Nieuws en Commentaar
KNLC
kommentaar
Geen quotumkortingen in de zuivel
Streng verzuringsbeleid werkt averechts
Ammoniakverzuring in jaren
'90 spectaculair terug
Subsidies
Installatie
landinrichtings
commissie Biervliet
Landbouwschap:
Eerste aardbeien
V/
Om mee te kunnen blijven draaien
op de internationale markt, moeten
de zuivelquota in Europa niet gekort
worden. "Met de quotering is Euro
pa een stukje markt kwijt geraakt
aan de Verenigde Staten en de Sov
jet Unie. Dat mag niet nog een keer
gebeuren," stelde Berend-Jan War-
melink, voorzitter van de afdeling
veehouderij.
De afdeling veehouderij wil de pro
blemen liever oplossen door aan
passingen via de prijs of via het
systeem van de medeverantwoor
delijkheidsheffing. Volgens de afde
ling zijn de Europese
zuivelproblemen voornamelijk van
financiële aard. Dat is het belang
rijkste motief om quotumkortingen
van de hand te wijzen.
De medeverantwoordelijkheidshef
fing is altijd een omstreden instru
ment geweest. Deze heffing werd
destijds ingesteld om de melkpro-
duktie niet verder te laten stijgen en
om de sector zelf een bijdrage te la
ten leveren aan het zuivelbeleid. In
1989 waren de zuiveloverschotten
verdwenen en de discussie over de
medeverantwoordelijkheidsheffing
verhevigde daardoor.
Momenteel lijkt Nederland zo'n
beetje de enige binnen COPA die de
medeverantwoordelijkheidsheffing
niet wil loslaten. Landen als Duits
land, Engeland en de Zuid-Europese
landen kiezen bij een keuze tussen
quotumkorting of prijsverlaging voor
quotumkorting. Per saldo zijn deze
landen zuivelimporteurs en - zo re
deneren zij - die hoeven de quota
dus niet te korten.
Warmelink voorspelt dat de discus
sie over het zuivelbeleid op Euro
pees niveau voor Nedefland heel
moeilijk zal worden. "We moeten
kiezen uit twee kwaden. De mede
verantwoordelijkheidsheffing is ons
inziens het minst kwade. Daar moe
ten we op Europees niveau over
praten. Ingrijpen in de quota heeft
voor Nederland te zware conse
quenties," zei hij.
Marian Oenema
Samenwerking landbouworganisaties: een onoverzichtelijke worsteling.
Nu de nieuwe ecologische richtlijn
van kracht is geworden, moeten de
13 meest verzuurde Oostbrabantse
gemeenten maar eens ophouden
met hun nog strengere verzurings
beleid. Dat werkt averechts, want
het frustreert de boeren die in nieu
we technieken willen investeren. Dit
zegt de Gewestelijke Raad Noord-
Brabant van het Landbouwschap.
De nieuwe ecologische richtlijn is
voor Wanroij, Oploo, Mill en Vier
lingsbeek reden om het eigen mi
lieubeleid te heroverwegen en te
bezien of de nieuwe richtlijn niet de
voorkeur geniet. Deze geldt sinds 1
april bij hinderwetvergunningen
voor veehouderijen. Bij een vergun
ningaanvraag wordt ook gekeken
naar het aantal dieren in een gebied
en de stankcirkels van het bedrijf.
Daarnaast bepaalt het bestem
mingsplan van de gemeente of een
bedrijf zich mag vestigen of uit
breiden.
Andere gemeenten zijn echter nog
niet zover. De werkgroep die de
meest verzuurde gemeenten verte
genwoordigt, heeft aan haar leden
het zogenaamde stand-still principe
geadviseerd. Dat betekent dat op
De landinrichtingscommissie voor
de ruilverkaveling Biervliet wordt op
6 mei a.s. geïnstalleerd. De bijeen
komst vindt plaats in het Districts
bureau van Uitvoering, 17
Oktoberplein 6 te IJzendijke, aan
vang 15.00 uur.
bedrijfsniveau alles wordt bevroren.
Bovendien is het onmogelijk, dat
een bedrijf een ander agrarisch be
drijf overneemt.
Volgens de gewestelijke raad van
het Landbouwschap in Tilburg heb
ben investeringen in een betere be
en verwerking van mest meer effect
om de uitstoot van ammoniak te
verminderen, dan de gemeentelijke
maatregelen die nagenoeg elke uit
breiding van boerenbedrijven ver
bieden.
