Milieugewassen komen er aan SZizürn Rassen - en Gewassenbijlage (T Ir. Van Soest: ik denk niet dat we 15 jaar de tijd krijgen Milieuvriendelijke smeermiddelen zijn er al. Duitsland heeft er zelfs een keurmerk voor. Ook in Nederland zijn dergelijke pro- dukten op de markt. Veelal gaat het om middelen op basis van koolzaadolie. Nieuwe oliehoudende gewassen laten echter nog op zich wachten. Maar onderhuids gebeurt veel. Een nationaal programma en EG-gelden geven het onderzoek de nodige armslag. Ir. L.J.M. van Soest bij crambep/anten in een kas Dankzij het toenemende milieubesef komen er nieuwe oliegewassen aan. Waren eerst bouwplanverbreding en dalende graanprijzen een belangrijke stimulans voor onderzoek naar 'vierde gewassen', nu is milieu een trekker. De chemische industrie moet namelijk zoveel mogelijk over stappen op afbreekbare alternatie ven voor haar synthetische smeermiddelen. Dat ze in het milieu nauwelijks uiteenvallen in onscha delijke stoffen, begint immers lang zamerhand onaanvaardbaar te worden. Elke synthetische oliespet ter belast onze omgeving. Milieu vriendelijke smeermiddelen breken daarentegen binnen enkele weken af tot onschuldige stoffen. Tweetaktmotor 'Overal waar contact mogelijk is tussen smeermiddel en milieu heb ben wij kansen', stelt ir. II.M. van Soest. Hij is hoofd van de afdeling Potentiële Gewassen van het Wage- ningse Centrum voor Plantenvere- delingsonderzoek. Vijf jaar geleden stond hij aan de wieg van het on derzoek naar nieuwe gewassen. In die vijf jaar zag hij veel nieuwe toe passingen ontstaan voor oliën en vetten van plantaardige oorsprong. Eén zo'n toepassing - afbreekbare kettingzaagolie - heeft inmiddels al een baard. Maar het gaat hier wel om een belangrijke gangmaker. Ook watersporters zijn intussen een se rieuze doelgroep geworden. Verder ziet Van Soest nog mogelijk heden voor hydraulische oliën en in de voedingsmiddelenindustrie. Tij dens produktieprocessen kunnen namelijk oliedruppels in aanraking komen met voedsel. Een milieu vriendelijke druppel lijkt hem daar om verkieslijker dan eer» synthetische spat. Overigens zijn niet alle smeermiddelen te vervan gen door plantaardige alternatieven. Benzinemotoren van het viertakt- principe werken bijvoorbeeld niet op zulke smeermiddelen. Tweetaktmo- toren kunnen daarentegen wel uit de voeten met milieuvriendelijke olie. Reden voor de Japanners om in 1994 een bestelbusje met zo'n mo tor op de markt te brengen. Filoso ferend over nieuwe mogelijkheden: 'stel dat we ergens in 2000 weer in tweetaktauto's rijden, dan zouden bijna alle synthetische smeermidde len vervangen kunnen worden door plantaardige'. Eigen trekkers Zover is het echter nog niet. Alter natieve smeermiddelen zijn namelijk! nogal prijzig. Milieuwetgeving moet daarom een handje helpen bij het doorvoeren van afbreekbare oliën en vetten. Hier en daar zijn er al wat re gels. Zo mogen watersporters in Finland en Zwitserland uitsluitend plantaardige smeerolie gebruiken in hun buitenboordmotoren. Strengere normen hebben voor Van Soest het voordeel dat hij niet meer hoeft te leuren met zijn flesjes olie. 'De in dustrie klopt nu bij ons aan'. Boven dien verandert het aankoopgedrag van consumenten. Kopers gaan steeds meer eisen stellen aan mi lieuvriendelijkheid van hun produk- ten en de industrie wil hierop inspelen. Hoewel chemische industrieën dus de noodzaak inzien van smeermid delen op plantaardige basis, kunnen boeren zelf ook hun steentje bijdra gen. 'Als je je brood wilt verdienen, moet je straks ook zelf milieuvrien delijke smeermiddelen in je trekker en machinepark gaan gebruiken', zegt de Wageningse onderzoeker steevast in lezingen voor akkerbou wers. Duitse boeren gaan hierin nog een stap verder. In kleine steden, waar ze het nog voor het zeggen hebben, verwachten ze dat de ge meente milieuvriendelijke produkten gaat gebruiken in bijvoorbeeld zijn machinepark, aldus Van Soest. Ten minste, voor zover mogelijk. Achterstand Een extra stimulans voor afbreekba re produkten verwacht Van Soest van ecostickers, zoals de Duitse 'Blauwe Engel'. Milieuvriendelijke oliën en vetten krijgen namelijk een keurmerk als bewijs voor geringe milieubelasting. 