Landbouw West-Brabant legt
toekomstvisie op tafel
dithane8
Am
KNLC-bestuur:
het had erger gekund
Afrijpings-
ziekten
in
GRANEN?
KNLC
kom m entaar
Nieuwe Structuur Landbouwschap
mag niets meer kosten
Kies de
voordeligste
bestrijding
met
DLV negeert standpunt CLO
Ontwikkelingsnota voor akker- en tuinbouw
EG-Landbouwprijzen '91-92
Bestuur KNLC:
Koersverandering
De problemen in de akkerbouw en
vollegrondstuinbouw zijn omvang
rijk. Gezamenlijke inspanningen van
bedrijfsleven en overheid zijn nodig
om tot herstructurering te komen.
Daarbij is een regionale aanpak van
belang. Dat is de basis voor de nota
"Nu zaaien, straks oogsten: ont
wikkelingsvisie akkerbouw en volle
grondstuinbouw in West-Brabant",
die op 4 juni j.l. is gepresenteerd.
De nota is opgesteld door een
stuurgroep van het ministerie van
landbouw, de provincie Noord-
Brabant en het landbouwbedrijfsle
ven. Het doel van de studie was
oplossingen te vinden voor de pro
blemen van de akkerbouwers en de
behoefte aan areaalvergroting van
de bedrijven. Integratie zou moeten
plaatsvinden met de oplossing voor
milieu- en structuurproblemen in de
vollegrondstuinbouw. Bij het project
is rekening gehouden met de rand
voorwaarden van het beleid van het
Rijk en de provincie op het terrein
van milieu, water en ruimtelijke or
dening.
De nota moet gezien worden als
een inbreng vanuit de sector land
en tuinbouw. De nota zal nog wor
den voorgelegd aan onder andere
Gedeputeerde Staten van de Ge
westelijke Raad van het Landbouw
schap. GS zullen te zijner tijd in een
integrale afweging met andere be
leidsterreinen een standpunt bepa
len over de Sectornota.
De problemen in de Nederlandse ak
kerbouw zijn omvangrijk. Er is be
hoefte aan areaalvergroting per
bedrijf. In deze behoefte kan moeilijk
worden voorzien. De volle
grondstuinbouw is een mogelijkheid
om het inkomen van de akkerbou
wers wat te verbeteren, maar in de
tuinbouw geldt dat moet worden
voldaan aan de nieuwe normen voor
gewasbeschermingsmiddelen. Re
den om de ontwikkelingsvisie niet
alleen te richten op de akkerbouw,
maar ook de vollegrondstuinbouw
hierbij te betrekken.
Perspectieven
De stuurgroep ziet voor de akker
bouw de volgende mogelijkheden
voor de toekomst:
- voortzetten van het akkerbouwbe
drijf. Dit is alleen mogelijk wanneer
er bedrijfsvergroting, samenwerking
tussen bedrijven, fusie of specialisa
tie plaatsvindt;
- omschakeling naar een gemengd
bedrijf (zowel intensieve als exten
sieve veehouderij);
- start van een tweede plantaardige
tak (intensivering van het
bouwplan);
- part-time akkerbouw;
- bedrijfsbeëindiging.
Voor de vollegrondstuinbouw zijn er
de volgende perspectieven:
- intensieve teelten. Het telen van
meer arbeids-, kapitaal- en kennisin
tensieve gewassen op volle-
grondstuinbouwbedrijven;
- extensieve teelten. De introductie
van nieuwe, gemakkelijk te mecha
niseren teelten op akkerbouwbe
drijven;
- meer gesloten systemen. Voor
beeld van een gesloten systeem is
de substraatteelt waarbij geteelt
wordt op een kunstmatige onder
grond. Daarmee wordt voorkomen
dat er te veel mineralen in de bodem
komen;
- omschakeling naar andere plant
aardige takken (zoals glastuinbouw,
boomteelt of paddestoelenteelt);
- bedrijfsbeëindiging;
- part-time tuinbouw.
De stuurgroep heeft deze mogelijk
heden voor de vier regio's van West-
Brabant apart beschreven.
