A Rassen - en ubwd^eiiuijidyu Kennis van de markt is de basis voor succes De rassenlijst voor landbouwgewassen is er weer!! Vollegrondsgroenteteelt op akkerbouwbedrijven en de rol van Grobeka daarin De teelt van vollegrondsgroenten is een vak apart, de volle- grondsgroenteteler is een mens apart, in ieder geval een goed ondernemer. Het groentebemiddelingskantoor Grobeka heeft als doelstelling het begeleiden van ondernemers die besluiten door middel van vollegrondsgroenteteelt hun (akkerbouw-)be- drijf te intensiveren. Deze begeleiding vindt plaats vóór de teelt (voorbereidingsfase), tijdens de teelt (produktiefase) en na de teelt (afzetfase). Uitgangspunt daarbij is het kreëren van zoveel mogelijk toegevoegde waarde welke ten goede komt aan de producent. Sinds begin vijftiger jaren heeft de Nederlandse tuinbouw geprofiteerd van een sterk toegenomen vraag naar groenten. Stijgende inkomens en gezondheidsaspekten waren daarvan de oorzaak. Sinds begin ze ventiger jaren groeit de groentekon- sumptie in West-Europa echter zeer langzaam. Groei van de bevolking wordt niet verwacht. Optimalisering van de teelttechniek leidt tot hogere produkties per hektare. Kortom, een situatie van overproduktie tekent zich af. In deze situatie is het van groot belang inzicht te hebben in de markt. Kennis van de markt is de basis voor succes. Rentabiliteit Het LEI berekent jaarlijks de rentabi liteit van o.a. de vollegrondsgroente teelt. In het droge jaar 1976 werd door de sektor voor het laatst een rentabiliteit boven 100 gescoord, d.w.z. dat in dat jaar de gemaakte kosten ruimschoots werden gedekt door de opbrengst. De jaren daarna varieerde de rentabiliteit van de vol- legrondssektor gemiddeld tussen 70 en 90. Terecht kan dus de vraag gesteld worden of er wel perspek- tieven zijn voor vollegrondsgroente teelt op akkerbouwbedrijven, ofwel uitbreiding van het areaal in tota liteit. De 3 M's Aan de hand van de 3 M's, Markt, Milieu, Mechanisatie, kunnen in het kort een aantal perspektieven voor vollegrondsgroenteteelt op akker bouwbedrijven worden geschetst. Markt: Produceren van vollegronds groenten is produceren voor een verzadigde markt, m.n. een verza digde binnenlandse markt. Uit gangspunt is dat alle meer kg's moeten worden geëxporteerd. Om dat ons vollegrondsprodukt in het buitenland moet konkurreren met de plaatselijke produktie is topkwali teit vereist. Daarnaast is topkwali teit vereist omdat wij hoge produktiekosten hebben en dus al leen tegen hoge prijzen kunnen le veren. Hoewel gemiddeld genomen gesproken wordt van een verzadig de markt voor vollegrondsgroenten zijn er wel degelijk mogelijkheden. Milieu: Een kwetsbaar aspekt van de vollegrondsgroenteteelt in Ne derland is op dit moment de te be perkte vruchtwisseling. Dit gegeven gelegd naast de plan nen verwoord in het Meerjarenplan Gewasbescherming geeft aan dat minder middelen gebruik alleen mo gelijk is wanneer een ruimere vruchtwisseling wordt aangehou den. Dit laatste geeft op de sterk gespecialiseerde kleinere volle- grondsbedrijven problemen. Hier lig gen duidelijk perspektieven voor akkerbouwbedrijven misschien zelfs zeer goede, wanneer 4 wordt gestreefd naar samenwerkingsvor men met tuinders. Mechanisatie: Arbeid is duur, schaars en moeilijk te krijgen. Ar beid is echter wel de grootste kostenpost binnen de volle- grondsteelten. Om deze redenen is mechanisatie noodzakelijk. Voor een optimale mechanisatie zijn meestal hoge investeringen nodig welke ook alleen op grotere oppervlakten ren dabel te maken zijn. Ook vanuit dit oogpunt dus een beter perspektief voor grootschaliger aanpak. Marktmogelijkheden van een aantal gewassen Spruiten: De spruitenmarkt is verza digd. Het areaal is de laatste jaren Europees gezien sterk verminderd. Deze trend zal zich de komende ja- G.J. Kornet ren voortzetten vooral omdat in de wintefmaanden vele andere soorten groenten beschikbaar zijn, m.n. ge teeld in