Land- en tuinbouw belangrijk
voor Nederlandse welvaart
Nieuws
Personalia
Boeren belonen voor natuurresultaten
22göDtni
"Overheid moet niet bezuinigen
op milieusubsidies"
Vergoeding nodig voor
bedrijven met vervuilde grond
PR-onderzoek in Zuid-Nederland:
De overheid moet niet bezuinigen
op subsidies voor milieu
investeringen, net nu de land- en
tuinbouw die zo hard nodig heeft.
Jef Mares, voorzitter van het Land
bouwschap, zei dit vorige week
donderdag bij de officiële opening
door minister Bukman van Land
bouw van Denar Kas, het milieupro-
jekt voor de glastuinbouw in
Rijswijk.
Denar Kas is een tuinbouwbedrijf
dat verschillende gesloten teelt
systemen toepast. Stikstof, fosfaat
en bestrijdingsmiddelen verdwijnen
niet meer in grond en water maar
worden opgevangen en opnieuw
gebruikt. Denar Kas moet bekijken
welke technieken de tuinder straks
het beste kan gebruiken. Ze moeten
gunstig zijn voor het milieu én de
groei van de gewassen.
De omschakeling naar een gesloten
systeem zal grote investeringen van
de tuinder vergen. Mares noemde
het dan ook "heel ongelukkig" dat
het ministerie van Landbouw, Na
tuurbeheer en Visserij de subsidies
op investeringen in milieu en werk
omstandigheden flink wil besnoei
en. Ook kritiseerde hij de
bezuinigingen op het landbouwkun
dig onderzoek, een broedplaats voor
nieuwe ontwikkelingen in de agrari
sche sektor;
Volgens Mares gebeurt er in de tuin
bouw al veel aan milieuzorg. Zo is
het gebruik van bestrijdingsmidde
len de laatste vijf jaar teruggedron
gen met 25 procent en kunstmest
met 20 procent. Er is een energie
besparing bereikt van 30 procent.
Verder teelt al 35 procent van de
tuinders 'uit de grond'.
De Nederlandse burger staat positief tegenover de land- en tuinbouwprodukten uit eigen land, zo kwam
uit het onderzoek naar voren.
De land- en tuinbouw is volgens het overgrote deel van de burgers
belangrijk voor de Nederlandse welvaart. Onder de ouderen leeft de
ze mening sterker dan onder de jongeren. Dit is een van de resulta
ten van een onderzoek naar het beeld dat de mensen van de land
en tuinbouw hebben. Het onderzoek is gehouden in Zeeland,
Noord-Brabant en Zuid-Gelderland door vier studenten van de Ho
geschool Eindhoven in opdracht van PR-contact, een initiatief van
de NCB.
Uit het onderzoek blijkt dat de bur
gers positief staan tegenover de Ne
derlandse land- en
tuinbouwprodukten. Bijna de helft
ziet de Nederlandse groenten als de
beste van Europa. Ruim tweederde
van de ondervraagden vindt dat het
Nederlandse vlees geen mindere
kwaliteit heeft dan vlees uit andere
landen. Als je Nederlandse land- en
tuinbouwprodukten koopt krijg je
waar voor je geld, zegt ca. 70%.
Vrouwen zijn in dit opzicht overi
gens iets kritischer dan mannen.
Over de produktiemethoden in de
land- en tuinbouw zijn de meningen
verdeeld. Ongeveer 35% vindt dat
het gebruik van chemische bestrij
dingsmiddelen noodzakelijk is. Maar
46,5% zegt het daarmee oneens te
zijn en 7,8% zelfs helemaal oneens.
Eveneens verdeeld reageerden de
ondervraagden op de stelling dat de
boer geld verdienen belangrijker
vindt dan het welzijn van zijn dieren.
Hier zegt 36% het mee eens te zijn
en ruim 41% het mee oneens te
zijn. Bijna 20% weet het niet.
Milieu
De inspanningen van boeren en
tuinders op milieugebied blijken niet
geheel onopgemerkt te blijven, zo
leert het onderzoek. Meer dan de
helft vindt dat de boeren steeds
meer rekening houden met het mi
lieu. Ongeveer een derde is de te
genovergestelde mening
toegestaan. De plattelandsbevol
king is duidelijk positiever over het
milieugedrag van de boeren dan de
stadsbewoners.
