Grote inspanningen veehouderij noodzakelijk
Landbouwvoorlichting
Plan van Aanpak beperking Ammoniakemissie
Subsidiemogelijkheden
Voorlichting
Verwarming van stallen
De verzuring in Nederland wordt voor ca. 30% veroorzaakt door de
ammoniak. Daarvoor is de veehouderij grotendeels verantwoorde
lijk. De veehouderij moet de ammoniakuitstoot binnen 10 jaar met
70% terugbrengen. Ingrijpende maatregelen zijn nodig op het ge
bied van mestaanwending, huisvesting, mestopslag, veevoeding,
bewerking en verwerking van mest en de mineralenboekhouding.
Vooral veehouders moeten hiervoor grote investeringen doen.
Bestrijding verzuring
Verzuring van het milieu geeft scha
de aan o.a. de natuur, de landbouw,
en gebouwen. Denk bijvoorbeeld
aan vergrassing van de heidevelden,
verminderde vitaliteit van de bossen
en een lagere opbrengst van de
land- en tuinbouwgewassen. Deze
schade ontstaat door het neerslaan
van verzurende stoffen als zwaveldi
oxide, stikstofoxide en ammoniak
uit de lucht. De industrie, het ver
keer, de huishoudens en de land
bouw hebben ieder een aandeel in
de verzuring doordat zij deze veront
reinigde stoffen via allerlei proces
sen uitstoten in de lucht. Verder is
een gedeelte van de verzurende
stoffen afkomstig van het buiten
land (zie tabel 1).
Van de ammoniak die in Nederland
wordt uitgestoten, is 90% afkom
stig van de landbouw, m.n. de vee
houderij. Vanuit het buitenland komt
naar verhouding weinig ammoniak
(ca. 29%).
Om de verzuring te bestrijden zijn
voor de verschillende verzurende
stoffen doelstellingen geformuleerd
voor het jaar 2000 en tussen
doelstellingen voor het jaar 1994.
Alle inspanningen zijn er op gericht
de uitstoot (emissie) van ammoniak
in het jaar 2000 met 70% te ver
minderen ten opzichte van 1980.
Wat betreft ammoniak lijkt een ver
mindering van de uitstoot met 50%
in elk geval mogelijk. Voor 1994
geldt als doelstelling 30% vermin
dering van de ammoniakuitstoot ten
opzichte van 1980. Hoe dit moet
gebeuren staat in het Plan van Aan
pak beperking Ammoniakemissie.
Objektgericht beleid
Verder is er nog aanvullend beleid.
Een voorbeeld is het zogenaamd ob
jektgericht beleid. Hiermee wordt
beoogd waardevolle bossen en na
tuurterreinen te beschermen tegen
hoge pieken van ammoniakdeposi-
tie (neerslag), afkomstig van vee
houderijbedrijven. Bestrijding van
hoge ammoniakneerslagpieken is
mogelijk door op de veehouderijbe
drijven emissiebeperkende maatre
gelen te nemen. Verder behoort
verplaatsing en bedrijfsbeëindiging
ook tot de mogelijkheden. Voor ob
jektgericht beleid is een overheids
bijdrage beschikbaar.
Richtlijn Ammoniak en Veehouderij
Bij de beoordeling van de aanvraag
voor een hinderwetvergunning
wordt rekening gehouden met het
effekt van het bedrijf op de omge
ving. Als in de buurt van het vee
houderijbedrijf verzuringsgevoelige
gebieden liggen dan kan het bedrijf
niet onbeperkt uitbreiden. Bij een
dergelijk gebied moet de aanvraag
voor een hinderwetvergunning na
melijk getoetst worden aan de richt
lijn Ammoniak en Veehouderij (de
zgn. Ecologische richtlijn). Hierin is
een toetsingsmethode opgenomen
voor het al dan niet toelaatbaar zijn
van de ammoniakbelasting vanuit
een veehouderijbedrijf. Deze richtlijn
is geëvalueerd en wordt in gewijzig
de vorm opnieuw uitgebracht.
