Waterschapswet, hoe wordt het in de praktijk (2)? Themadag pastoraat en landbouw op Walcheren Epipré weer beschikbaar via VITAK Achter de markt aan zaaien In het ZLM-blad van 21 maart gaven we een samenvatting van de inleiding, die door Minister Maij-Weggen werd gehouden op het kon- gres in Utrecht op 30 januari. Op dit kongres konden bestuurders alvast wat stoelen over eikaars meningen inzake de verdere uit bouw van de nieuwe Waterschapswet. Deze wet zal vrij zeker in werking treden op 1 januari 1992, nadat de Eerste Kamer in de loop van dit jaar haar goedkeuring eraan heeft verleend. Eén van de be langrijkste punten die op dit kongres aan de orde kwam, was het uitzetten van hoofdlijnen voor het beleid, dat een taak is van de pro vincie. Het beleid aan de basis komt echter volledig bij de water schappen, waarmee de minister de waterschappen slagvaardiger hoopt te maken en tevens de bureaukratie hoopt te kunnen beteu gelen. Of dit inderdaad zal slagen, werd door een aantal aanwezigen betwijfeld. Provinciale taken Een van de twijfelaars was J.W. Remkes, gedeputeerde van de pro vincie Groningen. Hij had over een aantal zaken een andere mening, die hij onomwonden naar voren bracht. Remkes zag, in tegenstelling tot mi nister Maij-Weggen, de nieuwe Wa terschapswet zelfs als een bevestiging van de opvatting van de regering, dat de provincie de primai re wetgever is voor de waterschap pen. 'Op dit kongres spreken we hoofdzakelijk over de secundaire wetgeving', zo was zijn standpunt. De primaire invulling van de Water schapswet zag de Groninger gede puteerde grotendeels als een taak voor de twaalf kolleges van Provin ciale Staten. Deze hadden in hun aandeel graag nog wat meer ruimte gezien, vooral met betrekking tot de bestuurssamenstelling, de kosten- toedeling en het toezicht. Volgens Remkes wordt de omvang van een waterschap in de nieuwe wet wa terstaatkundig bepaald in samen hang met funktie en taak. Bij deze omvang noemde de gede puteerde geen absolute getallen, maar wel enkele criteriums. De mi nimale omvang wordt volgens hem voornamelijk bepaald door effektivi- teit en efficiëntie en de maximale omvang in hoofdzaak door overwe gingen van bestuurlijke aard. Hoe wel de provincie Groningen er niet direkt moeite mee heeft, vindt Rem kes toch dat een waterschap de provinciegrenzen in het algemeen niet moet overschrijden. Er zou zich echter een geval kunnen voordoen, dat een waterstaatkundi ge eenheid zich bevindt in twee of zelfs drie provincies. In zo'n geval vindt Groningen dat voor een inter provinciaal waterschap moet wor den gekozen. Wanneer dan de provincies op de juiste manier gaan samenwerken, bestaat er volgens Remkes, geen enkel gevaar voor be perking van de provinciale invloed. Mochten twee provincies het niet eens kunnen worden, dan biedt arti kel 1.7 de mogelijkheid tot beslech- Op vrijdag 25 april a.s. wordt in Zoutelande een themadag gehou den over "pastoraat en landbouw". Ongeveer 50 predikanten, pastores, kerkelijke functionarissen en verte genwoordigers van landbouworga nisaties zullen aanwezig zijn. De themadag vindt plaats in het Kurhaus te Zoutelande. Aanvang 9.30 uur. De deelnemers zullen twee bedrijven bezoeken op Wal cheren, te weten 't Hof Zwagerman te Grijpskerke en de fa. W. Coppool- se te Gapinge. Verder wordt een in leiding verzorgd door de heer J. Markusse, oud-hoofd van de SEV van de ZLM. Hij spreekt over ont wikkelingen in de landbouw en de betekenis hiervan voor de gezinnen. Na het tweede bedrijfsbezoek in de middag wordt een forumdiscussie