Beleidsaanbevelingen
De ontwikkelingsvisie van de stuur
groep leidt tot een aantal concrete
beleidsaanbevelingen, gericht op
het Rijk, de provincie, gemeenten en
het landbouwbedrijfsleven. Daar
naast worden er voorstellen voor
projecten gedaan, die in de komen
de jaren uitgevoerd zouden moeten
worden. Het gaat om projecten als
een bemiddelingsbureau voor de af
zet van plantaardige tuin- en land-
bouwprodukten; een aanpassing
van de subsidieregelingen van het
Rijk om ze beter toegankelijk en toe
pasbaar te maken; een grondpool;
een arbeidspool; de begeleiding van
bedrijfsbeëindiging; een bedrijfsver-
plaatsingsregeling; samenwerking
op het gebied van gebouwen en
machines. Een projectgroep met de
voorzitters van de kringen van
CBTB, NCB en ZLM in West-Brabant
moet op de uitvoering van de pro
jecten toezien.
Het bestuur van het KNLC staat niet
te juichen bij het akkoord dat de EG-
landbouwministers hebben bereikt
over de prijzen voor 91-92, maar het
had erger gekund. Er is echter over
de uitwerking nog veel onduidelijk.
De discussie in het bestuur spitste
zich j.l. dinsdag toe op de voorstel
len voor de akkerbouw en die voor
de zuivel.
Het ergerde akkerbouwvoorzitter
Jans Leeuwma dat hoewel de totale
graanproduktie onder de 160 mil
joen ton was gebleven, de akker
bouwers toch worden geconfron
teerd met een prijsdaling. De mede
verantwoordelijkheidsheffing wordt
namelijk met 2% verhoogd. Het
KNLC-bestuur kan zich op zich wel
vinden in de voorgestelde koppeling
tussen de mvh en braaklegging. Po-
ducenten die volgend jaar 15% van
hun areaal marktordeningsproduk-
ten Draak leggen hoeven de mvh
niet te betalen. Boeren die al deelne
men aan de bestaande vijfjarige
braakregeling krijgen de 2% extra
mvh terug.
Toch had het bestuur nog al wat be
zwaren tegen deze eenjarige braak
regeling. Het voorstel om 15% van
het totale areaal braak te leggen viel
slecht, 10% was voldoende ge
weest. Maar een veel groter be
zwaar is dat de braakregeling alle
marktordeningsprodukten omvat en
niet alleen geldt voor granen. Hier
door worden suiker en oliehouden
de zaden extra belast. De
voorgestelde koppeling riep ook vra
gen op. Hoe hoog zal de vergoeding
zijn en wat gebeurt er in het volgen
de prijsjaar?
KNLC-voorzitter Varekamp meldde
dat de zuivel er met die 2% nog
goed af is gekomen. De Duitsers
streefden naar een veel groter per
centage. Europa moet volgens hen
zelfvoorzienend worden wat melk
betreft en niets meer uitvoeren. Dit
zou zeer slecht zijn voor de Neder
landse melkveehouderij. Het
bestuur pleitte ervoor dat alle vee
houders gelijkelijk gekort worden en
dat de korting niet mag worden ge
bruikt voor structuurbeleid. Mogelij
ke quotumtoewijzing aan Slommers
en boeren met zure produkten moet
uit de opkoopregeling komen.
In de bestuursvergadering van het
KNLC op 4 juni j.l. is een eerste en
voorlopige bespreking gewijd aan
de voorstellen voor de nieuwe
structuur van het Landbouwschap.
Voorzitter Varekamp benadrukte in
zijn toelichting dat het voorliggende
voorstel het best mogelijke compro
mis was. Het bestuur zich, zij het
lichtelijk morrend vinden in het
voorstel om het bestuur van het
Landbouwschap meer naar evenre
digheid in te richten. Men vond het
jammer dat er zo een uitbreiding van
het bestuur van het Landbouw
schap zal plaatsvinden. Ook de keu
ze van het wisselend voorzitter
schap is niet die van het KNLC. Een
vaste voorzitter, bijvoorbeeld van de
grootste organisatie was beter
geweest.'
