Olievlas gewas met perspektief Stikstofbehoefte vlas verschilt per ras Onderzoek toont mogelijkheden aan Bij het zoeken naar nieuwe gewassen wordt in toenemende mate gekeken in de groep van de olieproducerende gewassen. Een belangrijkste reden hiervoor is in de eerste plaats dat hier mee een stuk Europese landbouwproduktie uit de sektor van de voedingsmiddelen wordt gehaald. Ten tweede is er het toe nemend besef vanuit de maatschappij dat we bij het gebruik van oliën milieutechnisch gezien het beste uit kunnen gaan van plantaardige oliën. De snelle biologische afbreekbaarheid van plantaardige oliën speelt hierbij de belangrijkste rol. I laooGii en ucvvaoocHUijiayc Voor het slagen van de teelt van vlas zijn een goede bodemstruktuur en een goed afgewogen stikstof voorziening belangrijke teeltvoor- waarden. Legeringsrisiko kan aanzienlijk verminderd worden door toepassing van een groeiregulator, maar dit heeft wel een latere afrij ping tot gevolg. Het teeltseizoen 1990 werd vooral gekenmerkt door een zeer geringe hoeveelheid neerslag tijdens op komst en het verdere groeiseizoen. Ook de vroege start in het voorjaar (na wederom een zachte winter) en de hoge bodemvoorraden aan stikstof waren kenmerkend voor het afgelopen jaar. Als gevolg van de droogte bleef het vlas op de zwaar dere kleigronden te kort, wat ook in 1989 het geval was. De weersom standigheden waren door de aan houdende droogte ook voor het dauwroten lange tijd ongunstig, waardoor een lange veldperiode vereist was. De opbrengst aan strovlas per hek- tare varieerde sterk met een goede zaadopbrengst. De raming van de opbrengst aan ongerepeld vlas be droeg dit jaar voor Zeeland 6850 kg per ha. Uit het oppervlakte overzicht blijkt dat in 1990 het are aal vlas in Nederland nog enigszins is gestegen. Het aantal hektares vlas in Zeeland bleef echter op het niveau van 1989. Door een stagnerende afzet is er op dit moment een overschot aan vlaslint in Europa. De EEG heeft hiervoor een opslagregeling in gesteld. Ook het aanbod voor het zaaizaad is hoog. Op dit moment kan de markt voor vlasvezel een uit breiding van het areaal niet opnemen. De rassen Ariane en Belinka zijn het meest geteeld. Door een matige lintkwaliteit liep het areaal Viking in het Zuidwesten iets terug en zijn Regina, Natasja en Saskia minder van betekenis geworden. Marina en Laura zijn veelbelovende nieuwe rassen. Er komen geen nieuwe ras sen beschikbaar in 1991. In de tabellen 1 en 2 zijn de meerja rige gegevens vermeld van het ras- senonderzoek (gemiddeld 1984 t/m 1989). Een juiste stikstofgift op vlas is zeer belangrijk voor de kg-opbrengst en de kwaliteit. De hoeveelheid is o.a. afhankelijk van de struktuur- toestand en de bodemvruchtbaar heid, de voorvrucht, het ras en vooral het weer. Een belangrijk hulp middel om de juiste stikstofgift be ter te kunnen bepalen is het N-mineraal onderzoek in het bo demprofiel. De beste tijd voor dit onderzoek is februari. De stikstofbe hoefte is ook per ras verschillend. Wanneer de bodemvoorraad in de laag 0-60 cm bekend is, kan men de stikstofgift voor de rassen bereke nen volgens onderstaand advies: Regina/ Saskia, Ariane en Marina: N-gift per ha 65 a 75 kg N - bo- demvooraad. Natasja, Belinka, Viking en Laura: N- gift per ha 75 85 kg N - bodem- voorraad. Bij een grote bodemvoorraad dient men bij deze berekening uit te gaan van het hoogste getal, bij lage bo demvoorraden uitgaan van het laagste getal. Ook de ervaring van de teler speelt een rol bij de vaststel ling van de stikstofgift. ing. J. Salomons, Bedrijfsdeskundige DLV-Akkerbouw Goes Tabel 1 Ras opbrengsten aan: lint lint stro lint zaad gehalte kwaliteit Ariane 104 109 81 106 99 Belinka 99 92 111 93 101 Regina 97 91 106 94 102 Viking 96 108 93 113 95 Marina 100 98 104 97 100 Laura 104 102 105 97 103 Vanuit deze zienswijze zijn ook de oudere olieproducerende gewassen de afgelopen jaren nog eens kritisch bekeken. Daarbij bleek