Op de stelling dat mest altijd scha
delijk is voor het milieu antwoordde
56,9% het daarmee oneens te zijn.
Een kleine 30% bevestigde deze
stelling. Ook hier oordeelt de platte
landsbevolking duidelijk minder over
het gebruik van mest.
Krijgt de land- en tuinbouw te veel
hulp van de overheid, zo luidde een
vraag. Bijna de helft antwoordde
ontkennend, ruim een derde was
het daarmee eens. Gevraagd naar
het inkomen van de boeren zei ca.
34% van de burgers dat dit te laag
is. De groep die vindt dat het boere-
ninkomen niet te laag is, is groter:
bijna 45%.
Landschap
Met betrekking tot de invloed van
het landschap is driekwart van me
ning dat de land- en tuinbouw niet
Directeur PR
Per 1 juli a.s. wordt dr.ir. J.A.C. Meys
benoemd tot adjunct-directeur van
het Proefstation voor de Rundvee-,
Schapen- en Paardenhouderij in Le
lystad. De heer Meys (38) studeer
de in 1975 af aan de toenmalige
Landbouwhogeschool in Wagenin-
gen, hoofdvak veevoeding. In 1981
promoveerde hij op het proefschrift
herbage intake by grazing dairy
cows. Van 1975 tot 1985 werkte hij
als wetenschappelijk onderzoeker
bij het Instituut voor Veevoeding
sonderzoek. Sinds 1986 is de heer
Meys werkzaam bij het CLO-
Instituut 'de Schothorst', waar hij
deel uitmaakt van de directie.
te veel ruimte in beslag neemt. Een
zelfde percentage is van mening dat
de boeren en tuinders het land
schap niet saai maken. Niet minder
dan 92,6% vindt de land- en tuin
bouw belangrijk voor de Nederland
se welvaart, 51.3% zelfs zeer
belangrijk. Vooral in de groep 51 jaar
en ouder wordt het belang zeer
hoog ingeschat.
Boeren en tuinders mogen niet op
draaien voor de schade als produk-
ten van vervuilde grond uit de markt
worden gehaald. Het landbouw
schap schrijft dit aan het ministerie
van Landbouw. Het reageert daar
mee op een wijzigingsvoorstel voor
de Landbouwkwaliteitswet. Het mi
nisterie wil door de wetswijziging
voorkomen dat door produktie op
verontreinigde landbouwgrond de
totale afzet van dit produkt in ge
vaar komt.
Het Landbouwschap is het ermee,
eens dat verontreinigde produkten
uit de handel worden genomen.
Schade aan de volksgezondheid én
aan de afzet moet voorkomen wor
den, vindt het schap. Alleen moet
de minister duidelijk maken wan
neer hij ertoe over gaat om produk
ten uit de handel te nemen. Dit zou
volgens het voorstel moeten gebeu
ren als er gevaar is voor schade aan
de afzet. Maar dat is volgens het
Landbouwschap een te vage aan
duiding. Het schap wil niet dat er te
genstellingen ontstaan tussen de
belangen van een enkel bedrijf en
van het bedrijfsleven.
In de wetswijziging staat niets over
schadevergoeding aan boeren en
tuinders die getroffen worden. Dat
is onaanvaardbaar, aldus het Land
bouwschap. Zij moeten schadeloos
gesteld worden voor maatregelen
die in het algemeen belang zijn
genomen.
Ministerie benoemt adjunct
direkteur
Drs. A.M.W. Kleinmeulman is be
noemd tot adjunct-directeur van de
directie Milieu, Kwaliteit en Voeding
van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, die op 1
juli 1991 van start gaat.
De heer Kleinmeulman (41) kwam
op 1 oktober 1979 in dienst van het
ministerie als hoofd Algemene Za
ken, Milieu en Planologie in de pro
vincie Friesland. Vanaf 15 februari
1986 was hij werkzaam bij de direc
tie Natuur-, Milieu- en Faunabeheer
als hoofd van de hoofdafdeling
Milieu-aangelegenheden. Op 1 juli
1988 werd hij hoofd van de sector
Milieu en Water bij dezelfde directie.