'Allerhande bedrij ven zijn natuurlijk geïnteresseerd om zulke stickers te voeren'. Maar daarmee staan Nederlandse akkers nog niet vol met nieuwe gewassen, Want ze zijn nog niet praktijkrijp. Voor de Wageningse veredelaar is dat echter niet zo verwonderlijk. Het industriële gebruik van plantaardige oliën is namelijk vervangen door de petrochemie met haar scala aan aardolieprodukten. Daardoor heb ben gebruik en verwerking van deze landbouwgrondstoffen stilgestaan sinds het begin van deze eeuw. Bo vendien staat het chemisch onder zoek naar plantaardige oliën in geen verhouding tot onderzoek naar ruwe aardolie, terwijl daar nog bij komt dat oliehoudende gewassen ook nog eens achterlopen op grote ge wassen als tarwe, suikerbieten en aardappelen. De suikerbiet deed er ook tweehonderd jaar over om te worden wat ze nu is. Oliegewassen hebben dus een enorme inhaalma noeuvre te maken. EG-steun Toch vindt Van Soest dat het onder zoek redelijk snel verloopt. In 1986 begon het met een half manjaar, in 1991 werken 24 mensen aan allerlei aspecten van oliehoudende gewas sen. 'Brussel' zorgt voor nog meer impulsen, want in het kader van VOICI (Plantaardige Oliën voor Inno vatie in Chemische Industrieën) komt geld vrij voor onderzoek aan oliegewassen. Vier jaar lang subsi- dieërt de EG dit programma, waar aan ook olieverwerkende industrieën deelnemen. Daarna moeten er resultaten op tafel liggen. Overigens betekent deze EG-steun nog niet, dat oliehoudende gewas sen als crambe, akkermoerasbloem en bekergoudsbloem gesubsidieer de teélten worden. 'Tarwe krijgt hoe dan ook nog veel subsidie, maar van ons wordt vaak verwacht dat we deze gewassen gaan telen zonder enige vorm van geldelijke steun. Dat is natuurlijk een moeilijke zaak'. Maar ondanks het ontbreken van subsidie komt het tijdstip dichterbij dat oliegewassen aantrekkelijk wor den. 'Naarmate het saldo van tarwe daalt en we door verbeteringen het saldo van oliegewassen kunnen op krikken, komt er een moment dat we kunnen gaan concurreren'. Een andere kans voor industriege wassen is combinatie met de braak- premie. Dan zou een gewas als crambe nu al tarwe kunnen ver slaan. Deze mogelijkheid bestaat echter nog niet, maar zo nu en dan wordt in Brussel een balletje op gegooid. Grote proeven Ondanks Brusselse aarzelingen bij ondersteuning van industrieplanten voor oliewinning, krijgen deze teel ten volop de gelegenheid zich op praktijkschaal te bewijzen. Zo wa ren er in 1988 al kleine demonstra tieveldjes met crambe, akkermoerasbloem, bekergouds bloem en eruca in Zeeland en Over ijssel. Laatstgenoemde is trouwens afgevallen vanwege het lage eruca- zuurgehalte. Crambe deed het in de Zeeuwse proeven erg goed, terwijl bekergoudsbloem nog wel wat pro blemen opleverde. Akkermoeras bloem is echter nog geen groot succes. Dankzij deze demonstratie veldjes komt meer zaaizaad be schikbaar. Ook krijgen onderzoekers en boeren daarmee de teelt beter in de vingers. Bovendien leveren der gelijke veldjes de broodnodige olie, want zonder olielevering aan de in dustrie is samenwerking onmo gelijk. De kleine demonstratieveldjes krij gen mogelijk een vervolg in grotere proeven. Als alles meezit start mis schien al in 1992 een groot de- monstratieprojekt. Hierbij is de hele produktiekolom betrokken, van teler tot eindproducent, met alle schakels die er tussen zitten. Van Soest denkt daarbij aan 100 tot 150 ha in Nederland, voldoende groot voor de afnemers om met proefinstallaties te gaan werken. Dergelijke groot schalige proeven zijn bij uitstek ge schikt om markten te ontwikkelen. Dat grote demonstratieprojekten veel geld vergen, is een uitgemaakte zaak: 'Een bedrijf dat een nieuwe auto op de markt brengt, maakt de eerste jaren toch ook geen winst?' Demonstratieprojecten - de aan loopfase tot grootschaliger teelt - passen trouwens uitstekend in het VOICI-programma dat de EG dit jaar opstart. Deelnemers zijn er al; naast enkele instituten en twee land- bQuwcoöperaties hebben zes in dustrieën belangstelling, waaronder Unichema, BASF, een Duitse smeer middelenindustrie en een Frans cosmeticabedrijf. Bodemziekten Vooreerst komt crambe in aanmer king voor grootschalige proefnemin gen, want dit gewas heeft op korte termijn de meeste kansen. Er is na melijk al wat veredeld in deze kruis- bloemige, er zijn zelfs al Amerikaanse rassen. Het gewas is dus niet meer zo wild als akkermoe rasbloem en bekergoudsbloem; de ze planten laten bijvoorbeeld hun zaden vallen. Ook bij Euphorbia, een nieuweling met een uniek vetzuur dat bestemd is voor de verf- en smeermiddelenindustrie, valt de vastzadigheid tegen. Hetzelfde geldt voor goudsbloem, een bekende uit