dat Europa het afgelopen decennium voor het overgrote deel afhankelijk is ge weest van derde landen met betrek king tot de lijnoliekonsumptie. Ook op dit moment is de zelfvoorzie ningsgraad voor lijnolie in de EG nog erg laag (ca. 25%). Vanuit dat perspektief is er dus ruimte en markt voor Europese produktie van lijnzaad. Teeltproef Mede vanuit deze zienswijze is in 1990 een teeltproef olievlas opgezet door Cebeco Handelsraad in samen werking met de regionale koöpera- ties. In totaal is op zeven percelen (ca. 20 ha) de teelt nader onder zocht. De percelen zijn hierbij zo ge kozen dat op de meeste grondsoorten (zand-, dal- en klei gronden) de teelt uitgevoerd kon worden. Naast deze praktijktoetsing heeft het PAGV in een flink aantal proeven de belangrijkste teelttechnische za ken onderzocht. De eerste voorzich tige konklusies luiden als volgt: In de teelttechniek lijken een aan tal aspekten zoals standdichtheid, bemesting en gewasbescherming al enige duidelijkheid te geven. Nader onderzoek is echter beslist noodza kelijk. Voor bovengenoemde aspek ten is een verantwoorde teelt nu al wel mogelijk. Wat de oogsttechniek betreft is er duidelijk meer ervaring nodig om een duidelijk oogstadvies te kunnen geven. In het mooie jaar 1990 heb ben alle oogstsystemen bewezen een redelijk zekere oogstmethode te zijn. Met name de arenstripper van Loonbedrijf Breure uit de Hoeksche Waard heeft mooi oogstwerk laten zien. Toch is duidelijk dat het oogstrisiko ten opzichte van bijvoor beeld de granen groter is. Aanvul lende ervaring en onderzoek is nodig om voor alle omstandigheden een oogstzeker oogstsysteem te hebben. De opbrengsten lagen in 1990 op een zodanig niveau (ca. 2300 kg/ha) dat saldo-technisch het ge was olievlas kan konkurreren.. met o.a. de granen. Wel is het zo dat de verschillen tussen de percelen nog De arenstripper van loonbedrijf Breure aan het werk op het praktijkperceel van gebr. Klompe in Oud- Beijerland. erg groot waren (van 1500 tot 3000 kg/ha). Verder moeten we 1990 aanmerken als een goed olievlas-jaar. Vanuit de voorgaande konklusies zal voor 1991 de praktijktoetsing op wat grotere schaal worden voortge zet. Hierbij zullen de regionale koö- peraties die het afgelopen jaar hebben meegedaan wederom een beperkt areaal uitgeven. Primair doel hierbij is om nog enkele belang rijke teeltzaken verder te bestude ren. Voor het zuid-westelijke zeekleigebied zal met name Cebeco Zuid West de praktijktoetsing uit voeren. Daarnaast zal ook het teelt- onderzoek door het PAGV uitgebreid worden. Alternatief De eindkonklusie van het onderzoek tot nu toe is dat olievlas wel degelijk een alternatief kan zijn binnen het bouwplan van de Nederlandse ak kerbouwer. De ervaringen en op brengsten tot nu toe geven dit duidelijk aan. Ook duidelijk is dat we 1991 nog nodig hebben om enkele belangrijke teelt- en oogsttechni- sche zaken verder uit te zoeken. Vandaar dat in 1991 een uitgebrei dere praktijktoetsing wordt opge zet. Naar aanleiding van de resultaten van het komende teelt seizoen kan dan worden gezegd of olievlas een vaste plaats in het Ne derlandse bouwplan verdiend. Ing. C.M.A. Nijenhuis Cebeco Handelsraad, Afd. Akker- en Weidebouw 1988 1987 3669 3342 3776 3468 4458 4138 Dit vlas is in één werkgang getrokken en gebonden. Hier worden de strangen aan stukken gezet door de heer F. Mangnus uit Heikant. Tabel 2 Enkele raseigenschappen bij vlas: Ras lengte stevig veer vroeg resistentie tegen: heid kracht rijpheid Fusarium brand Ariane 8 7.5 8.5 5.5 7 3 Belinka 7 8 8 7.5 5 8 Regina 7.5 6 8 7.5 3 5 Viking 6.5 8 7.5 7.5 8 4 Marina 7 7.5 8 6.5 8 6 Laura 6.5 9 8 6.5 8 8 Voor aanvullende informatie over de rassen wordt verwezen naar de 66e Beschrijvende Rassenlijst voor Landbouwgewassen 1991. 1989 4101 4319 5258 1990 4115 4350 5520 Oppervlakte vlas in ha Zeeland Zuidwestelijk kleigebied Nederland

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1991 | | pagina 22