gehouden. Behalve vertegenwoordi gers van de bezochte bedrijven zul len CBTB en ZLM alsmede een predikant plaats nemen in het fo rum. Omstreeks 16.00 uur wordt de themadag beëindigd. Tegen de verwachting in is Epipré dit seizoen toch weer operationeel. Dit programma voor geleide bestrij ding van ziekten en plagen in win tergranen kan met ingang van heden weer geraadpleegd worden via VITAK het videotex-systeem voor de akkerbouw. Epipré is al sinds de start van VITAK in 1987 beschikbaar geweest via dit videotex-systeem. Tot 1990 werd Epipré ook telefonisch ondersteund door de Rijkslandbouwvoorlich- tingsdienst, zodat ook niet- geautomatiseerde akkerbouwers konden profiteren van de teeltadvie zen van Epipré. Deze dienstverle ning werd vorig seizoen door de DLV beperkt tot de deelnemers aan de studiegroepen "Geïntegreerde bedrijfssystemen" en "Innovatiebe- drijven". Kort geleden werd duidelijk dat het kennis-onderhoud van Epi pré op problemen stuitte. Epipré leek daarmee voor de praktijk verlo ren te gaan. Dankzij inspanningen van SIVAK en het PAGV heeft dit onderhoud onlangs toch nog plaats gevonden en kan Epipré dit seizoen weer via VITAK beschikbaar worden gesteld. Door raadpleging van Epipré via VI TAK beschikt de gebruiker binnen enkele minuten over een advies m.b.t. de rentabiliteit cxj. de nood zaak van bespuitingen tegen afrij- pingsziekten en luizen. Deelnemers worden via VITAK automatisch ge waarschuwd wanneer zij de volgen de waarneming in hun graanpercelen moeten uitvoeren. Epipré is daarmee een uitstekend hulpmiddel om te komen tot een zo gericht mogelijk gebruik van gewas beschermingsmiddelen bij de teelt van wintergranen. Het demonstra tiegedeelte van Epipré stelt de ak kerbouwer bovendien in staat om te kijken of en hoe het advies wijzigt bij invoer van andere waarnemingen of teelthandelingen. Behoudens de communicatiekosten kunnen VITAK-deelnemers Epipré gratis raadplegen. Er is een handlei ding beschikbaar die a f 10,— bij het VITAK-sekretariaat (03200-26151) besteld kan worden. ting door de Kroon. Dit is in ons land legitiem, maar dient natuurlijk zo veel mogelijk te worden voorkomen. Iets geheel anders is het echter, wanneer artikel 1.8 van het wets ontwerp in werking treedt. Dit arti kel maakt koninklijk ingrijpen mogelijk, zonder dat er sprake is van een geschil. Remkes vindt dit een ernstige inbreuk op de provinciale bevoegdheid tot vormgeving van het waterschapsbestel. Bovendien strookt dit artikel niet met artikel 133 van de Grondwet. Dit vormt dan ook een geschilpunt in het in terprovinciaal overleg met de minis ter. De minister gaf overigens in haar inleiding duidelijk te kennen, dat zij de supervisie over de provin ciale toepassing van de Water schapswet niet uit handen zal geven. Taken van een waterschap Het bestaansrecht van de water schappen is onomstreden, vindt Remkes. Met de aan de water schappen toegedachte taken in de nieuwe wet heeft de Groninger ge deputeerde echter grote moeite. Voor hem is het zeer de vraag of kwaliteitsbeheer wel bij een water schap thuis hoort. Kwaliteitsbeheer heeft veel te maken met grondwa- terbeheer en zuiveringsbeheer. Dit laatste heeft op haar beurt veel raakvlakken met rioolbeheer. Voor Remkes is het duidelijk dat beheer van al deze taken primair thuishoort onder burgerlijk bestuur en niet bij de waterschappen. Hij vindt dit niet alleen om de financiële aspekten, maar tevens'nodig ter voorkoming van het op termijn ontstaan van een hernieuwde diskussie over het bestaansrecht van het funktionele waterschap. Remkes verwees