bloementuinen. Hier is calendula- zuur de gewenste grondstof. Hoewel zowel crambe als akker moerasbloem en bekergoudsbloem nieuwe gewassen zijn, kunnen ze wel sommige bodemziekten in standhouden. Crambe is bijvoor beeld waardplant voor het bietecysteaaltje, terwijl bekergouds bloem erg vatbaar is voor het noor delijk wortelknobbelaaltje. Van Soest tilt hieraan echter niet zo zwaar: 'Een gewas vinden dat met bestaande gewassen kan concurre ren én voldoet aan alle bodemsani- taire voorwaarden is erg moeilijk. Bovendien is het ene gewas een be tere waardplant dan het andere en sommige bodemziekten komen al leen in bepaalde gebieden voor. Het alternatief is dat je blijft doorsukke len met het huidige bouwplan'. Koploper Van Soest richt zich graag op ge wassen met unieke grondstoffen. Ontwikkelen van bulkgewassen is volgens hem niet de aangewezen weg om de akkerbouw meer ruimte te geven. 'Zijn' gewassen zijn dan ook stuk voor stuk teelten waarop de Nederlandse akkerbouwer zijn kwaliteiten kan botvieren. Daarom is de veredelaar ook niet bang dat zijn gewassen straks in Frankrijk staan, terwijl onze akkerbouw het nakijken heeft. 'Met ons goede vak manschap kunnen we proberen de ze gewassen binnenshuis te houden'. Bovendien is Nederland koploper in Europa voor onderzoek aan oliehoudende gewassen. Alleen in de Verenigde Staten wordt al heel lang veel op dit gebied gedaan. Dat koploper-zijn kan echter ook verkeerd uitpakken: 'Wij moeten keuzes maken, en de angst die ik daarbij natuurlijk heb, is dat we ver keerde keuzes maken en anderen goede. Maar ik kan ook niet meer dan met anderen praten en we heb ben vanzelfsprekend onze land bouwkundige evaluatie. Dat ik de plank mis zal slaan met enkele ge wassen, daarvan ben ik nou al over tuigd. Daarom is het ook zo interessant. Je kunt je er ook een buil vallen'. Hoe vreemd het kan lopen, bewijst het zetmeelgewas gierstmelde. In 1986 zag Van Soest het als tweede gewas voor de Veenkoloniën, maar ondanks jarenlang praten met ver scheidene zetmeelbedrijven, raakte niemand enthousiast. Totdat er plot seling een markt blijkt te zijn en. AVEBE belangstelling krijgt, zodat het onderzoek aan gierstmelde weer wordt opgepakt. Crambe of koolzaad? Eén ding is de Wageningse verede laar inmiddels wel duidelijk gewor den: een gewas komt er niet vanzelf, er is onophoudelijk druk no dig. En enthousiasme. 'Je moet een beetje idealist zijn, in een gewas geloven'. Voor hem is crambe zo'n gewas. Andere erucazuurrijke ge wassen zijn er namelijk voorlopig niet. Weliswaar werpen Duitse on derzoekers zich op erucazuurrijk koolzaad, maar voor het gangbare Nederlandse bouwplan - veel hak- vruchten - is winterkoolzaad onge schikt. Het kan immers niet na aardappels of suikerbieten worden gezaaid. Crambe heeft daarentegen een veel korter groeiseizoen; april tot augustus. Daar komt nog bij dat koolzaad een aanmerkelijk lager eru- cazuurgehalte heeft dan crambe, zodat meer schroot overblijft. Bo vendien bestaat er kans op kruis bestuiving met dubbelnulrassen, wat voor alle betrokkenen een na deel is; dubbelnulkoolzaad stijgt in erucazuurgehalte en erucazuurrijk koolzaad wordt juist armer aan deze stof. De enige oplossing is aanwij zen van teeltgebieden, iets wat Van Soest nog niet ziet zitten. Bij cram be speelt geen kruisbestuiving met koolzaad. Dikke strohalm Hoe lang het nog duurt voor akker bouwers nieuwe oliegewassen kun nen gaan verbouwen? Van Soest weet het niet. 'Als het betaald wordt, kun je zo beginnen, je hoeft dan niet te wachten tot er rassen zijn. Bij de Teunisbloem waren ook geen rassen en men begon maar'. Teunisbloem had echter al een markt, crambe heeft die nog niet. Voor erucazuur is er overigens wel een markt. Een ding is trouwens wel duidelijk: 'Ik denk niet dat we vijftien jaar de tijd krijgen. Als we niet binnen vijf jaar er wat van ma ken, dan praat niemand hier meer over. Dan kan er een kille sanering komen in de Nederlandse en Euro pese akkerbouw'. Overigens ver wacht Van Soest niet dat het zover komt. Hij ziet namelijk een wereld wijde omslag in het denken over mi lieubelastende produkten. Afbreekbare, onschadelijke smeer middelen zullen steeds belangrijker worden. Een laatste strohalm voor de akkerbouw? Maar dan wel een hele dikke. De milieugewassen ko men er aan. Ing. G.C. van den Berg Crambe heeft a/s milieugewas op korte termijn de beste kansen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 25