De directie NMF wordt op 1 juli
1991 opgeheven in het kader van
een reorganisatie.
Op landbouwbedrijven is veel meer
natuur te verwachten als boeren
daarvoor worden beloond. Bij die
beloning moet niet in de eerste
plaats worden gelet op gebruikte
middelen en gemaakte kosten,
maar op bereikte resultaten. Dit
stelt het Centrum voor Landbouw
en Milieu (CLM) in het rapport Re
sultaatbeloning in het agrarisch na
tuurbeheer. Het rapport kwam tot
stand in samenwerking met boeren
en natuurbeschermers.
Op landbouwbedrijven is nog veel
natuur te vinden, zoals weidevogels,
ganzen en wilde planten. Meer na
tuur zou mogelijk zijn als de boer
wordt aangezet tot aktief beheer.
Dat kan door voorlichting, maar ook
door financiële stimulansen. Zulke
prikkels bestaan er al plaatselijk; zij
dragen het karakter van een vergoe-*
ding voor middelen zoals later maai
en en minder bemesten. Al
meermalen zijn ideeën geopperd
voor een meer direkte en stimule
rende aanpak: beloning naar resul
taat, dus voor feitelijk uitgekomen
legsels, bloeiende planten etc.
Het CLM heeft de toepassingsmo
gelijkheden nader onderzocht. Niet
alle natuur blijkt zich te lenen voor
resultaatbeloning. Te belonen soor
ten moeten in ieder geval goed kon-
troleerbaar, dus goed herkenbaar
zijn. Ook ligt het voor de hand om
vooral zeldzame of aantrekkelijke
soorten te belonen. Bij de planten
valt te denken aan soorten zoals
dotterbloem, koekoeksbloem, kla
proos en korenbloem. Van de vogels
komen weidevogels en ganzen in
aanmerking, maar ook soorten als
boerenzwaluw en patrijs. En bij de
overige diersoorten valt te denken
aan bunzing, vleermuizen, ringslang
en diverse vlinders.
Het CLM wil de boeren naar resultaat gaan belonen, dus per uitgeko
men legsel, bloeiende planten etc.
Beloningsdrem pel
Het is niet de bedoeling dat met dit
systeem elk plantje geld gaat
kosten. Daarom wil het CLM een
beloningsdrempel: de boer wordt
pas beloond boven een vastgestelde
'basiskwaliteit'. De vrees dat boeren
zonder beloning niets meer voor de
natuur willen doen, lijkt ongegrond.
Het Centrum konkludeert dat resul
taatbeloning goede perspektieven
biedt, maar vindt niet alle middelen
geoorloofd. Om 'tuinbouw' en 'fok
kerij' te voorkomen zijn vaak aanvul
lende afspraken op hun plaats.
Mede daarom ontraadt het CLM
een nieuwe, zelfstandige regeling en
bepleit zij waar mogelijk aansluiting
bij andere regelingen. Resultaatbelo
ning funktioneert daarin dan als
prestatie-element; naast een vast
basisbedrag ontvangt de boer een
variabele beloning voor de 'geprodu
ceerde' natuur. Hoewel de boer van
het inkomenseffekt geen hoge ver
wachtingen moet koesteren, kan
'natuurproduktie' een aardig ex
traatje opleveren.
Voor de financiering denkt het CLM
niet alleen aan de rijksoverheid,
maar ook aan provincies en de parti-
kuliere natuurbescherming. Boven
dien zou het bedrijfsleven bepaalde
soorten kunnen 'sponsoren'.
Gelders experiment
Om ervaring op te doen met resul
taatbeloning voerde het CLM de af
gelopen drie jaar in Gelderland een
eerste experiment uit met weidevo
gels. Verspreid door de provincie
waren acht veehouders bereid om
mee te doen. Door de korte duur
van het experiment valt er nog wei
nig te zeggen over de effekten. Wel
bleken de deelnemers diverse maat
regelen te treffen om meer vogels
aan te trekken en/of legsels te spa
ren. Intensieve voorlichting en bege
leiding blijken van groot belang voor
het welslagen van resultaatbe
loning.