Niet duurder
Het bestuur vond het verder zeer
jammer dat het niet haalbaar is ge
bleken om een enquête onder de
boeren en tuinders te houden naar
de meeste gewenste vorm van be
langenbehartiging. Van der Maas
(ZLM) hamerde er op dat de hele re
organisatie van het Landbouwschap
geen extra kosten met zich mee
mag brengen.
Het bestuur was het daar mee eens
en vindt dat er een financiële para
graaf bij het rapport moet komen.
De bestuursleden wilden ook de
discussie over de inrichting van de
Gewestelijke Raden loskoppelen van
de discussie van de inrichting van
het Landbouwschap. De gewestelij
ke raden mogen geen vierde stand
sorganisatie worden.
Daarnaast vond het KNLC-bestuur
het vreemd dat er niet gewacht
wordt met een definitief oordeel
over de inrichting van het land
bouwschap totdat er meer duidelijk
heid is over de structuur van de
CLO's.
Ten slotte moet het DB een meer
toetsende coördinerende taak krij
gen. De afdelingen en commissies
worden zelf verantwoordelijk voor
de presentatie van hun zaken. D:
houdt onder andere in dat de v> e-
dingsbonden ook op dat niveau ver
tegenwoordigd moeten zijn.
Ingeborg Schuitemaker.
Het is te verwachten dat de Eu
ropese Commissie tegen het
eind van deze maand zal komen
met de voorstellen van een ver
gaande hervorming van het land
bouwbeleid. Opnieuw verande
ring van beleid. Er zijn in de loop
van het EG-landbouwbeleid al
meer koersaanpassingen ge
weest. A/s situaties wijzigen is
bijsturen noodzakelijk. Deze keer
dreigt het om een principiële wij
ziging te gaan. Inkomensbeleid
via het markt- en prijsbeleid zal
volgens de begin dit jaar door de
Commissie uitgebrachte discus
sienota min of meer plaats moe
ten maken voor een van de
produktie-omvang ontkoppeld
inkomensbeleid. Het agrarisch
inkomen zou daarmee veel meer
dan nu het geval is afhankelijk
worden van politieke beslissin
gen.
Van veel kanten is terecht kritiek
geleverd op deze ideeën van de
Commissie. Ideeën die met na
me EG-Commissie-voorzitter De-
lors en Landbouwcommissaris
MacSharry verdedigen. Het is te
hopen dat de rekensommen, die
gemaakt zijn van de kosten van
een dergelijk ontkoppeld beleid,
de Europese Commissie op an
dere ideeën heeft gebracht. De
zeer veel hogere kosten zijn voor
de Commissie politiek niet te
verkopen aan de belastingbeta
ler. Ook voor de boeren die de
laatste decennia hun bedrijf ont
wikkeld hebben op basis van het
EG-beleid, zou deze koerswijzi
ging funest zijn.
Toch verandering nodig
Deze kritiek op de ideeën van de
Europese Commissie houdt niet
in dat ik vind dat het beleid niet
aangepast moet worden. Er zijn
genoeg redenen voor: Vraag en
aanbod zijn teveel uit elkaar ge
groeid; door landbouwbeleids-
maatrege/en zijn er marktversto
ringen opgetreden; politieke en
maatschappelijke opvattingen
zijn snel gewijzigd; de EG is gro
ter geworden; de economische
macht van de EG ten opzichte
van andere economische blok
ken is versterkt, waardoor de
druk om handelsbelemmeringen
op te heffen toeneemt.
Tussen de agrarische bedrijven
en tussen de verschillende re
gio's in de EG zijn nog zeer grote
verschillen. Dit laatste is echter
geen reden het landbouwbeleid
te wijzigen. Ik denk dat deze ver
schillen noch via het markt- en
prijsbeleid, noch via inkomens
beleid zijn op te lossen. Er zal om
tot een duidelijke inkomensver
betering in achtergebleven ge
bieden te komen, een sterk
regionaal beleid gevoerd moeten
worden. Het Landbouwbeleid
biedt voor die regio's geen oplos
sing. Ik vind het dan ook terecht
dat de EG veel geld in dit bijna
veertig procent van de totale EG
omvattend gebied steekt. In de
periode 1989-1993 is dit onge
veer 85 miljard gulden.
