Pootafstand en plantaantallen bij
de teelt van pootaardappelèn
Onkruidbestrijding in karwij
Akkerbouw
Volgend jaar geen verschil meer in
herverdelingspercentages bietenquota
Teelt van broodtarwe in
België gaat achteruit
Dalend graanverbruik
in de EG
PAGV-Werkplan
verschenen
11
Bij de teelt van pootaardappelen is
de standdichtheid en de knolaanleg
uitermate belangrijk voor de op
brengst per ha in de gewenste poot-
goedmaten. Voor een goede
produktie en sortering is een aan
slag gewenst van ongeveer 80-100
knollen per m2. Voor de consump
tieteelt zijn in verband met juist een
groot percentage knollen g 50 mm
zo'n 30-50 knollen per m2 vol
doende.
Hoe dit te bereiken, is niet zo een
voudig en van meerdere faktoren af
hankelijk. U hebt de aanslag bij de
knolzetting niet helemaal in de
hand. Er zijn duidelijk jaarsinvloe
den. Hoe u het gewenste aantal
knollen per m2 bereikt, is eigenlijk
niet zo belangrijk.
Het aantal knollen per m2 is afhan
kelijk van: het ras, de potermaat,
wel of niet voorkiemen, grondsoort
en vochtigheid grond tijdens de
knolzetting.
De meeste licentierassen geven een
geringere knolzetting en moeten
dus lichter worden gepoot. Voor de
grof groeiende rassen en met name
voor het ras Agria geldt dit in ver
sterkte mate. Het geven van een
warmtestoot tot 18°C zal over
het algemeen tot meer stengels per
knol leiden. Afharden van de kie
men in het licht is daarna noodza
kelijk.
Lichte grond geeft een betere knol
zetting; op zware grond is de knol
zetting vaak lager, zeker als de poter
in droge grond komt te liggen. Bere
gening kort voor de knolzetting
werkt gunstig. Men is hier gauw te
laat mee. Er zijn goede ervaringen
met beregening van .zo'n 10 mm
kort voor het frezen. De poter komt
dan in een vochtige en gesloten rug
Een enquête bij de leden van SYNA-
GRA (Nationaal Syndicaat van de
handel in graangewassen en peul
vruchten) wijst uit dat voor oogst
1991 de uitzaai van baktarwe
slechts 45% van de totale tarwe-
uitzaai zal bedragen. Voor voertarwe
is dat 55%. De oorzaak is het gerin
gere rendement voor de baktarwe
boven de voertarwe. In enkele stre
ken bedraagt de uitzaai van voertar
we zelfs 90%. Selekteurs zijn op
weg naar het kweken van baktarwe
dat eenzelfde rendement zou ople
veren als dat van voertarwe.
O
tot stengelvorming en knolzetting.
Bij rassen die traag kiemen door een
lange kiemrust, zoals Agria, Bildtstar
en Turbo, is voorkiemen op zijn
plaats om meer stengels per knol te
verkrijgen.
De lengte van de groeiperiode is
eveneens van belang voor de vraag
hoeveel stengels per m2 en hoe
hoog de standdichtheid moet zijn.
De SE- of E-teelt, die een kortere
groeiperiode zal hebben, mag dus
ruimer staan omdat ze toch niet zo
snel op de datum uit de maat zal
groeien. De A-teelt van weinig bont-
gevoelige rassen daarentegen, die
men gemakkelijk over de adviesda
tum kan laten groeien, zal dus ook
dichter gepoot moeten worden. Het
gewas wordt anders snel te grof.
Uw ervaring op uw grond in voor
gaande jaren is hier ook een goede
leermeester. Het uitgangspunt is mi
nimaal 30 stengels per m2. Bij ras
sen met een geringe knolzetting en
bij de doorgroeiteelt zijn 35 40
stengels per m2 nodig. Bijgaand
schema dient als richtlijn (zie
schema).
De Europese Commissie maakt zich
zorgen over het dalend graanver
bruik in de Gemeenschap. Voor het
seizoen 1991/92 raamt de Commis
sie het graanverbruik op 132 miljoen
ton, wat 10 miljoen ton minder is
dan in het seizoen 1984/85. Dat is
niet alleen toe te schrijven aan de
gestegen invoer van graanvervan-
gende produkten, maar ook aan de
toegenomen verwerking in de Ge
meenschap van erwten, tuin- en
veldbonen. Bovendien stagneert de
mengvoederproduktie.
