Rassen - en Gewassenbijlage m Voor hoogste opbrengst snijmais standdichtheïd afstemmen op ras PAGV-themaboekje over bewaring van vollegrondsgroenten 10 In 1990 is in ons land 182.000 ha snijmais verbouwd. Het grootste deel hiervan is geteeld op de zandgronden in het Oosten en het Zuiden. Het aanbod van rassen voor snijmais wordt steeds groter. U kunt nu kiezen uit wel 20 rassen. Deze rassen zijn verdeeld in drie groepen, nl.: zeer vroege rassen, vroege rassen en middenvroege tot middenlate rassen. Tus sen de vroegste en de laatste rassen zit ongeveer 3 weken verschil om een drogestof gehalte van 25% te bereiken. Steeds meer veehouders geven de voorkeur aan de zeer vroege en vroege rassen. Deze rassen bereiken eerder een voldoend droge- stofniveau en dat is bij het inkuilen zeer belangrijk. Het is gunstig voor de voederwaarde en het beperkt de inkuilverliezen. Vooral op de lagere en natte perce len, waar toch snijmais wordt ge zaaid is een ras dat op tijd rijp is zeer belangrijk. Wilt U na de snijmais nog grasland inzaaien, dan is een zeer vroeg ras ook aan te bevelen. Standdichtheid De meest gebruikelijke standdicht heid is 9 10 planten per m2. Voor zeer vroege rassen is het gewenst te streven naar 11 a 12 planten per m2. Er wordt dan een hogere op brengst verkregen. Voorwaarde is wel dat het een stevig ras is. Daarvoor, om de hoogste opbrengst te halen, moet de standdichtheid worden afgestemd op het ras dat we zaaien. Aan de hand van de ta bel uit de rassenlijst 1991 kunt u de verschillende rassen beoordelen (zie overzicht raseigenschappen snij mais). In de laatste kolom wordt de VEM-opbrengst vergeleken. Daarbij ziet u dat de vroege rassen wat la ger uitkomen. Hierbij moeten we wel bedenken dat deze cijfers zijn gebaseerd op één en dezelfde zaai- dichtheid. Bij zaaien op de gewenste standdichtheid kunnen de vroege rassen wel eens wat beter uitkomen. Maiskolvenschroot CCM en korrelmais Vorig jaar is van deze gewassen 20.000 ha gezaaid. Dat wil niet zeg gen dat al deze 20.000 ha ook als zodanig zijn geoogst. Een deel hier van is gewoon als snijmais in gekuild. We moeten ons wel realiseren, dat de laatste jaren zeer gunstig waren voor de teelt van korrelmais, MKS en CCM. In minder mooie zomers of in een natter najaar valt het niet mee om een voldoende droge stofgehalte te krijgen. Daarom is de vroegrijpheid van de rassen zeer be langrijk. In verband met de droog- kosten geldt dit voor korrelmais nog sterker dan voor CCM. Omdat het gewas langer moet blijven staan, moeten vooral aan de stevigheid en de resistentie tegen stengelrot ho gere eisen worden gesteld. Soms worden wel snijmaisrassen voor korrelmais en CCM gebruikt. In het algemeen zijn de speciale ras sen in de tabel hier beter voor ge schikt (zie overzicht raseigenschappen bij MKS, CCM en korrelmais). Voederbieten De oppervlakte voederbieten be droeg in 1990, 3000 ha. Door het op eindafstand uitzaaien van één- kiemige rassen kan het werk in het voorjaar sterk worden verminderd. De in de tabel vermelde droge stofgehalten zijn gebaseerd op oogst eind oktober. Bij vroegere oogst, zoals b.v. bij het gemengd in kuilen met snijmais, zal het droge stofgehalte lager zijn. Ovale tot ke gelvormige voederbieten met een hoger d.s.-gehalte dan 15% zijn het meest geschikt voor het oogsten met een suikerbietenrooier. Tot slot In dit artikel is de nadruk gelegd op de rassenkeuze van de beschreven voedergewassen. De vraag of deze gewassen wel of niet passen op uw bedrijf is niet besproken. Wilt u hier over meer informatie, dan zijn wij als DLV daartoe graag bereid. ing. A. Biemans DLV-team Rundveehouderij Breda tel. 076-203190 A Biemans Overzicht van de raseigenschappen bij Maiskolvenschroot, CCM en Korrel mais (rassenlijst 1991) Hoge cijfers betekenen gunstige waardering van de betrokken ei genschap. De cijfers en getallen zijn gem. van 1985 t/m 1990. De eigenschappen 7 t/m 13 zijn vermeld in verh.getallen. O Rubricering voor MKS: Rubricering voor CCM: Rubricering voor korrelmais: N N A A N N N N N N N N o 1. Beginontwikkeling 6' 7 7S 7 7» 75 75 7 2. Gevoeligheid voor kou 5* 55 7 75 7 65 8S 75 3. Vroegheid bloei 7S 8 8 7S 75 65 7S 