Plan van Aanpak
Om tot 50 a 70% vermindering van
de ammoniakemissie te komen in
het jaar 2000 hebben de ministeries
van LNV en VROM een Plan van
Aanpak beperking Ammoniakemis
sie opgesteld. Het Plan bevat een
opsomming van maatregelen op het
gebied van: de mestaanwending, de
huisvesting, de mestopslag, de vee
voeding, de mestbe- en verwerking,
de mineralenboekhouding.
In dit plan staat verder op welke van
de bovengenoemde deelterreinen
nog extra onderzoek en voorlichting
gewenst is.
Vanaf dit moment zult u een aantal
van deze maatregelen op uw bedrijf
moeten nemen. Voor sommige
maatregelen zijn gedurende enkele
jaren subsidiemogelijkheden aanwe
zig. Probeer hier gebruik van te ma
ken. Het plan kent een tweetal
perioden waarbinnen de maatrege
len gefaseerd worden ingevoerd. De
eerste periode loopt van 1 januari
1991 tot 1 januari 1994. De begin
datum sluit aan bij het ingaan van
de tweede fase van de mestregelge-
ving. Op 1 januari 1994 moet de
ammoniakemissie met 30% vermin
derd zijn. De tweede periode loopt
van 1 januari 1994 tot 2000. In
2000 moet op het individuele be
drijf gemiddeld 70% van de ammo
niakemissie gereduceerd zijn.
Tussentijds kan het ammoniakbeleid
op basis van evaluaties of nieuwe
ontwikkelingen bijgesteld worden.
In 1992 is er een eerste evaluatie
van het ammoniakbeleid.
Mestaanwending
Emissiearme mestaanwending
wordt in 1991 verplicht op grasland
in een deel van het zand-, dal- en
lössgebied van 1 maart tot 15 juni.
In 1992 zal bovenstaande regelge
ving gaan gelden voor het gehele
graslandareaal in het zand-, dal- en
lössgebied van 1 januari tot 15 juni.
Dit geldt voor wat betreft grasland
niet voor de vaste mest, daar de
technische mogelijkheden hiervoor
nog niet aanwezig zijn.
Vanaf 1 januari 1994 zal op het
graslandareaal in de klei- en veenge
bieden ook het emissiearm aanwen
den van dierlijke mest tot 15 juni
verplicht zijn. Per 1 januari 1995, bij
de ingang van derde fase van de
mestregelgeving, geldt voor alle
grondsoorten gedurende het gehele
Door middel van de Struktuur-
verbeteringsregeling en de Na
tionale Complementaire
Regeling, die thans gelden, zijn
in het kader van
ammoniakemissie-beperkende
maatregelen de volgende subsi
diemogelijkheden beschikbaar:
mestinjektie- en zodebe-
mestingsapparatuur
overkapping mestsilo's
krachtvoerdoseerapparatuur
extra voersilo's ten behoeve
van meerfasevoedering bij pluim
vee en varkens
drinkwatervoorziening voor
watervermorsing
ventilatietunneldroogsyste-
men bij leghanen.
mestbanden voor geforceerde
mestdroging bij leghennen
Indien de komende jaren praktijk-
rijpe emissie-arme huis
vestingssystemen beschikbaar
komen, zullen zij ook op de lijst
van milieuinvesteringen worden
opgenomen.
Voor meer informatie kunt u te
recht bij de Distriktsbureauhou-
der (DBH) in uw regio.
Dit is het tweede artikel in het
kader van het Voorlichtingspro-
jekt over de Mest- en Ammoni-
akmaatregelen 1991 (MAM 91).
Het eerste artikel stond in het
ZLM-blad van 21 december jl.
