Bestrijding bacterievuur op de helling
PD trekt zich terug
Fruitteler moet zelf opsporing doen
De planteziekte bacterievuur, ver
oorzaakt door de bacterie Erwinia
amylovora, is jammer genoeg voor
de fruitteler geen onbekend ver
schijnsel. De ziekte werd zo'n 200
jaar geleden voor het eerst gesigna
leerd in de USA. Hij wist later ook
andere landen in de wereld te berei
ken. In 1957 vond men de ziekte
voor de eerste maal in Europa, in
Engeland. Vanuit Engeland stak de
ziekte naar ons land over. De wijze
waarop bacterievuur de oversteek
heeft gemaakt is onbekend, hoewel
er aanwijzingen zijn dat vogels een
rol hebben gespeeld.
In Nederland werd de eerste aan
tasting door bacterievuur in 1966
op Noord-Beveland gevonden. Daar
werd de ziekte met succes uitge
roeid. Tot 1971 werd in ons land
geen bacterievuur meer waargeno
men. In 1971 vond men echter op
nieuw bacterievuur en wel op
Schouwen en in de kop van Noord-
Holland. De bestrijding had minder
succes dan in 1966 omdat, om na
tuur en landschap te sparen, deze
niet zo ingrijpend kon zijn als op Be
veland. Vanaf dat moment breidde
de ziekte zich steeds verder over
ons land uit. Ook elders binnen
Europa heeft bacterievuur zich sterk
kunnen uitbreiden.
Begin tachtiger jaren ontwikkelde
bacterievuur zich gedurende enkele
jaren explosief. De bestrijding hier
van had grote consequenties. Het
doel van de bestrijding was be
scherming te geven aan de teelt en
de export van vatbare planten. In de
EG-Fytorichtlijn staan de eisen ge
formuleerd waaraan de teelt van bo
men en planten moet voldoen om in
aanmerking te kunnen komen voor
export. Om aan deze eisen te vol
doen ontwikkelde de overheid een
nieuw bestrijdingsbeleid. Naast de
boomteelt profiteerde ook de fruit
teelt van de in het kader daarvan ge
voerde bestrijdingsaktie. Dit beleid
trad in werking in het voorjaar van
1984. Het wordt uitgevoerd door de
Plantenziektenkundige Dienst (PD).
De belangrijkste onderdelen van dit
beleid waren het aanwijzen van be
schermde gebieden waarbinnen de
bestrijding van bacterievuur zich
concentreerde, het in deze gebieden
invoeren van een onderhoudsplicht
voor wilde meidoorns en teelt- en
aanplantverboden voor enkele zeer
vatbare planten. De meidoorn on
derhoudsplicht (MOP) had tot doel
de bloei van de meidoorn te voorkó-
Op deze kaartjes zijn de be
schermde gebieden gearceerd
aangegeven, boven de oude si
tuatie, onder de nieuwe situatie.
Bacterievuur vormt voor veel
fruitkwekers in Zeeland en Bra
bant een voortdurende bedrei
ging. In het begin van de
tachtiger jaren greep de ziekte in
Nederland zo sterk om zich
heen, dat de overheid zich ge
noodzaakt zag een bestrijdings
beleid op poten te zetten. Vorige
week maakte het ministerie een
aantal wijzigingen in het bacte-
rievuurbeleid bekend. De maat
regelen komen er op neer dat de
overheid gedeeltelijk terugtreedt
als aktieve bestrijder van de ziek
te. Op deze pagina vindt u een
uitvoerig artikel van de hand van
de heer M. van Teylingen van de
Plantenziektenkundige Dienst
Wageningen, waarin de achter
gronden en inhoud van het over
heidsbeleid ten aanzien van
bacterievuur worden be
schreven.
konsumptieteelten eerder dan die bij
de teelt van uitgangs- en vermeer
deringsmateriaal. Het beschermen
van konsumptieteelten wordt dan
tot de taak van het betrokken be
drijfsleven gerekend.