COPA-standpunt
Half mei hebben de voorzitters
van de Europese landbouworga
nisaties in COPA-verband met el
kaar een standpunt bepaald over
het gewenste landbouwbeleid.
Gelukkig heeft COPA ook ervoor
gekozen dat het markt- en prijs
beleid het wezenlijke element
moet blijven van de vorming van
het landbouwinkomen. Vraag en
aanbod moeten ook volgens CO-
PA meer met elkaar in evenwicht
komen. Verschillende instrumen
ten kunnen naast de'prijs daar
toe bijdragen. Dit zal met name
vrijwillige produktiebeheersing
zijn, die gestimuleerd wordt door
premies. Ook de koppeling me
deverantwoordelijkheidsheffing
en niet of minder produceren be
hoort tot de mogelijkheden. Het
zelfde geldt voor premies extra
bijdragen die worden geleverd
voor de verbetering van het
milieu.
Ik denk dat de ideeën van COPA
realistisch zijn, mits deze in de
gehele EG ook realistisch en
praktisch worden uitgevoerd. Ve
le jaren EG-landbouwpolitiek in
de praktijk, hebben geleerd dat
de uitvoering en uitwerking van
beleid in de verschillende EG-
landen pas na enkele jaren zicht
baar wordt. Het is ook onwerke
lijk te verwachten dat
landbouwbedrijven zich van de
ene op de andere dag aanpassen
aan gewijzigd beleid. Niet omdat
boeren niet flexibel zijn, maar
vaak betekent een te snelle aan
passing kapitaalvernietiging.
De laatste acht jaar zijn er drasti
sche ingrepen in het landbouw
beleid geweest: melkquotering,
stabilisatorenbeleid, prijsverla
ging en produktieverschuiving
door uiteenlopend beleid tussen
de sectoren. In feite betekent dit
dat het effect van de be
leidsmaatregelen in de afgelopen
jaren nog niet volledig zichtbaar
is. In een dergelijke situatie is het
onverstandig om het beleid volle
dig om te buigen en het boeren-
inkomen direct afhankelijk te
maken van de belastingbetaler.
COPA moet daarom sterke druk
uitoefenen om de Europese
Commissie op de betere COPA-
denklijn te krijgen. Een lijn die
ook sterk ombuigt, die aansluit
bij het verleden en uitzicht biedt
op een sociaal-economisch ver
antwoorde landbouw.
Dam Jaarsma
plv. alg. secretaris KNLC
De Dienst Landbouwvoorlichting
heeft onlangs een persbericht laten
uitgaan waarin staat dat de advies
commissie van de DLV unaniem ge
meend heeft niet te moeten starten
met alleen toepassing van het pro
fijtbeginsel. Dit is onjuist.
Hans van Leeuwen, die namens het
KNLC in de adviescommissie zit,
heeft bij herhaling het CLO-
standpunt naar voren gebracht. Dit
standpunt luidt dat de DLV de eer
ste drie jaar de 5% die het be
drijfsleven moet bijdragen via het
profijtbeginsel moet binnenhalen.
Na die drie jaar kan er bekeken wor
den of doorgegaan moet worden
met financiering via het profijtbegin
sel of dat de ontbrekende gelden via
een collectieve heffing of via een
mix profijtbeginsel/collectieve hef
fing moet worden binnengehaald.
Het landbouwbedrijfsleven heeft al
tijd gezegd dat zij wel zullen zorgen
voor de 50% financiering van DLV
(de overheid betaalt de overige
50%).
Het KNLC twijfelt er wel aan of een
mogelijke collectieve heffing via de
landbouwschapsheffing moet wor
den binnengehaald. Misschien kan
dat ook via de vaktechnische orga
nisaties. Het KNLC vindt het zeer
ongepast dat het standpunt van een
overgrote meerderheid in de advies
raad, namelijk de CLO's zo onder ta
fel wordt geveegd. Het advies van
de adviescommissie komt nog in
het bestuur van het Landbouw
schap en zal daar getoetst worden
aan het CLO-standpunt.