Het volgende artikel zal gaan
over de Algemene Maatregel van
Bestuur (AMvB) inzake Mest-
bassins. De voorlichting wordt
verzorgd door een projektteam,
waarin de Dienst Landbouw
voorlichting, de Consulent
schappen voor de Landbouw en
de Informatie- en Kenniscentra
Veehouderij en Akker- en Tuin
bouw vertegenwoordigd zijn.
Per 1994 moet bij nieuwbouw of renovatie van stallen voldaan wor
den aan maximale ammoniak-emissiefaktoren per dierplaats. Voor
bestaande sta/systemen geldt een overgangsperiode tot het jaar
2005. Voor deze maatregelen gelden wel voorwaarden, onder andere
dat het onderzoek in 1994 praktijkrijpe systemen heeft opgeleverd.
jaar dat op grasland de dierlijke
mest met emissie-arme technieken
aangewend moeten worden. Per 1
maart 1991 moet op alle bouw- en
maisland in het gehele land de dier
lijke mest (zowel dunne als vaste
mest) gelijktijdig of direkt na het
aanwenden in maximaal twee
opeenvolgende werkgangen wor
den ondergewerkt.
Huisvesting
In de periode 1991-1994 wordt door
middel van onderzoek, voorlichting
en subsidiëring de ontwikkeling en
introduktie van emissie-arme stal-
systemen gestimuleerd. Per 1994
moet u bij nieuwbouw of renovatie
van de stal voldoen aan maximale
ammoniakemissie faktoren per dier
plaats (Deze worden vastgelegd in
een AMvB (Algemene Maatregel
van Bestuur) "Huisvesting Veehou
derij" in het kader van de Hinder
wet). Voor bestaande stalsystemen
geldt een overgangsperiode van 10
jaar zodat na 2005 alle stalsyste
men moeten voldoen aan die
emissie-eisen per dierplaats. Het
één en ander geldt alleen als het on
derzoek in 1994 praktijkrijpe syste
men heeft opgeleverd en als er bij
de evaluatie van het ammoniakbe
leid in 1992 geen andere instrumen
ten blijken te zijn om emissiearme
stalsystemen in te voeren.
Mestopslag
Met ingang van 1 januari 1992
moeten alle mestbassins die na 1
juni 1987 gebouwd zijn, worden af
gedekt volgens de bepalingen die in
de AMvB "Besluit Mestbassins Hin
derwet" zijn opgenomen. Voor het
afdekken van bestaande en nieuwe
mestbassins zijn subsidiemogelijk
heden aanwezig tot 1995. Per 1 ja
nuari 1995 moeten ook
mestbassins die voor 1 juni 1987
gebouwd zijn, worden afgedekt. Dit
geldt niet voor rundveemestbassins.
Deze moeten pas per 1 januari
2000 afgedekt zijn (zie tabel 2).
Veevoeding
Op het gebied van veevoeding wor
den onderzoek en voorlichting
voortgezet om de hoeveelheid en de
samenstelling van het voer zoveel
mogelijk af te stemmen op de be
hoefte van de dieren. Voor de
grondgebonden veehouderij is op de
aanschaf van krachtvoerdoseerap
paratuur subsidie mogelijk. Voor de
niet grondgebonden veehouderij
wordt de introduktie van een meer-
fasenvoederingsysteem gestimu
leerd door het subsidiëren van de
aanschaf van extra voersilo's en de
noodzakelijke voederdoseerappa-
ratuur.
Mestbe- en verwerking
De grootschalige mestverwerking
levert een bijdrage aan de verminde
ring van de ammoniakuitstoot. In
dien de dierlijke mest grootschalig
wordt verwerkt dan vervalt de am
moniakemissie bij het uitrijden. Voor
pluimveemest is een bijdragerege
ling voor het oprichten van opslag,
overslag en centrale nadroogvoor-
zieningen van kracht. Voor 1 januari
1991 worden ammoniakemissie-
eisen vastgesteld voor mestbe- en
verwerkingsinrichtingen.