In het afgelopen jaar is het bacterie-
vuurbeleid geëvalueerd. Hierbij zijn
de gewijzigde overheidsopstelling
en de resultaten van het genoemde
LUW/PD-onderzoek meegewogen.
Voorwaarden bij de daaruit voortge
vloeide beleidswijziging zijn, dat aan
de EG-Richtlijnen blijvend moet
worden voldaan en dat de ziekte-
druk in de beschermde gebieden
onder normale omstandigheden niet
mag stijgen.
De belangrijkste wijzigingen van het
tot nu toe gevoerde beleid zijn:
De overheid trekt zich terug bij de
bescherming van de fruitteelt tegen
bacterievuur. Buiten de beschermde
gebieden spoort de PD in 500m-
zones rond boomgaarden aan
tasting door bacterievuur niet meer
op. De fruitteler kan in deze zone
nog wel zelf opsporing verrichten.
Opruimen van de aantasting moet
hij dan in overleg met de betrokkene
regelen. In gevallen dat de teler in
een beplanting aantasting vermoedt
en hij van de gebruiksgerechtigde
geen toestemming krijgt het terrein
te betreden, kan hij de PD inschake
len. Ook als de eigenaar/gebruiker
van een door bacterievuur aange
taste plant weigert deze op te rui
men als de teler daarom verzoekt,
kan hij een beroep doen op de wet
telijke bevoegdheden van de PD. Dit
zogenaamde "vangnet" voorkomt
dat de bacterievuursituatie uit de
hand loopt. De PD treedt echter pas
op als de teler in zijn eigen percelen
een voldoende adequate bestrijding
uitvoert.
Als gevolg van de gewijzigde
overheidsopstelling vervallen enkele
beschermde gebieden in hun geheel
en wijzigen de grenzen van enkele
andere gebieden (zie kaartjes). De
beschermde gebieden zijn vanaf nu
uitsluitend ten behoeve van de teelt
en export van boomkwekerijproduk-
ten. Informatie over de juiste gren
zen van de beschermde gebieden
kunt u bij de distriktskantoren van
de PD verkrijgen.
De onderhoudsplicht (MOP) heeft
zijn grootste effekt gehad en wordt
opgeheven. De meidoorn mag dus
weer overal bloeien. Dit zal tot ge
volg hebben dat meer meidoorns
ziek worden. Omdat de beschermde
gebieden vrij van bacterievuur moe
ten worden gehouden, zal de PD tij
dens de opsporing veel aandacht
aan aangetaste meidoorns geven.
In de beschermde gebieden moet
bacterievuur afdoende snel worden
•bestreden, ook in de fruitpercelen.
Deze percelen zullen dus meer in de
opsporing door de PD worden be
trokken. Zonodig zal de PD van haar
bevoegdheden gebruik maken om
de fruitteler te bewegen de nodige
maatregelen te nemen.
Verder blijft in het gehele land het
terughoudende aanplantbeleid voor
vatbare planten bestaan. Bij aan
plant hiervan verleent de overheid in
principe geen subsidie. De overige
maatregelen uit de bacterievuurre-
geling van 1984, zoals de ingestelde
teelt- en aanplantverboden, blijven
gehandhaafd.
geen besmettingsbron in de direkte
omgeving aan te wijzen. Hierbij is
dus sprake van een lange afstands
verspreiding.
De oorzaak voor het sterk verminde
ren van het aantal aangetaste objek-
ten vanaf 1984 (buiten de fruitteelt)
ligt bij een aantal faktoren tezamen.
Genoemd moet hierbij worden: het
uitvoeren van een gerichte bestrij
ding; als gevolg hiervan een steeds
lager aantal vatbare planten in de
beschermde gebieden; de MOP,
waardoor er veel minder meidoorns
ziek zijn geworden; het voeren van
een terughoudend aanplantbeleid
en de over het algemeen voor de
bacterie minder gunstige omstan
digheden.