voorts naar de Wet Verontreiniging Oppervlakte water, waarin het beheer van de waterkwaliteit aan de provincie wordt opgedragen! Over deze inner lijke tegenstrijdigheid van de rijks wetgeving gaan de twaalf provincies zich op korte termijn be raden. Zij rekenen er daarbij dat, dat zij in hun besluitvorming in dezen niet zullen worden gehinderd door ministerieel ingrijpen. Immers de mi nister heeft in haar Memorie van Antwoord toegezegd terughou dendheid te zullen betrachten bij in grijpen in binnen-provinciale situaties. Remkes sloot niet uit dat in de genoemde beheersvormen uit voerende taken voor het water schap zullen ontstaan. Er was nog een opmerkelijke uit spraak van de noordelijke gedepu teerde. Deze had betrekking op de overdracht van waterschapseigen werken aan de waterschappen in het kader van de nieuwe wetgeving. Deze overdracht van taken gaat ge paard met nieuwe belanghebben den in de trits belang-betaling-zeggenschap. De nieuwe kategorieën die daarmee tot het waterschap toetreden, verwer ven daarmee de zeggenschap, wat gepaard gaat met de verplichting tot betalen. Daarom ziet Remkes geen aanleiding voor het betalen van afkoopsommen of gewennings- bijdragen bij de overdracht van deze werken. Dicht bij ingeland Vanuit een ietwat andere invalshoek bekeek drs. Zevenbergen, burge meester van Bergen op Zoom, de rol van de waterschappen binnen de nieuwe Waterschapswet. Gemeen ten en waterschappen mogen dan als de laagste overheden te boek staan, zo merkte hij op, zij staan het dichtst bij de burger of ingeland. Toch leek deze zuidelijke burgerva der ook de mening toegedaan, dat de invoering van de nieuwe Water schapswet gepaard zal gaan met een versterking van de provinciale invloed. De verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen zag Zevenbergen voornamelijk in de uitvoering van het provinciale be leid. Hij gaf toe, dat waterschappen bij die uitvoering wel enige bestuur lijke ruimte hebben gekregen. "Een goed mestbeleid kun je niet realiseren zonder medewerking van de boeren zelf. Door zo af en toe iets te gaan roepen, dat niet het rege ringsstandpunt is, roep je alleen maar onrust op". Minister R Bukman (landbouw) over uitspraken van zijn colle ga H. Alders (milieu) inzake mogelijke inkrimping van de veestapel (PZC, 5 april 1991). "In de Verenigde Staten heeft men uitgerekend dat inkrimpen van de land bouw duurder is voor de minister van financiën dan het krachtig stimuleren van de produktie voor bio-ethanol. Langzamerhand dringt ook hier het besef door dat de steun die de overheid elders geeft aan dergelijke projecten een goede zaak is. Begin volgende eeuw is er een echte markt voor. Daar ben ik van overtuigd". G. Doornbos, voorzitter CBTB (Leeuwarder Courant 28 maart 1991). "Nederland mag dan een reus zijn a/s het gaat om zuivel; in de besluitvor ming van de EG zijn we maar een klein duimpje". Drs. H. Schelhaas, voorzitter Produktschap voor de Zuivel (NRC Handelsblad, 4 april 1991). "Bij mij wordt elke nacht de weg afgesloten in verband met overstekende padden. Geen twee, maar duizenden. Nou, die zouden hier niet zitten a/s de bollenvelden zo vreselijk vervuild zouden zijn". M. Zandwijk, bollenkweker en voorzitter Milieuplatform Bloembollensector (De Telegraaf, 6 april 1991). Het is in WALCHEREN met het t/oorjaarswerk bijzonder vlot ge gaan. Nu de eerste weken van april voorbij zijn kunnen we vaststellen dat op een enkel perceel aardappe len na alles wat gezaaid en gepoot kon worden ook daadwerkelijk aan de grond is toevertrouwd. Voor snij- maïs