Bovengenoemde cijfers zijn exclu
sief de produktie en het verbruik in
de voormalige DDR. Deze worden
geraamd op resp. 11,7 en 10,0 mil
joen ton. Van oogst 1990 werd tot
medio februari 300.000 ton tarwe
bestemd voor veevoeder, wat
20.000 ton meer is dan in de over
eenkomstige periode in 1989/90.
De mengvoederindustrie neemt
rond 30.000 ton inlandse tarwe uit
de markt op.
In het schema eerstgenoemde aan
tallen gelden bij de normale teelt
van het ras Bintje. Bezuinigen op de
hoeveelheid pootgoed per ha is bij
de pootaardappelteelt meestal een
verkeerde zuinigheid. Voor een re
gelmatige verdeling, regelmatige
opkomst en een vroege selektie is
het poten met een maatverschil van
max. 10 mm maatsortering ge
wenst. Bij gebruik van de snaren-
bedpootmachine of de
koningsplanter geeft een maatver
schil van 5 mm een betere verdeling
in de rij. Dit vraagt met name bij
veel licentierassen dan een maat-
scheiding voor het poten, zodat per
maat de juiste pootafstand gekozen
kan worden. D
ing. A. Bakker
bedrijfsdeskundige
Schema
Potermaat
28/35
35/45
45/50
Planten per ha
90.000-120.000
60.000- 75.000
50.000- 60.000
Pootafstand
in de rijl
15-11 cm
22-18 cm
26-22 cm
kg pootgoed
per ha
2200-2900 kg
3200-4000kg
3900-5000 kg
Onlangs verscheen bij het PAGV te
Lelystad het Werkplan 1991. Het
geeft een opsomming en omschrij
ving van de geplande onderzoeks
activiteiten voor 1991, niet alleen
van het PAGV, maar ook van de re
gionale onderzoekcentra voor de ak
kerbouw en de groenteteelt in de
vollegrond.
De onderzoekprojecten zijn be
schreven naar onderzoekspeerpun-
ten, maar zijn tevens
samengebracht in een overzicht per
gewasgroep/disciplina
Het Werkplan is te bestellen door
f 10,— over te maken op postgiro
rekening nr. 2249700 van het
PAGV Lelystad, met vermelding van
'Werkplan 1991'.
Naar het zich laat aanzien zijn er in de herverdelingspercentages van de beide suikermaatschappijen vanaf
volgend jaar geen verschillen meer.
Waarschijnlijk is het volgend jaar
niet meer nodig dat Suiker Unie en
CSM verschillende percentages
hanteren voor de herverdeling van
bietenquota. Dit blijkt uit een mede
deling van de heer P. a'Campo van
de CSM.
In het bewaakte mengprijssysteem
wordt het landelijk quotum van
915.000 ton vergeleken met de to
tale produktie rechten van de telers.
De rechten van de telers zijn in ton
pol-suiker (bieten x suikergehalte)
uitgedrukt, terwijl het BMS-quotum
Karwij is in Nederland een klein ge
was. In vele kleine gewassen ken
nen we het probleem van weinig
toegelaten onkruidbestrijdingsmid
delen met als gevolg van een moge
lijke veronkruiding. In karwij hoeft
onkruid echter geen groot probleem
te zijn.
Om het gewas karwij onkruidvrij te
houden zijn meerdere onkruid-
bestrijdingen, op verschillende
tijdstippen, noodzakelijk. De perio
den waarin een onkruidbestrijding
uitgevoerd kan worden zijn: in de
dekvrucht; kort na de oogst van de
dekvrucht; als de karwij in winter-
rust is; in het voorjaar. Deze vier pe
rioden zullen hieronder verder
worden toegelicht.
Onkruidbestrijding in de dekvrucht
Karwij wordt dikwijls in erwten,
veldbonen en blauwmaanzaad ge
zaaid. Omdat er karwij als onder
vrucht gezaaid is, is de keuze van de
te gebruiken middelen in de dek
vrucht beperkt. Zo kan in erwten en
veldbonen Campagard en Ivorin For
te als bodemherbicide worden toe
gepast en is na opkomst geen enkel
middel te gebruiken. In blauwmaan
zaad is assulam (o.a. Asulox) enkel
voor opkomst te gebruiken, na op
komst niets meer. Dit alles kan als
resultaat hebben dat er onkruiden
overblijven.
Onkruidbestrijding kort na de oogst
van de dekvrucht en in het najaar
De toegelaten middelen in deze pe
riode zijn Campagard olie en de
combinatie monolinuron/linuron.