De voorzitter van de werkgroep ver
zuring, de Gemertse wethouder H.
Verkampen, vindt een maatregel die
verder gaat dan de landelijke richtlijn
wel noodzakelijk: oostelijk Brabant
is te ernstig door de verzuring aan
getast, die voor een groot deel
wordt veroorzaakt door de
ammoniak-uitstoot in de landbouw
sector.
Zoals de industrie en lektriciteits-
centrales in de jaren tachtig de ver
zuring wisten terug te dringen, zo
zijn in de jaren negentig successen
in de landbouw te verwachten.
Over negen jaar is de uitstoot van
ammoniak door de veehouderij met
ruwweg driekwart teruggedrongen.
Zo reageert het Landbouwschap op
een uitgebreid verzuringsonderzoek
van het Rijksinstituut voor Volksge
zondheid en Milieuhygiëne. Uit dit
onderzoek blijkt dat de bijdrage van
de landbouw aan de verzuring de
laatste jaren gelijk is gebleven (in ki
logrammen), terwijl anders sectoren
de verzuring hebben weten terug te
dringen.
Wetenschappers dachten aanvanke
lijk dat alleen zwaveldioxide verant
woordelijk was voor de verzuring.
Pas halverwege de jaren tachtig is
bekend geworden dat ook ammoni
ak uit mest een belangrijke bijdrage
levert. Daarna is de landbouw in
snel tempo gaan zoeken naar ma
nieren om de verzuring terug te drin
gen. Daar is de afgelopen jaren veel
geld en tijd aan besteed.
Vanaf dit jaar wordt het plan van
aanpak beperking ammoniakemis-
sie uitgevoerd. Een deel van de boe
ren wordt verplicht om mest in de
grond te injecteren of onder te wer
ken. Dat halveert de uitstoot van
ammoniak. In een later stadium
wordt het afdekken van mestsilo's
verplicht en moeten stallen worden
aangepast. Naar de beste systemen
hiervoor is nog onderzoek gaande.
Donderdag 11 april zijn de eerste
aardbeien uit de kas aangevoerd op
de CVZ in Kapelle. Teler Zuydwegt
uit Yerseke bracht de eerste primel-
la's 2 dagen vroeger op de veiling
dan in 1990. Koper van deze zomer-
koninkjes was J. Fluyt uit Wolp-
haartsdijk. De 90 doosjes van 200
gram brachten 2,50 per doosje op.
Subsidies staan in deze tijd van
noodzakelijke bezuinigingen ter
discussie. Er is niets op tegen
dat de uitgaven van de overheid,
geld dat we eerst met elkaar bij
een hebben gebracht, kritisch
worden bekeken. Een belangrijk
punt bij de beoordeling moet
zijn, dat van de investeringen die
met overheidsmiddelen worden
gedaan, rendement te verwach
ten is.
Overheidsbijdragen - subsidies -
in concrete objecten spreken
vaak duidelijker aan dan sociale
investeringen. Het economisch
rendement laat zch beter bereke
nen. Daarbij is niet alleen de uit
komst van de begroting
belangrijk voor de beoordeling
van al of niet overheidssubsidies.
Onterechte vooroordelen, aange
wakkerd door sommige belan
gengroepen en waar de politiek
gebruik van maakt, kunnen de
uiteindelijke besluitvorming op
een verkeerde manier beïn
vloeden.
Een typisch voorbeeld hiervan
zijn enerzijds de overheidsbijdra
gen voor de uitbreiding van
Schiphol en de aanleg van de
hoge snelheidslijn richting Parijs
en anderzijds de discussie rond
de bijdragen voor verbetering
van de infrastructuur van land
en tuinbouw.
Dienstverlening
Nederland is een land dat leeft
van dienstverlening, veredeling,
handel en transport. Ook in een
Europa zonder grenzen zal dat
opnieuw waar gemaakt moeten
worden.
Het is een goede zaak dat de re
gering van plan is een grote bij
drage te leveren aan het tot
stand komen van een nieuw
Schiphol en de supersnelle trein
verbinding naar Parijs en Londen.
Niet alleen de financiële bijdrage
is belangrijk, maar ook de plano
logische procedures die een
snelle uitvoering mogelijk
maken.
Er zal echter nog veel meer moe
ten gebeuren om ons land zijn
sterke positie te laten houden.
Met name de verbindingen naar
het oosten en via Duitsland naar
Italië moeten goed en snel wor
den aangepast. Dat geldt zowel
voor het water-, trein-, a/s het
wegtransport. De Nederlandse
land- en tuinbouw heeft er be
lang bij kwaliteitsprodukten snel
elders in Europa te kunnen
leveren.