en bruine bonen is het nog te vroeg. De omstandigheden waren dan ook ideaal. Een goede struktuur van de grond, iedere dag goed weer en dan kan er in korte tijd veel werk worden verzet. Van oudere boeren hoor je dan wel eens dat men vroeger met de paar den wekenlang bezig was met het voorjaarswerk. Nu is er eigenlijk ner gens tijd voor en moet het in een week gebeurd zijn. Toch is het klaar maken van een goed zaaibed een zeer belangrijke bezigheid. Zeker met zo'n goede struktuur is de kans gauw aanwezig dat men de grond te diep losmaakt om op een vaste bodem te kunnen zaaien en dat is voor alle zaadsoorten een vereiste. Zeker nu we de laatste jaren zo wei nig regen in het voorjaar krijgen. Ondanks alle aangedreven werktui gen van tegenwoordig is een goede tandensleep met korte tanden voor fijne zaden nog het meest geschikte werktuig. De pasgepote aardappel percelen liggen er ook prima bij. Zelfs op de wat mindere gronden kon een bijna ideaal pootbed wor den klaargemaakt. De grond is van onderen ook niet nat en dat is te zien aan de aardappelruggen: wei nig kluiten en veel losse grond. Wanneer ze onder dezelfde gunstige omstandigheden kunnen worden gefreesd is dit een bijna ideale uit gangspositie om dit najaar zonder problemen te kunnen rooien. De in druk bestaat dat het areaal aardap pelen in ons gebied behoorlijk is uitgebreid en dit geldt ook voor de uien. Het geeft weer eens aan dat het in de akkerbouw een zoeken is naar mogelijkheden. De vriendelijke prijs waarvoor men deze winter een poos heeft kunnen verkopen is hier ongetwijfeld debet aan. Er wordt toch weer achter de markt aan gezaaid. Vorige week de eindafrekening over vorig jaar van de bieten thuisgekre gen. Dankzij de zeer hoge op brengst en ondanks de lagere C-prijs is 1990 toch een goed bie tenjaar geweest. Voor de telers van winterbloemkool staat de oogst ook voor de deur. Achteraf is de vorst- schade nog meegevallen. De vroegste soorten hebben de meeste schade opgelopen. In de veehouderij loopt de stalperio- de op zijn eind. Veel melkkoeien lo pen overdag in de wei en ook het meeste jongvee is weer buiten. Het is altijd weer een mooi gezicht om te zien hoe met name de jonge die ren springen en dartelen als ze voor het eerst de stal verlaten en genie ten van hun vrijheid. Toch zou een flinke bui regen ook voor het gras land welkom zijn. Het gras groeit momenteel niet hard, mede door de lage temperaturen. Het superheffingsjaar is weer voor bij. Het valt niet mee om het quo tum goed te plannen. Sommige bedrijven hebben op het laatst 3x per dag gemolken om het quotum vol te krijgen. Anderen hebben koei en vroegtijdig droog gezet omdat men teveel boven het quotum uit kwam. Na alle negatieve berichten over de gedaalde melkprijs van het afgelopen jaar valt de nabetaling nog niet tegen. De lammertijd bij de schapen is ook over het hoogtepunt heen. Voor veel schapenhouders een spannende tijd met nogal wat ingeleverde nachtrust. Maar als het resultaat dan een koppel schapen met veel gezonde lammeren ople vert, geeft dat toch ook weer een stuk voldoening. Het toeristenseizoen is weer begon nen. Het lijkt wel of de stroom re- kreanten naar ons voormalig eiland nog ieder jaar toeneemt. Het was op veel plaatsen even druk als mid den in de zomer. Vooral in de ste den. Voor de kampeerboeren is de "oogst" al weer begonnen. (Deze "praktijk" had vorige week in het ZLM-biad moeten verschijnen, maar door omstandigheden is de copy vertraagd bij de redaktie bin nengekomen. Red.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 10