift is dit voor een volwas
sen beer 11-13 liter per dag. De
meeste varkenshouders geven een
beer meestal onbeperkt water met
een drinknippel of drinkbakje.
Vleesvarkens
De waterbehoefte van een vleesvar
ken is afhankelijk van het gewicht.
Als een varken zwaarder wordt is er
per dag meer water nodig. In de gra
fiek is deze behoefte weergegeven.
In de praktijk wordt vaak met een
mengverhouding van voer en water
gewerkt. Men praat dan wel van
een voer-waterverhouding. Men
geeft dan aan hoeveel liter water er
per kilo voer nodig is. Voor jonge
varkens ligt deze verhouding bij
1:2,5 bij zware varkens kan dit te
ruglopen tot 1:2,0. Dit betekent dat
een vleesvarken wat bv. 2,5 kilo
voer per dag krijgt hierbij 5. liter wa
ter nodig heeft.
Tot slot
De vermelde waterbehoeften zijn
gebaseerd op gezonde varkens, bij
een normale staltemperatuur. Als
varkens ziek zijn is het erg belangrijk
om zeker niet te weinig water te ge
ven. Een varken met koorts verliest
meer vocht, en heeft dus behoefte
aan meer water. De DLV-
Varkenshouderij teams geven advie
zen over drinkwater. Er zijn advies-
kaarten waarop staat wat de water
en voerbehoefte is voor zeugen en
vleesvarkens. Vraag hier gerust
naar!
Marco Geboers
D.L.V. team Varkenshouderij Breda
076-202681
Waterbehoefte van vleesvarkens
dekken 60 80 werpen spenen
moment in de cyclus
liters
-
water 8-
per
dag
6*
4.
2-
0
Opfokzeugen
Voor opfokzeugen geldt dat ze tij-
20 40 60 80
gewicht varken in kilo
100
120