Juist omdat ons land een knoop
punt is van dienstverlening, han
del en transport, zijn we
genoodzaakt een kwaliteits (ver-
ede/ingsland- en tuinbouw te
hebben. Grond en arbeid zijn im
mers duur door factoren die bui
ten de sektor zelf liggen.
Voor de land- en tuinbouw is dat
geen verkeerde zaak. Integen
deel, door de onderlinge wissel
werking krijgen zowel de
agrarische sektor a/s de andere
economische aktiviteiten een ex
tra dynamiek en meer mogelijk
heden. We zien dat niet alleen in
ons land, maar ook in andere be
langrijke economische groeicen
tra, zoals de Po-vlakte, het
Bekken van Parijs, Californië en
Texas.
Vanuit de landbouw gezien, is
het daarom een goede zaak dat
de overheid er veel aan doet om
Nederland op een moderne ma
nier nog meer dan nu het distri
butieland van Europa te laten
worden.
Meer dan landbouw
Van de tien belangrijke export-
produkten van ons land zijn er
negen afkomstig uit de land- en
tuinbouw. Mede in wissel wer
king met de specifieke functies
van ons land op het gebied van
dienstverlening, handel en trans
port, is dit zo gegroeid.
Ik verwonder mij erover dat er
nogal wat mensen zijn die land
en tuinbouw nog zien a/s een af
zonderlijke groeifactor. Het Ne
derlandse voorbeeld en feit dat
één werker voor meer dan hon
derd mensen voedsel kan produ
ceren, maakt duidelijk dat deze
opvatting onjuist is. Om het plat
teland in stand te houden is
méér dan landbouw nodig.
Eenzijdige afhankelijkheid van de
landbouw is in ieder geval funest
voor een leefbaar platteland. Zo
wel agrarische gezinnen a/s an
dere zullen daar niet willen
werken en wonen. De ideeën
van MacSharry om met land
bouwbeleid plattelandsbeleid te
voeren, zullen daarom nooit tot
een positief resultaat leiden.
Veel beter is het de wisselwer
king tussen de verschillende
sectoren te stimuleren en in te
spelen op de dynamiek die daar
door ontstaat. Dus de verschei
denheid in niet-agrarische
economische aktiviteiten in typi
sche plattelandsgebieden ver
groten en ruime mogelijkheden
houden voor land- en tuinbouw
in gebieden waar niet-agrarische
aktiviteiten overheersen!
Hiermee ben ik weer op het ver
schil in de discussie over de sub
sidie voor verbetering van de
algemene infrastructuur van ons
land en de subsidies voor de
landbouw. Waarom de opmer
kingen vanuit het Ministerie van
Fianciën, dat veel landbouwsub
sidies in ons land onterecht ge
geven wordenZiet men ook
daar de onderlinge wisselwer
king tussen de sectoren niet, die
de zo noodzakelijke dynamiek
kan geven? Juist door een goede
afstemming kan het Nederland
se deel van de EG een goede po
sitie veroveren.
Verschillen in regelgeving, be
lastingen en grensbelemmerin-
gen, zullen in de toekomst voor
de ontwikkelingsmogelijkheden
niet meer belangrijk zijn.
Doorslaggevend zullen zijn ver
schillen in opleidingsniveau,
technologie en infrastructuur.
Daarom zijn ook in en voor de
toekomst overheidsbijdragen
voor landinrichting land- en
tuinbouw, natuur én andere
bestnemingen, opleiding, prak
tijkgericht onderzoek, technolo
gie en vlotte planologische
procedures voor de agrarische
sector van wezenlijk belang voor
de totale economische mogelijk
heden van ons land. Hetzelfde
geldt voor de miljarden investe
ringen in Schiphol, de supertrein
en de verdere infrastructuur.
Het is goed dat velen dit laatste
ondersteunen. Maar het is erg
vervelend dat anderen, misleid
door verkeerd gebruikte argu
menten a/s overschotten, mest
en milieuvervuiling, de noodzaak
van bijdragen aan de verbetering
van de agrarische infrastructuur
niet meer inzien. Een realistische
visie van de landbouw zelf op de
positieve effecten die van een
goede wisselwerking tussen de
diverse economische sectoren
uitgaat, kan deze laatste groep
misschien tot andere gedachten
brengen.
Dam Jaarsma,
plv. alg. secretaris KNLC