Campagard, 5 kg/ha plus eventueel
5 I minerale olie en monolinuron/li
nuron 2 3 kg/ha, hebben beide bo
demwerking. Het
werkingsspectrum van deze twee
middelen is bijna hetzelfde: kleine
onkruiden worden goed gedood.
Grote muur en kamille alsook straat
gras en duist, worden door deze
middelen gedood. Het resultaat van
de bestrijding met deze middelen is
echter weken later pas goed te zien.
In deze tijd kan tegen grasachtigen
worden gespoten met Fervinal
Schering-11E olia
Als de karwij in rust is
In de winter kan, indien nog geen
herfstbestrijding is uitgevoerd, voor
al tegen muur en straatgras gespo
ten worden met chloorprofam, 4-6
l/ha, of profam, 10-15 kg/ha. Komen
er echter alleen grasachtigen voor
dan kan ook Legurame, 7 l/ha wor
den toegepast.
Sinds enkele jaren is het middel Fi
nale in karwij toegelaten. Het gewas
moet volledig in rust zijn tijdens de
ze bespuiting. Dat wil zeggen, als
het hartje nog enigszins groen is,
kan men al behoorlijke schade aan
richten aan het gewas. Finale wordt
namelijk opgenomen door het beet
je groen dat aanwezig is, waardoor
de karwijwortel niet meer zal uitlo
pen. Alles wat echter aan onkruiden
boven staat wordt gedood. Gokken
op een strenge winter, om zodoen
de alles te kunnen bestrijden met Fi
nale is riskant. Als de karwij niet
volledig in rust komt, hangt alles af
van de voorjaarsbespuiting, die
oude planten niet allemaal kan
bestrijden.
De voorjaarsmogelijkheden
In het voorjaar zijn er tegen breed-
bladige onkruiden nog twee toepas
singen mogelijk: Campagard en
monolinuron/linuron. Campagard, 5
kg/ha, dient gespoten te worden als
de karwij nog maar nauwelijks is uit
gelopen. Als er dan toch nog grote
onkruiden aanwezig zijn, kan er tot
5 I minerale olie aan toegevoegd
worden. Vanaf het uitlopen tot de
karwij een lengte van 15 cm geeft,
is een bespuiting met 2 3 kg mo
nolinuron/linuron per ha mogelijk.
Hoe langer men echter wacht, hoe
moeilijker het wordt het onkruid on
der de karwij te raken en de tevens
als bodemherbiciden werkende mid
delen goed te verdelen. Tegen gras
achtigen kan in het voorjaar nog
gespoten worden met Fernival
Schering-11E olia
Het blijkt dus dat er mogelijkheden
genoeg zijn om karwij zuiver te hou
den. De praktijk wijst uit dat een
herfst- of winterbespuiting een
voorjaarsbespuiting zeker nodig zijn
om een perceel karwij redelijk on
kruidvrij tot de oogst te houden.
A.C.M. Mulders
Gespecialiseerde
Bedrijfsdeskundige
Gewasbescherming
DLV Westmaas
is gebaseerd op geproduceerde wit-
suiker. De omrekening van de rech
ten van de teler (referentie) naar
witsuiker gebeurt voor de campag
ne op basis van ingeschatte rende
menten van elk van de beide
suikerindustrieën. Dit levert één lan
delijk toewijzings-percentage op. Na
de campagne wordt de berekening
per onderneming herhaald, maar
dan op basis van de werkelijke ren
dementen. Indien het werkelijke ren
dement lager ligt dan het
ingeschatte rendement zijn er meer
bieten nodig om de toewijzing te
vullen. Dit geeft ruimte voor herver
deling. De rendementsafwijking
was bij CSM de laatste twee jaar
kleiner dan bij Suiker Unia
Er ontstaat ook ruimte voor herver
deling als er telers zijn. die hun toe
wijzing niet vol leveren. CSM heeft
vanuit de historie naar verhouding
meer referentie uitgedeeld dan met
het quotumaandeel suiker overeen
komt. Hierdoor was er in de eerste
jaren van het BMS minder kans op
onderbenutting. De combinatie van
beide factoren heeft in de afgelopen
jaren geleid tot verschillen in herver
delingspercentages. Het verschil
was in de afgelopen campagne al
veel kleiner dan vorig jaar.
In de huidige situatie is het even
wicht tussen referentie opbouw en
quotum nagenoeg bereikt. Ook de
rendementsverschillen hebben zich
gestabiliseerd. Reden om te veron
derstellen dat er volgend jaar geen
verschillen in herverdeling meer zul
len zijn, die in het nadeel van de
CSM telers uitvallen.