Uit het reeds eerder aangehaalde
LUW/PD-onderzoek is gebleken dat
door het relatief lage aantal aan
tastingen een lage infektiedruk in de
beschermde gebieden heerst. Bij
een lage infektiedruk tezamen met
het gericht vernietigen van aange
tast materiaal, blijkt de bloei van de
meidoorn thans van weinig invloed
meer te zijn op de verspreiding van
de bacterie naar bijvoorbeeld pere
boomgaarden.
Het gewijzigde
bacterievuurbeleid
Het huidige beleid van de overheid
bij de bestrijding van ziekten en pla
gen richt zich steeds meer op het
beschermen van de teelt van
uitgangs- en vermeerderingsmateri
aal. Wanneer een zeer schadelijke
nieuwe ziekte of plaag in ons land
wordt gesignaleerd, dan zal de over
heid die in eerste instantie proberen
uit te roeien. Lukt dit niet, maar is
de ziekte/plaag beheersbaar gewor
den, dan beëindigt de overheid haar
bemoeienis bij de bescherming van
Resultaat van de bestrijding
De bestrijding van bacterievuur
bestaat uit het vernietigen van aan
getaste planten of delen daarvan.
Een middel of methode om zieke
planten te genezen is er niet. De PD
spoort aangetaste planten op en
laat deze vernietigen. In fruitperce
len werd dft in principe door de teler
zelf gedaan. Hierdoor bestaat een
goed inzicht in het aantal objekten
buiten de fruitteelt waarin bacterie
vuur is waargenomen.
In 1983, toen bestrijding nog in het
gehele land plaatsvond, werd in
14.000 objekten bacterievuur ge
vonden. Bij het ingaan van het nieu
we beleid werd het opsporen
geïntensiveerd en geconcentreerd
op de beschermde gebieden. Het
aantal aangetaste objekten daalde
in 1984 tot 6.500. Daar maakte
de meidoorn het leeuwedeel van uit.
Na 1984 daalde het aantal aange
taste objekten steeds verder. In
1989 waren nog maar ruim 1.100
objekten aangetast. In het jaar 1990
zijn naar schatting echter weer
2.400 objekten aangetast. Dit is on
geveer het aantastingsniveau van
Door bacterievuur aangetaste meidoorn
Aangetaste meidoorns gaan in vlammen op
men. Het was namelijk bekend dat
niet-bloeiende meidoorns minder
vaak door bacterievuur worden aan
getast dan bloeiende. Door de bloei
te voorkómen wordt bacterievuur in
meidoorn op een laag niveau ge
houden en wordt de verdere ver
spreiding van de ziekte afgeremd.
Uit waarnemingen van de PD tij
dens de bestrijdingsakties bleek dat
aantasting in fruitpercelen een aan
tal malen rechtstreeks was terug te
voeren naar aangetaste meidoorns
in de direkte omgeving. Verspreiding
van de ziekte van meidoorns naar
andere meidoorns is hierbij even
eens regelmatig waargenomen. Uit
recent onderzoek van de Landbouw
Universiteit Wageningen en de Plan
tenziektenkundige Dienst is geble
ken dat in bloeiende meidoorns 7
maal meer bacterievuur voorkwam
dan in niet-bloeiende exemplaren.
Buiten de beschermde gebieden
spoorde de PD in de 500m-zones
rond fruitteeltpercelen door bacte
rievuur aangetaste planten op en liet
deze vernietigen.
1987. Bovendien kreeg de fruitteelt
te maken met ongekend veel aan
tasting in appel, met name bloesem-
infektie. Vooral in de rassen
James Grieve, Gloster, Jonagold en
Elstar werd veel aantasting ge
vonden.
Door de warme droge zomer die op
de voorjaarsaantasting volgde, werd
de ontwikkeling van de ziekte geluk
kig geremd. Hierdoor kregen de te
lers voldoende tijd om de ziekte
onder kontrole te krijgen. De oor
zaak voor dit alles moet worden ge
zocht in de extreem gunstige
omstandigheden voor de ziekte in'
het voorjaar van 1990. In de meeste
gevallen was voor de aantastingen