8 4. Oogstbaarheid1) 8 65 9 85 8 65 6 85 5. Dorsbaarheid 85 8 9 8 75 8 65 7 6. Vroegrijpheid van de korrel 85 7 8 7 5S 5S 75 65 7. Drogestofgehalte korrel spil 104 99 99 98 98 98 101 99 8. VEM per kg ds korrel spil2) 102 99 98 101 98 101 100 101 9. VEM-opbrengst t. korrel spil 101 96 100 101 97 104 102 109 10. Drogestofgehalte korrel 103 100 102 100 98 98 101 99 11. VEM per kg ds korrel2) 102 98 100 101 98 101 101 102 12. VEM-opbrengst korrel 100 96 101 102 97 104 102 110 13. Korrelopbrengst 98 99 101 101 99 103 101 108 1De oogstbaarheid duidt op de kans op omgevallen planten door zowel legering als stengel- rotaantasting. 2De VEM per kg droge stof is berekend op basis van een in-vitro bepaalde verteerbaarheid. Overzicht van de raseigenschappen bij snijmais (rassenlijst 1991) Hoge cijfers beteke nen goede stevigheid, grote resistentie, vlot te beginontwikkeling en weinig gevoelig voor kou. De cijfers en getallen zijn gem. van 1985 t/m 1990. V. Legering P 9 O -£, a> O) "O -C O) 03 Ti 1 22 "53 O) in f 03 0) CC o? 2 O c 'ui 05 CD 3 8 e o 2 4 O) e-e 03 03 <3 Z 5 U) r£ 0) "e O) 0) O o 6 >.s 7 0) O 8 LU 9 Zeer vroeg a - lg 20.80 8 45 75 6 88 117 102 94 96 n Pursan 8 7 8 8 87 126 102 89 91 n - Diabolo 8s 8 75 65 75 113 102 89 91 n - Optima 85 85 85 6 89 110 102 91 93 Vroeg n Kajak 85 5 8 7 93 106 102 97 98 n - dk 218 7 5 85 7 103 105 101 98 99 n Allegro 8 7 9 7 93 107 101 98 99 n lg 22.42 75 55 9 65 104 103 99 105 104 T Sogetta 55 55 9 65 105 103 97 104 101 Middenvroeg tot middenlaat A - Scana 8 65 85 65 94 98 100 101 100 A - Brutus 5 75 6 8 87 98 103 96 99 A Sonia 75 6 8 7 96 100 99 100 99 A - Splenda 8 65 8 6 103 98 100 99 100 8 Ascot 8 65 9 6 108 96 97 103 100 n - Presta 7» 8 8 65 92 94 102 96 98 N - Slavis 6 7 9 5» 109 95 100 103 103 N Aladin 7 65 85 5* 105 99 100 104 104 N - Carlos 75 65 85 7 108 94 98 103 101 N Elgon 75 65 9 65 108 97 98 103 102 N - Luna 8 6 85 7 98 99 101 103 103 <13 ]s O O) 2 "O Q} Opbrengst in verh.- getallen 'I De VEM /kg drogestof is berekend op basis van een in-vitro bepaalde verteerbaarheid. Overzicht van de raseigenschappen bij voederbieten (rassenlijst 1991) Hoge cijfers o betekenen gunstige waardering van de <5 ~c. betrokken "f Jü 2 i rj3 CI C O) eigenschap. c 5 g, c T, 2 C B 5 B I f 1 3 i P C 03 -* -* •5 0 0 >- >- 03 (T3 <0 O- 0 O cc 1- 1 2 3 4 5 6 Droge stof gehalte biet in Opbrengst in verhoudingsgetallen gem. 1981 t/m 1986 gem. 1981 t/m 1986 7 verse massa drogestof biet2) loof2) 8 9 biet2) loof2) 10 11 Eénkiemig zaad Gehaltegroep 14-16% A - Kyros t 85 8 8 7 75 15,3 97 50 103 31 A Monoval t 8 8 7 6 6 14,2 100 48 98 30 Gehaltegroep 16-18% A Monotoro t 85 8 6 6 5 16,5 87 48 99 31 Meerkiemig zaad Gehaltegroep 11-14% B - Capax p 7S 7' 7 85 85 11.2 127 41 99 23 M t triploïd; p polyploid. 2) De verhoudingsgetallen van biet en loof in kolom 8 en 9 zijn evenals die in kolom 10 en 11 direct vergelijkbaar. Het aanbod aan snijmaisrassen wordt steeds groter. Telers kunnen nu kiezen uit we! 20 rassen. Onlangs- verscheen bij het PAGV/IKC-agv een themaboekje over de bewaring van vollegronds groenten. Het is uitgegeven ter gele genheid van de presentatie van de resultaten van onderzoek op de the madag Bewaring van Vollegronds groenten d.d. 14 december 1990 jl. Het onderhavige aandachtveld is benaderd vanuit de produktkwali- teit, de markt en de bewaartech niek. Het bewaren van produkten in de vollegrondsgroenteteelt dient verschillende belangen. Het ver hoogt de mogelijkheden adequater in te spelen op de markt en gedu rende een langere periode aan de markt te kunnen zijn. Produkten die uit bewaring komen, moeten aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als die welke gelden voor het vers afge zette produkt. Kwaliteitsbehoud tij dens de bewaring is van groot belang ter versterking van de kon- kurrentiepositie. Bewaring heeft echter ook een kostenaspekt. Ook hieraan wordt in het ca. 100 bladzij den tellende themaboekje aandacht besteed. Het boekje is te bestellen door f 15,— over te maken op postban krekening nr. 22 49 700 van het PAGV te Lelystad, onder vermelding van "themaboekje nr. 11".

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 26