Zuid-Europa. Nieuwe mark ten ontwikkelen voor spruiten lijkt niet eenvoudig zeker door de te be perkte gebruiksmogelijkheden (al leen kookgroente). Sluitkool: De markt voor rode- en witte kool is verzadigd, maar markt ontwikkeling is nog mogelijk. Deze gewassen zijn echter weinig perspektiefvol voor nieuwkomers. Voor een meerproduktie is geen ruimte. Radicchio Rosso: Een grondstof voor de gemengde salade. Wordt gevraagd in heel Europa, maar ook in USA en Japan. Gezien het gat in de produktie in Italië in de zomer zijn er zeer goede mogelijkheden, te meer omdat in de zomer het salade- verbruik hoog is. Met een slagingspercentage van 40% is de teelt in Nederland echter nog niet rendabel. Roodlof: Eerste aanvoer van roodlof, op water geteeld, heeft onlangs plaatsgevonden (70 ha.). Uit markt onderzoek uitgevoerd door het CBT blijkt dat er op termijn (1995) ruimte moet zijn voor circa 3.000 ha. rood lof, dit bij gelijke prijzen (dus gelijke kosten) als witlof. Als bestemmin gen worden genoemd Zuid-Europa, USA, Japan, Engeland, Scandina vië, maar ook de traditionele witlof- markten. Groene asperges: Er is een sterk stijgende interesse voor groene asperges in Europa. Leveranciers zijn momenteel Spanje, Italië. In meerdere landen vindt teelt op klei ne schaal plaats. Ook uit markton derzoek van het CBT blijken duidelijke mogelijkheden voor de teelt in Nederland. Broccoli: De populariteit van broc coli groeit ook bij de Europese kon- sument. De konsumptie in Nederland is b.v. de laatste 4 jaar jaarlijks met 1.000 ton toegenomen. Er zijn nog volop afzetmogelijkhe den voor Nederlandse broccoli in heel Europa. Bleekselderij: Nog steeds wordt er in het vollegrondsseizoen bleeksel derij ingevoerd in Nederland. Er is dus nog ruimte op de binnenlandse markt. De export is echter gegroeid van 346 ton in 1985 naar 2.000 ton in 1989. Er zijn nog volop mogelijk heden voor Nederlandse bleekselde rij in heel Europa. Voor bloemkool lijken er structureel mogelijkheden te komen voor export naar Spanje, Italië en recent de (voormalige )DDR. Spitskool: Een oud produkt met nieuwe kansen. Het verbruik van spitskool neemt toe en verdringt een deel van het witte kool-verbruik. Vooral de kleinere eenheid (kleine huishoudens) ten opzichte van witte kool is een voordeel voor spitskool. Jaarrond aanvoer lijkt mogelijk door middel van bewaring, gevolgd door winterspitskool. Chinese kool: De vooruitzichten voor een verdere groei van de ex port zijn mede gezien het grote aan tal afnemerslanden goed. De kansen op de (West-)Duitse markt zijn wat geringer door een grote ei gen produktie. Ijsbergsla: Dit is een runner gewor den in het exportpakket. De aanvoer is toegenomen van 11 miljoen stuks in 1985 tot 44 miljoen stuks in 1989. De export groeide in die tijd van 5 naar 30 miljoen stuks. Deson danks worden voor ijsbergsla nog meer mogelijkheden verwacht. Prei: Ook dit gewas is een belangrijk exportartikel geworden. Het laatste seizoen werd 95% van de klasse I- prei geëxporteerd. Ook van dit pro dukt worden nog meer mogelijkhe den verwacht. Zeer belangrijk is dat, gezien de hoge ziektedruk, de teelt wordt opgestart in nieuwe ge bieden. Knolvenkel: Hiervan is het grootste aantal konsumenten bereikt. Groei kan alleen nog plaatsvinden door het verbruik te stimuleren en door verdringing van andere leveranciers. In dit licht moeten de mogelijkheden van knolvenkel worden gezien. Peen: Er is duidelijk een groeimarkt aan te geven voor de gewassen, goed gesorteerde, goed smakende peen zonder loof in de maten 50-250 gram (B-peen) in kleinver- pakking. Dit produkt zal de waspeen voor een groot deel gaan verdringen. Bloemkool: Het verbruik van bloem kool is zeer hoog in heel Europa. De Nederlandse bloemkool is over het algemeen te duur voor export. Toch lijken er momenteel (1989, 1990) strukturele exportmogelijkheden te komen naar Spanje, Italië en recent ook DDR. Voor groene bloemkool