Mineralenboekhouding
Tot 1994 wordt aan de hand van
onderzoek, voorlichting en onder
wijs het gebruik van mineralenboek-
houdingen op de bedrijven
gestimuleerd en verder ontwikkeld.
De Dienst Landbouwvoorlichting is
in het najaar 1990 begonnen met
het begeleiden van studieclubs mi
neralenboekhouding in de rundvee
houderij. Dergelijke initiatieven
worden later ook voor de varkens-
en pluimveehouderij genomen. Als
uit de praktijk en na onderzoek blijkt
dat de mineralenboekhouding bruik
baar is om mineralenemissies be
trouwbaar vast te leggen en te
reguleren dan zal deze in 1994 ver
plicht worden. Er vindt dan afstem
ming plaats met de huidige
mestboekhouding.
Tot slot
De volgorde waarin de uitvoering
van de verschillende maatregelen
op uw bedrijf plaatsvindt, is belang
rijk. Maatregelen op het gebied van
huisvesting en mestopslag zijn al-'
leen dan zinvol wanneer eerst maat
regelen getroffen worden op het
gebied van mestuitrijden en/of
mestverwerking. Hierdoor wordt
voorkomen dat de ammoniak
uitstoot die u beperkt bij de
mestopslag of huisvesting alsnog
vrijkomt bij de mestaanwending.
Daarnaast zijn emissiebeperkende
maatregelen op het gebied van
mestaanwending goedkoper en ge
ven snel een sterkere vermindering
van de ammoniakuitstoot dan maat
regelen bij huisvesting.
In de periode 1991-1994 moeten
veehouders investeren in extra
mestopslagcapaciteit, het afdekken
van mestbassins, de
mestaanwendings- en veevoederdo-
seerapparatuur. Voor de periode
1995 tot 2000 zijn op bedrijfsni
veau vooral investeringen nodig in
de emissie-arme huisvestingssyste
men. Uit berekeningen van het
Landbouw Ekonomisch Instituut
blijkt onder andere dat de voorgeno
men maatregelen in het Plan van
Aanpak in het jaar 2000 naar ver
wachting een reduktie van de am
moniakemissie van circa 65%
geven ten opzichte van 1980. Hier
mee lijkt de landelijke doelstelling
van 50-70% reduktie van de am
moniakemissie in het jaar 2000
haalbaar.
Informatie is verkrijgbaar bij de Con
sulentschappen voor de Landbouw
(CL), de Dienst Landbouwvoorlich
ting (DLV) en de Informatie- en Ken
niscentra (IKC).
Tabel 1: Aandeel van de verschillende stoffen in de verzuring (in op ba
sis van de huidige inzichten.
totaal aandeel
verzuring
afkomstig uit
Nederland
afkomstig uit
buitenland
zwaveldioxide
40
8
32
stikstofoxide
32
11
21
ammoniak
28
20
8
totaal
100
39
61
Tabel 2: Tijdstip waarop mestbassins afgedekt moeten zijn
niet
rundvee rundvee
mestbassins mestbassins
na 1 juni 1987 gebouwd
voor 1 juni 1987 gebouwd
1992
1995
1992
2000
Verwarming van de stal kan in de
winter belangrijk zijn. In de moderne
melkveehouderij is dat echter min
der eenvoudig dan vroeger in de
grupstal. Met gas- en oliegestookte
apparaten ontstaan rookgassen en
brandgevaar. Deze problemen kun
nen worden ondervangen met ven
tilatorkachels en
heteluchtkanonnen.
Elektroheaters zijn schoon, veilig en
onderhoudsvrij, ze verbruiken geen
zuurstof waardoor ze bruikbaar zijn
in afgesloten ruimtes. Ze hebben
een lange levensduur en zijn overal
inzetbaar waar stroom voorhanden
is. Nadelen zijn de zware belasting
van het net en de beperkte capa
citeit.