en Romanesco zijn zeker exportmoge lijkheden, maar hoe betekenend voor de komende jaren is moeilijk in te schatten. Witlof: De witlofmarkt is nog niet verzadigd. Er moeten nieuwe mark ten ontwikkeld worden en daar naast kan het verbruik op bestaande markten (m.n. West-Duitsland) ver groot worden. Het voorgaande maakt duidelijk dat er mogelijkheden zijn, mits men een professionele aanpak hanteert. "Zo maar een hoekje proberen" is niet aan de orde. Grobeka heeft als doelstelling het begeleiden van on dernemers die door middel van het telen van vollegrondsgroente hun bedrijf willen intensiveren. Voor be langstellenden onder u is hier het telefoonnummer van Grobeka: 01806-55437. Gerrit Jan Kornet Grobeka BV In de week voor Kerstmis is voor de 66e keer de Beschrijvende Rassen- lijst voor Landbouwgewassen ver schenen. De rassenkeuze speelt een grote rol bij de bedrijfsvoering in de landbouw. Hierbij komt steeds meer nadruk te liggen op aspekten als kwaliteit en zorg voor het milieu. Voor een goed kwaliteits- en milieu beleid is het ter beschikking hebben van de juiste rassen onontbeerlijk. Goede rassen vormen mede de ba sis voor een efficiënte en milieu vriendelijke plantaardige produktie en voor kwalitatief verantwoorde eindprodukten. De Rassenlijst is dan ook een vraag baak voor het gehele landbouwbe drijfsleven en de gebruikers van grasland en grasvelden. De voor aanstaande positie van dit boekje is vooral te danken aan betrouwbaar rassenonderzoek. Op basis van de resultaten van het rassenonderzoek moet een voorspelling gedaan kun nen worden omtrent het gedrag van een ras in de toekomst. Hoe be trouwbaarder het rassenonderzoek, des te betrouwbaarder deze voor spelling zal zijn. De kwaliteit van de Rassenlijst wordt daarom sterk be paald door de kwaliteit van het ras senonderzoek. Een tijdperk in het rassenonderzoek wordt dit jaar afgesloten. De organi satie van het kuituur- en gebruiks- waardeonderzoek is het afgelopen jaar sterk veranderd. Het rassenon derzoek werd tot 1 februari 1990 uitgevoerd door één instituut name lijk het RIVRO. Op deze datum is een nieuw instituut ingesteld: het Centrum voor Rassenonderzoek en Zaadtechnologie (CRZ). Het CRZ is ontstaan uit de samenvoeging van het Rijksinstituut voor Rassenonder zoek van Kuituurgewassen (RIVRO) en het Rijksproefstation voor Zaa- donderzoek (RPvZ). Het uitvoerend onderzoek naar de kuituur- en ge bruikswaarde is overgedragen aan de proefstations. Het onderzoek aan grasrassen bestemd voor voeder doeleinden zal in het vervolg uitge voerd worden door het Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapen houderij en Paardenhouderij (PR). Het onderzoek aan andere gewas sen is ondergebracht bij het Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond (PAGV). Het sekretariaat van de Kommissie voor de Samenstelling van de Ras senlijst voor Landbouwgewassen is op het CRZ gevestigd. Ook zal het CRZ het uitvoerend kuituur- en ge- bruikswaardeonderzoek koördineren en richtlijnen voor het onderzoek epstellen. Als vervolg op de reorga nisatie van het rassenonderzoek zal ook de Kommissie voor de Sa menstelling van de Rassenlijst voor Landbouwgewassen aangepast worden. De nieuw te vormen kom missie zal gaan bestaan uit vijf le den, waar een drietal adviseurs aan toegevoegd zullen worden. Voor het eerst in de geschiedenis van de Kommissie zal een van de leden af komstig zijn uit het bedrijfsleven. Deze Rassenlijst, de 66e editie, zal de laatste zijn, die onder verant woordelijkheid van de huidige Kom missie verschijnt. U kunt de 66e Beschrijvende Ras senlijst voor Landbouwgewassen 1991 bestellen door storting van f 12,25 op giro nr. 103 77 54 of Ned. Middenstandsbank te Maastrecht nr. 67 93 60 352 t.n.v. Leiter-Nypels B.V., Postbus 831, 6200 AV Maastricht. Voor bestellin gen van meer dan drie exemplaren gelden gereduceerde prijzen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 29